Debat over toegang tot advocaat in strafprocedure



De Eerste Kamer heeft dinsdag 15 november 2016 gedebatteerd met de minister van Veiligheid en Justitie over twee wetsvoorstellen:

Deze wetsvoorstellen implementeren een EU-richtlijn over het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures in het Wetboek van Strafvordering. De EU-richtlijn beoogt een gelijkwaardig niveau van rechtsbescherming van verdachten in de lidstaten van de Europese Unie te bevorderen. De wetsvoorstellen bevatten bepalingen over de rol van de raadsman, de weergave van het verhoor van de verdachte en de dwangmiddelen aanhouding, ophouden voor onderzoek en inverzekeringstelling. In het debat werd vooral gesproken over de rol van de advocaat tijdens het politieverhoor, de vergoedingen voor verhoorbijstand en de implementatie van de EU-richtlijn. Aan het einde van het debat werden beide wetsvoorstellen aanvaard.

Waarheidsvinding

Senator Wezel (SP) betoogde in het debat dat het belangrijk is voor de waarheidsvinding dat een advocaat vragen kan stellen aan de verdachte tijdens het politieverhoor. Als daarmee in een vroeg stadium ontlastend bewijs kan worden verzameld, kan dit een onnodig verhoor bij de rechter commissaris voorkomen. Wezel vroeg of dit ook in de toekomst mogelijk blijft. Ook vroeg de senator in welke gevallen de kosten voor verhoorbijstand worden verhaald op de verdachte en welke invloed dit heeft op diens resocialisatieproces. Tot slot betoogde de senator dat het opheffen van de advocatenbijstand voor minderjarigen er toe leidt dat zij een onjuiste inschatting maken van de gevolgen van het accepteren van een taakstraf. Wezel vroeg of de minister verhoorbijstand wil toekennen aan minderjarigen die een taakstrafaanbod krijgen.  

Interpretatie van de EU-richtlijn

Senator Strik (GroenLinks) gaf in het debat aan dat zij juridische ondersteuning van de verdachte toejuicht omdat dit de waarheidsvinding dient. De senator haalde aan dat de verhoorbijstand al jaren bediscussieerd wordt. Strik vroeg of deze wetsvoorstellen alleen de jurisprudentie van het EHRM (Europees Hof voor de Rechten van de Mens) implementeren of dat er ook regels worden overgenomen uit de EU-richtlijn. Deze richtlijn biedt immers meer bescherming dan het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens). De senator vroeg of de minister erkent dat de richtlijn alleen tot verhoging van de normen mag worden toegepast en dat het doel van de richtlijn niet mag worden ondermijnd door nationale regels. De rol van de advocaat in een verhoor moet volgens de senator worden vastgelegd in algemene, transparante regels. Daarnaast moet er ruimte zijn voor de rechter om zelf in te schatten of de advocaat zich tijdens het verhoor aan deze regels houdt. Over de vergoeding van advocaten merkte de senator op dat de gereserveerde budgetten onvoldoende zijn. Strik vroeg de minister om de vergoedingen aan te passen aan het noodzakelijke niveau.

Het recht op verhoorbijstand

Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) betoogde dat het recht op verhoorbijstand in maart 2016 al is ingevoerd, maar toch wettelijk moet worden vastgelegd. Deze invoering is immers tot op heden nog niet naar tevredenheid verlopen. De minister gaf aan dat de regels over de rol van de advocaat tijdens een politieverhoor slechts minimumnormen zijn en in de praktijk per geval verschillend worden geïnterpreteerd. In elk geval moet de rechercheur leidend zijn. Verder gaf de minister aan dat niet is onderzocht welk effect het  verhalen van de kosten voor verhoorbijstand heeft op de resocialisatie van de verdachte. De minister verwacht niet dat dit een negatief effect zal hebben.

Verder stelde de minister dat er waarborgen zijn voor een evenwichtige benadering van minderjarige verdachten in het strafprocesrecht. Het opwerpen van een drempel voor rechtsbijstand past binnen de bestaande systematiek. Bij ernstige misdrijven is er rechtsbijstand beschikbaar; voor alle andere gevallen is dit volgens de minister niet nodig. Zij kunnen zich desgewenst door een wettelijke vertegenwoordiger of door hun ouders laten bijstaan. Verder merkte de minister op dat bijstand van een piketadvocaat nooit worden verhaald op verdachten.

Over de EU-richtlijn merkte de minister op dat deze ruimer is dat de EVRM. De beide wetsvoorstellen houden dus een ruimere norm in dan de uitspraak van de Hoge Raad van december 2015. Door deze twee wetsvoorstellen aan te nemen wordt een inbreukprocedure van de Europese Commissie voorkomen. De naleving van de richtlijn zal binnen drie jaar worden geëvalueerd.

Verder stelde de minister dat de vergoedingen voor verhoorbijstand in lijn zijn met de inspanning die advocaten hiervoor leveren. De minister ziet geen reden om het huidige forfaitaire stelsel te veranderen. Dit houdt in dat advocaten een vaste vergoeding krijgen, die soms te hoog en soms te laag is maar over het algemeen voldoende is. 


Deel dit item: