Plenair Kox bij voortzetting behandeling BW/Algemene wet gelijke behandeling



Verslag van de vergadering van 27 mei 2014 (2013/2014 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.47 uur


De heer Kox i (SP):

Voorzitter. Het is fijn dat u mij toestaat om hier kort in te vallen. In het kader van de solidariteit steekt mijn fractiegenoot Vliegenthart samen met collega Van Boxtel het lokale bestuur van Amsterdam een helpende hand toe. Wij zullen straks zien waartoe dat leidt.

Ik dank de initiatiefnemers voor hun reactie. Ik complimenteer mevrouw Dijkstra met haar fijne maidenspeech, hoewel dat hier niet zo heet als je aan die kant van de tafel zit, maar ik zie het toch zo. Het was ook fijn om het vertrouwde geluid van Gerard Schouw te horen. Hij licht de dingen altijd zakelijk en punctueel toe, maar is dan toch in staat om er nog zinnen tussendoor te vlechten zoals: dit laat ik aan de minister over die met zijn apparaat handen en voeten aan de kwestie zal geven. Ik zag de minister toen kijken alsof hij dacht: dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Dat kan gebeuren.

In het kader van de puntjes op de i zetten, maak ik de volgende opmerking. De initiatiefnemers en de Kamer spreken voortdurend over de initiatiefnemers en hun wetsvoorstel. Het wetsvoorstel is natuurlijk hun intellectuele eigendom, zouden wij kunnen zeggen, maar het is inmiddels gepromoveerd tot een voorstel van de Tweede Kamer. Dat geeft er nog extra gewicht aan. Desalniettemin is het fijn om de indieners hier te zien. De laatste tijd zijn er namelijk nogal veel wisselingen geweest. Daardoor bleek het vaak te gaan om initiatiefnemers van de derde generatie. De heer Schouw en mevrouw Dijkstra zijn echter gewoon de originele indieners.

Als altijd legt dit een zware verantwoordelijkheid op de Eerste Kamer. Die kan per slot van rekening alleen maar ja of nee zeggen. De weging is altijd enerzijds politiek en anderzijds technisch. Wat is het nut? Wat is de kwaliteit? Wat is de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid? In dit geval denk ik dat wij het er bijna over eens zijn dat de tweede categorie hier niet echt aan bod komt. Hooguit zou je kunnen zeggen dat sommige collega's zich tijdens hun betoog afgevraagd hebben wat nu het nut is van dit wetsvoorstel. Mevrouw Van Bijsterveld heeft zich afgevraagd of wij dit nu echt moeten gaan regelen. De discussie focust zich op de politieke weging. Ik ben blij dat het gaat zoals het gegaan is. Het gaat zuiver en zakelijk. Wat dat betreft is het geen confronterend debat. Het ligt in de lijn van het wetsvoorstel over het schrappen van het verbod op godslastering waar Gerard Schouw ook bij betrokken was. Het is heel goed dat wij daar zo over kunnen spreken.

Dit gaat over een serieus probleem voor de betrokkenen. De betrokkenen zijn de betreffende ambtenaren die naar eer en geweten hun ambt willen uitoefenen, maar die met hun geweten in de knoop komen als ze iets moeten doen wat ze eigenlijk niet voor hun rekening kunnen nemen. Ik wil ook de andere kant benadrukken. Mensen die willen trouwen, zouden zich in ons land geen zorgen moeten maken over de vraag of er misschien mensen zijn die daar ambtelijk een probleem mee hebben. Dat is onplezierig. Je kunt zeggen: dan komt er wel iemand anders, maar ik vind dat mensen die willen trouwen recht hebben op een betrouwbare overheid.

Omdat dit in essentie een politiek afweging is, is een compromis niet goed mogelijk. Dat vind ik in dit geval niet erg. Hier staan twee visies tegenover elkaar. Het is het een of het ander. De initiatiefnemers zijn erin geslaagd om de Tweede Kamer te overtuigen dat het het één moet zijn. Ik hoop dat deze Kamer hen daarin steunt. Het standpunt van mijn fractie is duidelijk.

Ik zeg er nog wel bij dat het niet breder is dan dit. Wij hebben het niet over allerlei andere zaken die ook worden genoemd. Zoals Gerard Schouw heeft gezegd: "Wij zijn niet wetgever voor één dag, maar voor één casus."

Ik vind het belangrijk dat er geen ontslagronde voor ambtenaren komt. Wij gaan niet her en der kijken wie aan de eis voldoet. Dat is niet aan de orde. Dat is absoluut niet nodig.

Daarnaast hebben de initiatiefnemers gezegd, en de minister heeft dat onderschreven, dat mensen mogen denken wat zij willen. Zij mogen zelfs in extremis in de feestrede een beschouwing geven hoe zij er in hun persoonlijk leven tegenover staan; zij mogen alleen niet hun plicht verzaken. Dat staat in het wetsvoorstel en dat is naar mijn mening uitermate goed.

Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Het is heel goed dat er in de afgelopen periode een ontwikkeling is geweest waardoor homo's die nog niet zo lang geleden in rare categorieën werden geplaatst — de minister sprak over drinkebroers en vreemdgangers — nu als gewone mensen worden beschouwd. Gewone homo's denken er ook zo over. Wij hebben allemaal gelijk hoewel ik wel een enkele vreemdgaande homo ken en een enkele iets te veel drinkende homo, maar dat zegt niets over het geheel.