Plenair Thom de Graaf bij voortzetting behandeling BW/Algemene wet gelijke behandeling



Verslag van de vergadering van 27 mei 2014 (2013/2014 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.05 uur


De heer Thom de Graaf i (D66):

Voorzitter, dat is jammer. Ik wilde net vragen of u het niet erg zou vinden als ik er nog een minuutje bij zou smokkelen.

Ik dank de initiatiefnemers zeer voor hun heldere uiteenzetting in eerste termijn. De heer Schouw noemde het een gelegenheidsregerinkje. Uit eerbied voor de Tweede Kamer zou ik echter willen zeggen dat u geen gelegenheidsregerinkje bent, maar heel goede Tweede Kamerleden, omdat u hier staat om dit zo te verdedigen. Dat vind ik nog belangrijker dan de regering, als ik eerlijk ben. Ik dank overigens ook de minister voor zijn bijdrage en zijn beantwoording van de vragen.

Ik denk dat er in dit debat meer helderheid is gekomen over een aantal onderwerpen; dat is belangrijk. Door de verschillende woordvoerders in eerste termijn is ook gezegd dat de motieven van dit wetsvoorstel nog eens goed ontleed werden. Er bleven er maar een paar over die wij in meerderheid in deze Kamer dragen. Die meerderheid is er dan ook, en zij geeft aan dat het niet zozeer gaat om het ambtsgebed of over de scheiding van Kerk en Staat maar wel over het voorkomen van ongelijke behandeling, het voorkomen van discriminatie en het rechtdoen aan de wettelijke plicht om voor eenieder de overheidsdienst van het sluiten van het wettelijk huwelijk mogelijk te maken. Ook een ambtenaar mag daar geen onrechtvaardig onderscheid in maken.

Het is duidelijk geworden dat het hier niemands intentie is om intolerantie te verhevigen of te intensiveren. De hele Kamer heeft de intentie om de tolerantie verder te ontwikkelen, maar wij verschillen inderdaad van mening over de instrumenten waarmee. Sommigen van ons denken dat je het beter niet kunt regelen, want dat is ook een uiting van tolerantie. Anderen zeggen dat er een keer een grens bereikt wordt, omdat het anders een debat blijft en een bevolkingsgroep anders toch het gevoel heeft in zekere zin als tweederangsburgers te functioneren.

Ik herhaal ook dat er geen sprake is van een berufsverbot en ook niet van een verbod op het hebben van een overtuiging. Dat moet hier met kracht worden weersproken. Ik voelde mij zeer aangesproken door hetgeen de heer Kox in zijn termijn hierover zei: het is een weging van belangen en die belangen zijn allemaal op zichzelf te respecteren, maar de wetgever moet er wel een duidelijke, heldere keuze in maken en daar wijs en verstandig mee omgaan. Ik zie dat de initiatiefnemers dat ook doen. Er komt geen ontslagronde, er zijn geen rabiate maatregelen, maar er wordt verstandig en kundig omgegaan met de problematiek.

Ik laat de babs-voor-een-dag zitten. Inmiddels zijn er ook termen gevallen als "serial babs", wat enigszins omineus klinkt. Ik denk dat dit genoegzaam is behandeld.

Bij artikel 5, tweede lid, sub d blijf ik met wat vragen zitten. Er wordt nog snel gesproken over een rechterlijk toetsingsverbod of een inperking van de rechterlijke beoordelingsvrijheid. Dat zie ik eerlijk gezegd niet zo. Als je de gemeenten een bevoegdheid geeft om een gerechtvaardigd onderscheid te maken, wil dat helemaal niet zeggen dat de rechter niet kan toetsen; dat betekent alleen dat de rechter rekening moet houden met de norm die door de wetgever nadrukkelijk is gesteld. Ik zie het probleem niet, maar dat kan aan mij liggen.

Toen mevrouw Van Bijsterveld sprak over de ceremoniële functie van het burgerlijk huwelijk, moest ik terugdenken aan mijn eigen wettelijk huwelijk. Heel lang geleden, toen ik voor de wet trouwde en vier dagen daarna voor de kerk, vroeg ik met zoveel woorden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand om het te laten bij de wettelijke handeling omdat ik de festiviteiten en de preken et cetera had gereserveerd voor vier dagen later. Maar nadat de betrokken ambtenaar het wettelijk huwelijk had gesloten, zei zij: dames en heren, de bruidegom had mij nog zo gevraagd om hier geen preek te houden, maar dat moet je eigenlijk niet aan een ambtenaar van de burgerlijke stand vragen. Vervolgens sprak zij toch een kwartier lang over de zegeningen van het huwelijk. Dat was misschien een iets minder gelukkig voorbeeld. Ik hoop dat iedereen die een wettelijk huwelijk sluit en dat graag met festiviteiten omringt, de ambtenaar krijgt die daar ook een mooie dag van maakt, maar het moet ook weer niet betekenen dat er een soort vermenging plaatsvindt tussen functies die niet per se bij de overheid thuishoren.