Plenair Terpstra bij voortzetting behandeling Wet opheffing bedrijfslichamen



Verslag van de vergadering van 9 december 2014 (2014/2015 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.59 uur


De heer Terpstra i (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris graag voor alle gegeven antwoorden. Ik bied de staatssecretaris mijn welgemeende verontschuldigingen aan voor het feit dat ik haar geen vragen had gesteld. Op landbouwgebied werkt het CDA in het belang van de landbouwsector zo nauw samen met de regeringspartijen dat wij zelfs de vragen onderling hebben verdeeld.

De heer Schaap deelde mee in zijn interessante betoog dat hij de PBO nooit zou hebben opgericht. Wij als CDA zouden als variant op dit gezegde nooit de PBO willen afschaffen, maar deze strijd is gestreden ...

De voorzitter:

Mag ik de leden vragen om stil te zijn en op te letten? Wat de heer Terpstra te melden heeft, is gewichtige taal.

De heer Terpstra (CDA):

Dat is zeker de moeite waard. Hartelijk dank, voorzitter.

Wij als CDA zouden de PBO nooit willen afschaffen, maar deze strijd is gestreden en verloren. Daar ben ik gisteravond uitgebreid op ingegaan. De PBO is niet meer en het wetsvoorstel stelt dit nu bij wet achteraf vast. Wij beschouwen dit als een soort overlijdensakte.

Het wetsvoorstel regelt ook de opbouw van het nieuwe systeem, een soort nieuwe woning voor de hele agrarische sector. Daarop wil ik mij nu samen met de regeringsfracties en misschien ook met anderen richten. Over het een-op-een overnemen van de taken door het Rijk heeft de minister in zijn eerste termijn gezegd dat dat zo veel mogelijk is gebeurd. In de tweede termijn zou de minister nog verder ingaan op mijn vraag over het begrip "zo veel mogelijk". Zijn er sectoren die tussen de wal en het schip kunnen raken?

Het tweede punt was het algemeen verbindend verklaren van afspraken van branche- en productorganisaties. Ik dank de minister omdat hij geen aanvullingen voorstelt op het gebied van de normen en waarden boven op de EU-normen met uitzondering van twee punten, namelijk de taken die het Rijk beter zelf zou kunnen doen en de discussie over de vrijheid van de ondernemingen. Dat laatste punt is naar onze mening inherent aan het avv-beleid, omdat in het avv-beleid altijd wordt uitgegaan van de meerderheid van de sector. Dat geldt ook voor de cao's. In de Wet op de cao is geregeld dat er bepaalde meerderheden van werkgevers en werknemers zouden moeten zijn. De heer Van Beek van de PVV is tegen deze EU-normering, maar stelt voor de Nederlandse bedrijven hogere eisen voor in het nadeel van de sector zelf. Dat vinden wij eigenlijk ongewenst. Het enige pluspunt in het standpunt van de PVV, zo zou je kunnen zeggen, is dat men opkomt voor minderheden in de sector. Dat is niet altijd het geval.

Wat innovatie betreft, gaan wij ervan uit dat de minister erin slaagt de innovatieve kracht van de sector overeind te houden.

Voor alle drie de punten hechten wij zeer aan een rapportage van de minister voor de zomer over de stand van zaken, met name op het gebied van de branche- en productorganisaties, de normen met het avv-beleid en de vraag of de innovatieve kracht van Nederland is behouden, ook in de nieuwe structuur.