Plenair De Boer bij behandeling Belastingplan 2015



Verslag van de vergadering van 15 december 2014 (2014/2015 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.22 uur


Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Voorzitter. Het Belastingplan 2015 is een tamelijk beleidsarm belastingplan. Dat is al eerder gezegd. Geen grote beleidswijzigingen of verschuivingen maar een beperkt aantal maatregelen, met voor zover het ernaar uitziet beperkte inkomenseffecten, hoewel deze natuurlijk voor de mensen om wie het gaat alsnog ingrijpend kunnen zijn.

Het debat over een dergelijk beleidsarm belastingplan kun je op verschillende manieren voeren. Je kunt in detail de maatregelen bespreken die er wel in zitten, of je kunt het hebben over het feit dat het plan zo beleidsarm is, terwijl de noodzaak tot een herziening van ons belastingstelsel breed wordt gevoeld. Het eerste draagt het risico in zich dat je in technische discussies verzeilt raakt; voor het tweede is het wel nodig dat je gesprekspartner ook verder wil kijken dan dit Belastingplan zelf. Dat is hier maar in zeer beperkte mate het geval, getuige de antwoorden op de schriftelijke vragen.

Toch zal ik het allebei een beetje doen. In het kader van de aanstaande belastingherziening zal ik iets zeggen over de belasting op vermogen en de fiscale vergroening, en ik zal iets meer in detail ingaan op de energiebelasting zoals die in het Belastingplan zit.

Zoals ik al zei: vriend en vijand zijn het erover eens dat er een belastingherziening moet komen. Ook lijkt er consensus over te zijn dat arbeid minder belast moet worden. Maar daar houdt de eensgezindheid wel op, niet op de laatste plaats binnen de huidige coalitie van PvdA en VVD. Moet vermogen zwaarder belast worden en zo ja, hoe dan? Via een zwaardere belasting van de vermogensverwerving of aanwas, via een heffing op het reële rendement? Moet ook hiervoor een progressief stelsel gaan gelden waarbij grote vermogens zwaarder belast worden? En hoe zit het eigenlijk met de vermogens van ondernemingen? Moet Nederland verdergaande maatregelen nemen om belastingontwijking tegen te gaan en ervoor te zorgen dat ook multinationals reële belasting betalen? Moeten fiscale maatregelen verder bijdragen aan de verduurzaming van de economie, en wat betekent dat dan voor de belasting van fossiele brandstoffen versus duurzame energie, en van grootverbruik versus kleinverbruik?

De regering heeft een startnotitie geschreven, zoals ik het maar even noem, en gaat nu op bezoek bij politieke partijen en maatschappelijke organisaties, in de hoop met uitgewerkte plannen te kunnen komen aan het begin van 2015; dat had ik opgeschreven, maar ik vermoed dat dat ergens in 2015 zal worden. Dat is mooi. Participatiepolitiek, polderen, draagvlak, daar is niets mis mee. En het is te hopen dat het het kabinet op basis van alle input wel lukt om met samenhangende plannen te komen die het brede draagvlak hebben dat nodig is om ze door het parlement te loodsen.

Zoals de staatssecretaris inmiddels van Jesse Klaver, mijn collega aan de overkant, zal hebben begrepen, heeft GroenLinks goede ideeën over de herziening van het belastingstelsel. Als het aan GroenLinks ligt, gaan we inderdaad grote vermogens zwaarder belasten en gaan we snel op zoek naar de manier waarop we dat zo goed mogelijk kunnen doen, waarbij we gebruikmaken van de ervaring van anderen. In dat verband vind ik het jammer dat de staatssecretaris onze schriftelijke vraag niet heeft beantwoord om niet alleen te onderzoeken hoe andere landen inkomsten uit vermogen belasten maar ook te kijken of en hoe de aanwas van vermogen zelf wordt belast. Misschien kan de staatssecretaris alsnog de toezegging doen om ook dat punt mee te nemen in zijn onderzoek?

Over het aanpakken van belastingontwijking en het reëel belasten van winsten van multinationals hebben we reeds vele malen de degens gekruist met het kabinet. Dat zullen we blijven doen, want wij vinden het onacceptabel dat grote ondernemingen er met behulp van de Nederlandse fiscus in slagen om vrijwel geen belasting te betalen. En natuurlijk moet de aanpak van belastingontwijking vooral in internationaal verband gebeuren, maar dan verwachten wij wel van dit kabinet dat er daadwerkelijk initiatief wordt getoond, dat plannen worden gesteund en dat actief wordt meegedacht met en binnen de OESO en de EU, zodat wij niet langer signalen krijgen dat Nederland dwarsligt bij de aanpak van belastingontwijking maar juist dat Nederland hierin vooroploopt. Kan de staatssecretaris ons verzekeren van zijn persoonlijke inzet op dat punt?

Dan de fiscale vergroening. Vorige week werd bekend wat we eigenlijk al wisten: Nederland scoort slecht op de Climate Change Performance Index. Collega Van Boxtel zei het ook al. Heel slecht zelfs, want van de EU-landen scoorde alleen Estland nog slechter. Deze slechte performance lijkt echter geen enkel effect te hebben op de duurzaamheidsambities van dit kabinet, dat zich slechts verschuilt achter een energieakkoord waarvan al lang duidelijk is dat het ontoereikend is. Het kabinet predikt in beleidsstukken mooie woorden over groene groei en het toewerken naar een circulaire economie, maar vult deze woorden niet met maatregelen, waarmee die mooie woorden dus loze kreten blijven.

Dat geldt ook voor de fiscale vergroening. De GroenLinksfractie vindt het een gemiste kans dat vergroening en duurzaamheid niet als expliciet doel van de belastingherziening worden genoemd, waar bevordering van werkgelegenheid en economische groei dat wel zijn, naast vereenvoudiging.

Duurzaamheid maakt volgens de regering wel deel uit van de belastingherziening; een van de keuzes betreft immers het verschuiven van belastingdruk van arbeid en ondernemen naar duurzaamheid, maar slechts voor zover het past binnen de overige doelstellingen. Dat betekent dus dat voor dit kabinet vereenvoudiging van de belastingen, werkgelegenheid en economische groei belangrijker zijn dan duurzaamheid.

Volgens ons is dat een kortzichtige keuze. We zullen de omslag moeten maken naar een duurzame, uiteindelijk circulaire economie. Dat gaat niet vanzelf. Als een bepaalde belastingmaatregel daaraan een belangrijke bijdrage kan leveren, zullen we die maatregel moeten overwegen, ook als deze het stelsel misschien niet direct vereenvoudigt. En als we de omslag naar een duurzame samenleving willen maken, is niet alle economische groei gewenste groei. Naar onze overtuiging zou de duurzaamheidsdoelstelling bij de belastingherziening minstens even zwaar moeten tellen als die van werkgelegenheid en economische groei. Pas als dit gelijkwaardige criteria zijn, kan een goede afweging gemaakt worden wat in een specifiek geval het zwaarst moet wegen, of wellicht hoe die doelen elkaar kunnen versterken.

In het antwoord op onze schriftelijke vragen hierover heeft de staatssecretaris gezegd dat het kabinet niet heeft gekozen voor duurzaamheid als hoofddoelstelling omdat bij duurzaamheid de oplossing niet noodzakelijkerwijs gezocht moet worden in de fiscaliteit. Dit overtuigt niet. Ditzelfde geldt immers ook voor werkgelegenheid en economische groei; ook daarvoor moet de oplossing niet noodzakelijkerwijs gezocht worden in de fiscaliteit. Maar het kan wel, en dat geldt ook voor duurzaamheid. Ik vraag de staatssecretaris daarom nogmaals of hij bereid is om bij de belastingherziening duurzaamheid op te nemen als hoofddoelstelling, naast de vereenvoudiging en naast de inhoudelijke criteria werkgelegenheid en economische groei. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.

Ik kom op het punt van de energiebelasting. Zoals bekend, is GroenLinks van oordeel dat juist op het punt van de energiebelasting een omslag gemaakt kan worden richting "de vervuiler betaalt", door veel meer dan nu het geval is de werkelijke vervuiling en de C02-uitstoot te belasten. Dat kan en moet op twee manieren: door energie uit fossiele brandstoffen zwaarder te belasten dan die uit duurzame bronnen en door de enorme belastingvoordelen voor grootverbruikers te verminderen. Het kabinet geeft weliswaar aan ook het uitgangspunt te hanteren dat de vervuiler betaalt, maar het geeft vervolgens zoveel mitsen en maren dat het maar de vraag is of er ooit een wezenlijke stap gezet kan worden naar een evenwichtiger energiebelasting.

De heer Van Strien i (PVV):

Mevrouw De Boer zegt dat zij de voordelen voor grootverbruikers wil afbouwen of verminderen. Bedoelt zij dan dat wij bedrijven die veel energie verbruiken maar gewoon het land uit moeten jagen en diezelfde bedrijven elders in de wereld, maar misschien met veel minder milieurestricties, hun gang moeten laten gaan?

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Wat wij bedoelen is dat wij het energieverbruik reëler willen belasten. Dat kan als consequentie hebben dat bedrijven zich ergens anders gaan vestigen. Dat is hetzelfde als met zaken als kinderarbeid. Wij gaan hier ook geen kinderarbeid toestaan omdat bedrijven anders naar een ander land toe gaan waar dat gebeurt. Je hebt je eigen normen met betrekking tot wat je acceptabel vindt. Wij vinden dat je het gebruik van fossiele energie moet belasten.

De heer Van Strien (PVV):

Ik vind het wel een beetje bizar om hoog energieverbruik met kinderarbeid te vergelijken. Reële prijzen komen op de markt tot stand. Zo simpel is het.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Als het over belasting gaat, niet. Als het over belasting gaat, bepaalt de overheid de prijs.

De heer Van Strien (PVV):

Mijn conclusie is dat GroenLinks zegt: bedrijven die veel energie gebruiken, moeten wij het land uit jagen.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Nee, GroenLinks zegt: bedrijven die veel energie gebruiken, moeten een omslag maken naar een andere energiebron.

Voorzitter, ik ga verder met mijn betoog. Het kabinet geeft weliswaar aan ook het uitgangspunt te hanteren dat de vervuiler betaalt, maar noemt vervolgens zo veel mitsen en maren dat het maar de vraag is of er ooit een wezenlijke stap gezet kan worden naar een evenwichtiger energiebelasting. Een duurzaamheidsdoelstelling in het belastingstelsel zou hierbij naar onze overtuiging kunnen helpen. En natuurlijk is het internationale speelveld van belang, maar dat is niet iets waar je je eindeloos achter kunt verschuilen. Zeker niet als land dat de rijen sluit op de klimaatprestaties. De vraag is helder: wat gaat het kabinet doen om de energiebelasting op zo kort mogelijke termijn zo om te vormen dat de belasting meer dan nu gekoppeld is aan de daadwerkelijke C02 uitstoot? Wat gaat het kabinet doen, zowel op nationaal niveau als in internationaal verband?

Ik wil in dit verband wel opmerken dat mijn fractie blij is met het door het kabinet in de schriftelijke ronde gegeven antwoord dat het niet de expliciete langetermijndoelstelling heeft dat de totale opbrengst van de energiebelasting gelijk moet blijven, want een dergelijke doelstelling zou de combinatie van fiscale bevordering van duurzame energie en een vergroting van het aandeel duurzame energie nogal kunnen belemmeren.

In de schriftelijke vragen en antwoorden heb ik een nogal technische discussie met de staatssecretaris gevoerd over de energiebelasting, en met name de nieuwe vormgeving van artikel 50 en 53 van de Wet belastingen op milieugrondslag, de Wbm. Laat ik beginnen met de opmerking dat we blij zijn met de mogelijkheid dat ook ondernemers die deelnemen aan coöperaties gebruik kunnen maken van belastingvoordelen voor lokaal opgewekte duurzame energie en met de uitbreiding van de vrijstelling voor de opwekking van duurzame energie "achter de meter" voor verhuurders van woningen.

Volgens de staatssecretaris zijn de overige wijzigingen van de regeling vooral technische wijzigingen, die de belasting verleggen van de verbruiker naar de leverancier. Er zou geen sprake zijn van inhoudelijke wijziging van de situaties waarvoor wel of geen vrijstelling geldt. Uit het veld ontvangen wij echter andere signalen. Zo zouden sommige ontzorgconstructies nu nog wel gebruik kunnen maken van de vrijstelling, maar straks niet meer. Dat zou met name gelden voor die constructie waarbij de gebruiker per kilowattuur betaalt aan de ontzorgende partij.

Op mijn vraag welke ontzorgconstructies wel en welke geen gebruik kunnen maken van de belastingvrijstelling, heb ik geen duidelijk antwoord gekregen van de staatssecretaris, anders dan dat hij de criteria van de wet herhaalt en herhaalt dat er geen sprake is van inhoudelijke wijzigingen. Voor de praktijk is het echter wel van belang om hierover duidelijkheid te krijgen. Ik probeer het daarom nog één keer. Kan de staatssecretaris aangeven bij welke ontzorgconstructies wel, en bij welke geen vrijstelling van de energiebelasting verkregen kan worden, thans en na 1 januari 2015? Is het criterium of afgerekend wordt per opgewekte kilowattuur hierbij doorslaggevend, of gelden er ook andere criteria? Kunnen gebruikers die niet per opgewekte kWh betalen, maar een vaste lease-prijs, ervan op aan dat zij gebruik kunnen maken van de vrijstelling? En ka de staatssecretaris verzekeren dat van alle gebruikers die nu een vrijstelling hebben, straks de leverancier een vrijstelling krijgt, mits de leveringsconstructie niet verandert?

Wij zien de antwoorden van de staatssecretaris graag tegemoet.