Plenair Backer bij voortzetting behandeling Algemene Europese Beschouwingen



Verslag van de vergadering van 14 april 2015 (2014/2015 nr. 28)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 16.13 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


De heer Backer i (D66):

Voorzitter. Voor de Europese beschouwingen in dezelfde zittingstermijn van deze Kamer is vandaag de derde opeenvolgende minister van Buitenlandse Zaken te gast. Namens de fractie van D66 heet ik hem niet minder welkom dan zijn voorgangers. Deze snelle wisselingen hebben ook een positief effect: mijn fractie bespeurt een stijgende lijn in de Europese gezindheid van het kabinet bij monde van deze minister van Buitenlandse Zaken. We kunnen misschien beter spreken van het inzetten van een dooi vanaf het vriespunt met het kabinet-Rutte I en minister Rosenthal naar een voorzichtig doorbrekende lente onder deze minister. Maar één zwaluw maakt nog geen zomer. Mijn fractie wil in dit debat vandaag proberen wat verder te kijken dan zorgen van vandaag.

Ik neem het vertrekpunt van het kabinet-Rutte I op de Facebooktijdlijn. Ook in die tijd, voordat de dooi inzette, was Nederland in de ogen van deze premier een "gaaf land", maar een gaaf land dat een binnenlands politiek probleem had met Europa. Dat was ontstaan door eigen toedoen vanwege de gedoogpartner PVV. We hebben vandaag weer kunnen horen dat dat niet zou zijn afgenomen als dat kabinet was aangebleven.

Ook belangrijke Europese collega’s zullen zich dit nog heel goed herinneren vanuit functies die zij in het Europese machtscentrum hadden. Bondskanselier Merkel, de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, Juncker, de herbenoemde voorzitter van het Europees Parlement, Schulz, en niet in de laatste plaats de president van de ECB, Draghi, leefden in de veronderstelling dat de Nederlandse premier de beste bondgenoot van de heer Cameron was. Dat dacht Cameron vermoedelijk zelf ook lange tijd. Later bleek die perceptie niet correct. In de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 23 februari 2015 lees ik op pagina 10 hoe we hem moeten duiden, namelijk als "flexibele partnerkeuze". Wie de ware Europeaan Rutte is in het kabinet-Rutte II zal nog een open vraag blijven, maar misschien wordt het Nederlands voorzitterschap in 2016 een defining moment.

Het kabinet-Rutte II naderde in 2014 op kousenvoeten de verkiezingen van het Europees Parlement. Voorzichtigheid over de Nederlandse ambitie overheerste. Toch bespeurden wij bij minister Timmermans het begin van een lichte dooi, maar dat moest vooral niet positief en al helemaal niet als pro-Europees worden uitgelegd. Er kwam onder zijn bewind op 21 juni 2013 een brief met een inventarisatie van maar liefst 54 actiepunten. Daar mag sindsdien de Nederlandse permanente vertegenwoordiger zijn tanden op stukbijten. De hoofdtoon van deze brief en de Europese focus is er één van verontschuldiging aan het publiek dat alles wat er misgaat in Brussel de EU verwijt, of wat er in Nederland misgaat Brussel verwijt. Wat is er eigenlijk geworden van die lijst? Wat is het tijdpad van de realisatie? Ik vind daar niet veel van terug in de brief van Minister Koenders. Ik kan er overheen gelezen hebben, maar ik hoor graag van deze minister wat de stand van zaken is en ik krijg graag een overzicht van wat wij bereikt hebben.

Minister Timmermans sprak in vele talen in het binnenland en buitenland en deed dat zo goed dat hij nu de tweede man van de Europese Commissie is geworden. Dat is een felicitatie waard. Dat het ook anders kan in Europa toont zijn collega Dijsselbloem aan. Hij is vanaf het begin glashelder geweest als voorzitter van de eurogroep, een beetje ondanks het kabinet. Hij heeft in de eurogroep bijgedragen aan een strakkere budgettaire discipline, maar kon desondanks niet verhinderen dat Italië en Frankrijk in de laatste fase wat ruimte is gegund onder het Groei- en Stabiliteitspact. De grootste risico's op de markten zijn geluwd, dat zou dat kunnen verklaren. Kunnen wij een herverkiezing van Jeroen Dijsselbloem als voorzitter van de eurogroep verwachten? Het gerucht gaat dat Spanje een claim heeft gelegd op deze positie. Gaat het kabinet zich voor een continuering van het mandaat van Jeroen Dijsselbloem sterk maken? Zo nee, waarom niet?

Dan ligt er nu de brief van minister Koenders, de zwaluw waarover ik sprak. Mag ik het een realpolitieke brief noemen? Een brief die ook voorzichtig al de weg plaveit naar het Nederlandse voorzitterschap in 2016. Realpolitik is al beter dan een koers die ons land buitenspel zet. Misschien kan realpolitiek ook nog onder de druk van de gebeurtenissen een agenda krijgen die dat niveau ontstijgt. Dat was bij de tragische gebeurtenissen van de MH17 een korte periode het geval.

De intentie om toch naar iets groters te streven, signaleer ik wel bij deze minister als hij spreekt over een "Europees contract", maar wat de minister daarmee zelf voor ogen heeft zou ik vandaag graag willen begrijpen. Is het een landencontract of is het een filosofisch concept? Maar dan wel filosofisch met de handrem erop, want hij wil vooral niet visionair klinken. Ik zou daar graag een toelichting op krijgen. Ik zeg dat ook omdat dit concept zou moeten bijdragen aan het herwinnen van vertrouwen, het centrale thema in de brief van de minister. Het kwam ook voor in de interessante reden van de minister in Leiden, aangemoedigd naar ik vermoed door het idee van het praesidium libertatis. Daarin sprak de minister over het belang van vertrouwen van de burger in zijn gekozen politieke vertegenwoordigers. Dat behoeft geen toelichting maar wat is er voor nodig? De politieke mores, de cultuur van de politieke ambtsdragers, moet geloofwaardig zijn en er moet helderheid zijn over de bevoegdheden van de organen in de structuur van de Europese instellingen en vooral over het democratisch gehalte daarvan. Het debat moet ook gevoerd worden over de verdere toekomst. Zeker in een representatieve democratie met complexe structuren — dat is de EU, want het is ongelooflijk ingewikkeld om uit te leggen hoe het werkt en het wordt ook niet veel eenvoudiger maar het moet wel worden uitgelegd — is consistentie in wat wij zeggen en wat we doen, met name door de politiek leidinggevenden, belangrijk. Zo visionair hoeft dus de eerste verbetering niet te zijn. Vertrouwenwekkend denken en handelen, begint met hetzelfde verhaal in Brussel vertellen als in Den Haag; hoogstens aangepast voor het publiek maar niet qua inhoud.

Hoe zit het met het vertrouwen in de instellingen? Langs de meetlat van de democratie zijn ze nog verre van optimaal. De kritiek is terecht, maar het is moeilijk met 28 landen. Steeds meer intergouvernementele afspraken maken het complex. Wat dat betreft is verbetering gewenst. Daar zijn wij het allemaal over eens maar de vraag is wel of je daarbij voor- of achteruitgaat. Daar had ik zojuist een debatje over met de heer Elzinga. Het moet beter, transparanter en slagvaardiger, maar dat kost tijd en het vraagt politieke wil, vooral om van intergouvernementeel naar verdere integratie te gaan. Mijn fractie bejegent die beweging positief.

De heer Van der Linden i (CDA):

Zijn wij überhaupt in staat, in de gegeven omstandigheden, om echte slagvaardigheid aan de dag te leggen met 28 landen? Is het niet noodzakelijk die slagvaardigheid te zoeken in kleiner verband?

De heer Backer (D66):

Met kleiner verband doelt de heer Van der Linden op een kleinere Unie, of op een Unie met verschillende snelheden? Dat is ook wel eens gesuggereerd.

De heer Van der Linden (CDA):

De eurogroep is bijvoorbeeld een kleiner verband. Als wij spreken over een contract, is het de vraag of een contract de vorm heeft van een verdrag of dat het iets is waarin nog vrij kan worden geshopt. Dat is nu het geval met opt-ins en opt-outs en het wel of niet meedoen. Wij moeten hier in deze Kamer duidelijk maken hoe wij de toekomst van de EU zien en of het überhaupt mogelijk is om het tempo door te zetten met 28 landen, maar dat is wel noodzakelijk om dat aanpassingsproces, dat veranderingsproces te realiseren en die slagvaardigheid aan de dag te leggen.

De heer Backer (D66):

Als ik het zou weten, zou ik iets anders doen. Als je kijkt naar de historie van de Unie, zie je dat die schoksgewijs verloopt. Voor een onmogelijk dilemma wordt uiteindelijk toch een oplossing gevonden. De oorspronkelijke gedachte achter de eurogroep was ook dat alle landen aan de euro zouden meedoen. Dat gaan ze voorlopig echter niet doen. Ik weet ook niet of er ooit een moment komt waarop wordt vastgesteld dat dit ook niet meer zal gebeuren bij een aantal landen. Ik sluit niet uit dat er dan aanpassingen moeten komen, verdragsaanpassingen.

De Europese Raad zal in mijn visie macht moeten afstaan aan de Commissie en het EP. De Europese Commissie ontwikkelt zich ook verder. De heer Timmermans heeft daar ook aan bijgedragen. Ik doel wat dat betreft op de clustervorming en de wijze waarop een en ander nu wordt georganiseerd om te komen tot een krachtige output. Het EP heeft meer verantwoording en zeggenschap en heeft gekozen voor meer transparantie. Het EP heeft zijn positie versterkt. De benoeming van de heer Juncker is daar een voorbeeld van. Het EP heeft die kwestie gewoon naar zich toegetrokken. Het EP speelt ook in op actuele onderwerpen, zoals de tax rulings. Daar is recentelijk een speciale commissie voor in het leven geroepen. De EP is ook actief in TTIP. Anders dan collega Elzinga vertrouw ik erop dat deze zaak voorlopig, evenals de begeleiding waar het gaat om alle discussies, de moties die al zijn ingediend in de Tweede Kamer en de inzet van het kabinet, bij het Europees Parlement blijven liggen. Ik denk dat men wat dit betreft voldoende gealerteerd is. Ik heb ook de brief van de minister over de bijeenkomst in Riga gelezen. Daar is een aantal onderwerpen geadresseerd.

De Commissie-Juncker heeft al een motie van wantrouwen aan haar broek gehad en die overleefd. Ik zou zeggen: dat hoort bij een volwassen democratie. Het feit dat die wordt ingediend en vervolgens verworpen, versterkt in feite de positie van de Commissie, maar er is nog heel veel te doen. De vraag is of er in de brief van de minister, naast subsidiariteit, een nieuwe benchmark "hoofdzaken" wordt geïntroduceerd. De heer De Vries sprak er ook over. De premier spreekt over kerntaken maar wat voegt dat toe? Het klinkt een beetje als een kleinere overheid. Ik krijg daar graag uitleg over van de minister.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

De heer Backer stelt dat het EP meer verantwoordelijkheid krijgt en meer zal groeien. Hoe is dat de afgelopen tijd dan gebeurd? Ik heb begrepen dat het EP alleen ja of nee kan zeggen tegen een voorstel. Het EP kan helemaal geen initiatief voor een wetsvoorstel nemen. Het EP kan alleen ja of nee zeggen. Hoe ziet de heer Backer dat dan als hij stelt dat de verantwoordelijkheid van het EP toeneemt en al is gegroeid?

De heer Backer (D66):

Als mevrouw Faber de beraadslagingen van het EP volgt — haar fractie heeft ook vertegenwoordigers in dat parlement — zal zij zien dat daar ongelooflijk actief wordt geacteerd. In de huidige structuur onder het Verdrag van Lissabon is wel degelijk de mogelijkheid aanwezig om de Commissie te vragen initiatief te nemen. Het EP heeft geen rechtstreeks initiatiefrecht maar er is wel politieke druk mogelijk. Het EP kan de Commissie uitnodigen om iets te doen. Ik denk dat de Commissie zich, gelet op hoe de debatten worden gevoerd, wel twee keer bedenkt voordat zij zo'n uitnodiging afwijst. Het werkt anders dan hier. Er wordt anders gedebatteerd. De fracties zijn anders samengesteld, maar het EP is toch een politiek orgaan aan het worden dat zich steeds verder ontwikkelt.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dat het anders functioneert dan hier, is wel duidelijk maar het blijft een feit dat de Commissie er altijd tussen blijft zitten. Een EP-lid kan niet rechtstreeks met een voorstel komen. Dat moet altijd via de Commissie. Het kan nooit rechtstreeks, zoals dat bijvoorbeeld in de Tweede Kamer wel kan.

De heer Backer (D66):

Dat is juist, maar er zijn tal van mogelijkheden. Ik denk aan het rapporteurschap en de triloog. Je ziet gewoon dat het Europees Parlement langzamerhand aan politieke betekenis wint en zijn werkzaamheden uitbreidt maar dat gaat niet in één dag zeker, niet als sommige partijen in dat Europees Parlement dat eigenlijk helemaal niet willen, zoals die van mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Er is niets mis mee dat sommige partijen dat niet willen, want dat zijn juist de partijen die nog naar de burger luisteren. Zoals we allemaal weten, is slechts een derde van de Nederlandse bevolking gematigd positief over Europa en de Europese Unie. Dat lijkt mij niet zo heel slecht.

De heer Backer (D66):

Ik heb een verrassing voor mevrouw Faber, want ik ga straks nog iets heel anders beweren.

In het licht van het voorgaande is het onthutsend om te lezen in de Handelingen van de Tweede Kamer dat de premier het geloof in de "ever closer Union" niet meer heeft. De premier ging in de Tweede Kamer zo ver om te beweren dat deze verdragsbepaling "een dooie zin is". Ik ben benieuwd naar de vertaling in het Engels. Die mededeling zou de Britten binnenboord moeten houden in een discussie over een brexit. Is het een dooie zin om een grotere ambitie te hebben en te streven naar een ever closer Union? Heeft dat idee de ontwikkelingen dan niet bevorderd? We hebben nu een Pool, Tusk, als opvolger van een Belg als voorzitter van de Europese Raad. Ook die functie bestond nog niet eerder. Voor 1990 was dat toch ondenkbaar? Maar nu is het gewoon een feit. Het functioneert toch? Een debat met Rusland, met een Pool als voorzitter, geeft toch een heel andere dimensie aan dat debat? Hoe kan ik dat dan rijmen met het standpunt van de premier en de brief van de minister, waar ik een positievere tendens in bespeur? Ik zou dat graag van de minister toegelicht zien.

De heer Van der Linden (CDA):

Is de heer Backer het niet met mij eens dat, bij wat er de afgelopen paar jaren is gebeurd in het monetaire beleid, er sprake is van een closer union, met een overdracht van soevereiniteit en het delen van soevereiniteit? Dat proces vindt op een aantal deelterreinen wel degelijk plaats. Ik zou daar geen afstand van nemen.

De heer Backer (D66):

Ik neem daar geen afstand van. Een stukje terug in mijn tekst zei ik: je houdt een consistent verhaal over Europa, maar je werkt wel mee aan de overdracht van de soevereiniteit van de bankenunie, waar iets heel wezenlijks gebeurt, namelijk toezicht op de systeembanken. Daar mag nauwelijks hardop over gesproken worden. Deze ever closer union is al aan de gang. Dan moet je niet ontkennen dat het een dode letter is.

De EU-begroting is werkelijk niet visionair. Het bevreemdde mijn fractie om in het verslag van het debat in de Tweede Kamer te lezen dat de minister de motie-Sjoerdsma heeft ontraden. In de motie Sjoerdsma verzoekt D66 het Nederlands voorzitterschap mede te gebruiken om de Byzantijnse begrotingssystematiek van de EU — zeven jaar, weinig flexibiliteit, onvoldoende verantwoord — te wijzigen en daar een begrotingstop voor voor te bereiden. Die aansporing is nodig gebleken, want de minister was in zijn brief heel tevreden met het Meerjarig Financieel Kader voor onderwijs, onderzoek en innovatie. Is dat werkelijk iets om tevreden over te zijn? Het geheel van de uitgavenverdeling en de controle daarop is iets om heel ontevreden over te zijn. De Nederlandse voorzitter zal dit MFK niet in zes maanden kunnen realiseren. Het is ook geen oproep aan het kabinet om zich voor te bereiden op een nieuwe Black Monday of iets tragisch. De gedachte is om met vereende krachten het fundament te leggen voor een estafette van opvolgende voorzitterschappen, zodat in 2017, in ieder geval ruim voor 2020, een nieuw framework gereed is.

Dat zal uiteindelijk niet kunnen zonder een wijziging van het verdrag, vermoed ik: het v-woord. Wij hadden in Nederland lang het h-woord in de politiek, maar in Europa is dat het v-woord. Het h-woord ging over de hypotheekrenteaftrek, zoals u weet. Die stond als een huis. Als wij de parallel doortrekken: ook het h-woord bleek ingehaald te kunnen worden door de politieke realiteit en de financiële en maatschappelijke druk, trouwens ook vanuit Europa. Waarom zou dat niet met het v-woord kunnen? Als ik dan toch bij de letter v ben, is verdrag dan eigenlijk niet het gebruikelijke woord voor een landencontract? Is het Europese contract misschien niet toch gewoon een verdrag, zo vraag ik de minister. Is dat niet ook de consequentie van de verdieping van de E van de EMU? Als je het jaarverslag van DNB leest, wijst alles erop dat dit de volgende stap is om een coherente economische politiek te voeren. Dan komt het Four Presidents Report. Ik kan het niet voorzien, maar het zou mij niets verbazen als die aanbeveling daar ook in komt.

Enkele woorden over het Oostelijk Partnerschap. Ik voel mij eigenlijk bezwaard om dat kort af te doen, maar wij moeten prioriteiten stellen in onze bijdrage. Er is door de collega's al veel behartigenswaardigs over gezegd. Good governance is een belangrijk streven van de minister. Dat zou in deze context ook voor de EU moeten gelden. Het conflict in Oekraïne is dramatisch en lijkt steeds meer onbeheersbaar. De ineenstorting van de economie van de regio versterkt de neergang van de levensstandaard in dat gebied. De EU wekt extra verwachtingen, maar zal immense financiële en maatschappelijke uitdagingen dienen te overwinnen in nation building. Er moet ongelofelijk veel gebeuren, ook in rechtstatelijke zin. Ik lees de erkenning daarvan in de geïntegreerde aanpak in de brief op stuk nr. 6. Kan de EU governance die taak van het Oostelijk Partnerschap aan? Is de EU daarvoor voldoende toegerust? Hoeveel fte's zijn hiermee bezig in de bureaucratie van Brussel, inclusief de staf van de Hoge Vertegenwoordiger? Wat zou er concreet moeten gebeuren om dat sterker te maken?

Misschien mag ik voor het vervolg van mijn betoog een gedachte-exercitie met u doen. Ik las de rede van de minister aan de studenten. Hij zei: als je 50 jaar later terugkijkt. Ik dacht in deze tijd van herdenking aan Abel Herzberg, Brief aan mijn kleinzoon. Stel dat mijn kleinzoon over vijftien jaar mij over deze tijd vragen stelt als: grootvader, wist jullie aan het begin van de twintigste eeuw dat China bezig was Europa economisch in te halen? Was het al bekend dat China niet alleen Europa maar ook de Verenigde Staten als grootste economie voorbij zou streven met 7% groei elk jaar, dat het ook al grote bezittingen in Afrika had verworven en dat oostelijk Europa weer Russisch gebied is geworden? Had Europa dan geen defensie? Was de strategie van de landen van de Europese Unie dan dat elk land afzonderlijk afspraken zou maken met dictators om dit te verhinderen? Waren Google. Apple en Amazon toen ook al monopolist in de digitale wereld? Wisten jullie niet van klimaatverandering, van uitputting van de aarde, van de energietransitie? Hoe kan het dat mijn ouders in die jaren geen werk konden vinden en hoe ga ik mijn brood verdienen als ik groot ben? Kortom: wat hebben jullie al die jaren zitten doen?

Wat kan ik antwoorden? Ik kan natuurlijk verwijzen naar de brief van de minister, maar dat zal ik niet doen. Ik zal proberen hem zelf een brief te schrijven, waarin ik een paar antwoorden formuleer. Ik zou zeggen dat de politieke moed een tiental jaren ontbrak om het draagvlak hiervoor te versterken, dat er een enorme fascinatie ontstond voor lokalisering en regionalisering en dat er scepsis was over Europa. Ik zou zeggen dat men het debat niet durfde voeren en dat er ook door politici in het midden de onjuiste conclusie werd getrokken dat Europa een brug te ver was voor de burgers van ons land. In plaats van de macht te verminderen na de overdracht van bevoegdheden aan Brussel en aan de gemeenten, ging Den Haag op dezelfde voet verder. In plaats van het Huis van Thorbecke aan te passen, gingen wij gewoon door met de oude routine. Deze trend nam een grote vlucht in heel Europa. Diverse politieke avonturiers, zoals Le Pen, Farage en Wilders, hebben hiermee tijdelijk hun voordeel kunnen doen. Dat zou ik hem schrijven.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik heb nog wel een vraag aan de grootvader in dit verhaal. Waarom wordt er niet gevraagd: grootvader, waarom hebt u niets gedaan aan de islamisering? Waarom hebt u niets gedaan aan de positie van de vrouw? Waarom hebt u niets gedaan aan het beschermen van onze vrijheden? Hoe kunt u dat aan uw eventuele kleindochter vertellen, als zij gedwongen wordt om met een hoofddoek te lopen?

De heer Backer (D66):

Ik heb een kleinzoon gekozen, die ik overigens nog niet heb. Het zou ook een kleindochter kunnen zijn. Ik denk dat wij op die vragen heel goede antwoorden hebben, andere antwoorden dan de PVV. Dat is duidelijk. Die antwoorden maken geen deel uit van mijn Europese beschouwingen. Het gaat om wat wij moeten doen met integratie, met kansen en met ontwikkeling en ontplooiing. Dat maakt onderdeel uit van het algemeen politiek beleid.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Mag ik hieruit concluderen dat u de islamisering hier niet eens durft te bespreken tijdens de Europese beschouwingen? Het heeft zeker wel iets te maken met de Europese Unie.

De heer Backer (D66):

Nou, dat is geen kwestie van durven. Dat is het aardige van de pluriforme samenstelling van deze Kamer. Er zijn negen sprekers. Dit heeft niet onze prioriteit. Er zijn zeker problemen met integratie, diversiteit, achterstanden in Nederland en religieuze verschillen. Het is niet zo dat daar geen aandacht aan moet worden geschonken, maar ik kijk heel anders naar de wijze waarop dat gebeurt. Om die reden maakt het geen onderdeel uit van mijn Europese beschouwingen. Ik ben er niet voor dat mijn partijleider wordt toegejuicht in Dresden en dat mensen zeggen: wir sind das Volk. Daar ben ik niet van.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik kan hier toch wel uit concluderen dat het voor u geen prioriteit heeft dat er gelijkheid is voor man en vrouw, voor homo en hetero en voor gelovigen en ongelovigen. Dat heeft geen prioriteit. Dan kunt u wel op uw bankje slaan, collega van Boxtel, maar het is wel zo.

De heer Backer (D66):

Die conclusie mag u trekken, mevrouw Faber. Die is niet gegrond en die is niet gerechtvaardigd. Ik heb geen enkele aanleiding gegeven om die conclusie te trekken, maar u haar wilt trekken dan mag u dat doen en dan staat die in de Handelingen. Er zal vast nog een debat zijn waarin we dit verder kunnen uitdiepen. Ik ben het niet met u eens. Dat is duidelijk.

Ik ga nog even verder in het gesprek. Ik wil wel bekennen dat er in de fractie discussie was over de vraag of het een kleindochter of een kleinzoon moest zijn. Ik heb het toch bij een kleinzoon gehouden.

Je moest in die jaren ook niet spreken over verdragswijzigingen of toekomstvisies en ook niet over overdracht van toezicht op de banken. Het mocht niet gaan over de begrotingsdiscipline, die eigenlijk heel succesvol is verlopen de afgelopen jaren. Ook mocht je er niet over spreken dat de open economie niet meer los te maken is van de markt en je mocht vooral niet erkennen — ik vermoed dat collega Strik daar ook nog wel iets over zal zeggen — dat de migratiestromen van arm naar rijk niet meer nationaal zijn op te vangen. Een echte stap vooruit, zou ik schrijven, zou nog tien jaar op zich laten wachten na de crisis in 2007. Ik hoop natuurlijk dat ik ongelijk heb.

Waarom heeft mijn fractie er dan toch vertrouwen in dat een ander positief verhaal nu al, niet pas over tien jaar, draagvlak heeft? De reden daarvoor is de samenstelling van het Europees Parlement. Als mevrouw Faber gelijk zou hebben, was die samenstelling van het Europees Parlement geheel anders. Daarin heeft de burger die zo boos zou zijn geen meerderheid. Het is nog steeds een kleine groep. Er is in de publieke opinie altijd positief over de Europese eenwording gesondeerd. Er zijn allerlei onderzoeken. Bij de een is het 30% en bij de andere is dat anders. Dat is afhankelijk van de vraagstelling. Ja, er is een groeiende kritische minderheid. Ik ontken niet dat er gewoon mensen zeer kritisch en tegen zijn. Na mij komen nog twee sprekers en die zullen dat verwoorden, denk ik. Er is echter ook veel te weinig debat over gevoerd. Daar wordt dan van alles aan toegeschreven. Er is een derde positieve stellingname. Als ik vandaag de sprekers voor mij beluister, hoor ik toch dat in deze Kamer in brede zin positief over een Europese ontwikkeling wordt gesproken.

Laat ik ten slotte teruggaan naar de echte brief; dus niet de fictieve, maar die van de minister. Zijn belangrijkste route naar herstel is vertrouwen. Dat gaat dan — daar moet ik toch kanttekeningen bij plaatsen — via de verdieping van de interne markt. Ja, dat is belangrijk. De digitale agenda is belangrijk. Good governance is belangrijk. Het moet ook snel gebeuren. Zeker, de interne markt is waar het Europese schip economisch op drijft. De markt alleen maakt mensen echter niet gelukkig. Wie geloof hecht aan het Rijnlands model, wat ik doe, moet zich ook sterk maken voor cultuur, voor verdieping van de rechtsstaat, voor het waardendebat en, last but not least, voor een sociaal pact in de verdere integratie.

Het is interessant om het rapport te zien van het Europees Parlement, "Mapping the Cost of Non-Europe" van maart 2014. Wat zijn eigenlijk de kosten als je niet verder gaat, als je bij de gedachte van Krugman zou zeggen: we gaan niet verder, we gaan terug? Ze hebben daar kennelijk net zo'n voortreffelijke ondersteuning op Europese dossiers als wij hier in dit huis. De schatting in dat rapport — dat zijn altijd moeilijke schattingen — is dat de verdere integratie een versnelling van het bruto nationaal product zou geven in Europa van ongeveer 6%. Er zijn allerlei aardige en nuttige verwijzingen.

De heer Elzinga i (SP):

Het citaat dat ik aanhaalde van Krugman heeft kennelijk indruk gemaakt. Ik heb het vaak teruggehoord.

De heer Backer (D66):

Zeker.

De heer Elzinga (SP):

Even voor de goede orde: dat citaat had geen betrekking op de integratie van Europa. Het had betrekking op verdere liberalisering van markten. Dat slaat op de Europese markt, maar ook op TTIP. Het ging in dit geval over TPP, de markt die de Amerikanen samen met Aziatische partners proberen te vormen rondom de Pacific. Het citaat ging er in zijn algemeenheid over dat je bij liberalisering van markten in het begin veel kostenvoordelen en economische voordelen behaalt en dat die steeds minder worden naarmate de liberalisering vordert. Aan het eind gaan de kosten op een gegeven moment toenemen. Je moet je dus ergens de vraag stellen of de toenemende kosten het nog wel waard zijn. In het geval van TTIP is in het meest optimistische scenario — de heer De Vries refereerde er ook al aan — over tien jaar een groei van 0,5% te verwachten. Dat is in het alleroptimistische scenario. De vraag is of dat het waard is.

De heer Backer (D66):

Ik ben blij dat de heer Elzinga het nog even toelicht, maar we hebben elkaar niet verkeerd begrepen. Liberalisering en/of het verdiepen van de interne markt gaat natuurlijk altijd gepaard met het verlagen van drempels voor elkaars markten en het betreden van elkaars markten. De vraag is dan hoe je dat doet en wat de waarden daarvan zijn. Een ander punt is of je erin gelooft. Ik denk dat we daar verschillende vertrekpunten in hebben, de SP en D66.

Ik ga afronden. Er zal naast de realpolitik en de stijgende lijn of de positieve kant die ik zie een overtuigender verhaal moeten zijn met ambitie om werkelijk de toekomstige ontplooiingsmogelijkheden van de burger in ons land groter te maken. Het debat hierover moet worden gevoerd. Dat is volgens mij ook de waarde van het debat van vandaag. Het gaat om een debat over Europa en de betekenis daarvan om het leven van onze kinderen en kleinkinderen beter en gelukkiger te maken in een rechtvaardige en tolerante samenleving in Europa, waar grenzen minder belangrijk zijn dan verbindingen. Europa als voorwaarde voor vrijheid en ontplooiing met een sterke rechtsstatelijke grondslag, zoals ook collega De Graaf van de VVD-fractie tot mijn vreugde bepleitte. Hoewel wij samen in de ALDE-fractie zitten, nemen wij hier nog wel eens verschillende standpunten in. In het Europadebat van vandaag merkte ik dat we dichter naar elkaar toe zijn gekomen.

Wat ik zojuist zei, is de sociaalliberale drijfveer voor ons Europese denken en het Europese project voor vrede en veiligheid en van nooit meer oorlog. Dat mis ik nog wel eens in de opstelling van het kabinet, ondanks de goede punten in het brief. Ik mis dat het project gaat over het daadwerkelijk vergroten van interdependenties en over saamhorigheid op dit continent en dat het tot doel heeft om de mensen in het veelkleurige, pluriforme en creatieve land dat we hebben weerbaar te maken tegen de steeds internationaler wordende omgeving en om hun toekomstkansen te vergroten. Dat project heeft overtuigende steun en leiderschap nodig. Er zou iets meer van die gedachte mogen doorklinken in het beleid van dit kabinet. Mijn fractie nodigt de minister uit om op deze analyse, kritiek en aanmoediging te reageren. Mijn fractie kijkt met belangstelling uit naar de antwoorden van het kabinet, die wij misschien iets later dan vandaag zullen horen.