Plenair Schouwenaar bij voortzetting behandeling Wet veiligheidsonderzoeken



Verslag van de vergadering van 14 april 2015 (2014/2015 nr. 28)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 15.05 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


De heer Schouwenaar i (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Hij heeft een aantal van de namens mijn fractie gestelde vragen beantwoord. Wat mij betreft zijn ze afdoende beantwoord, maar er blijft staan het punt dat hijzelf ook als het kernpunt aanduidde. Daarom wil ik daarmee beginnen.

Wat de minister zei vat ik maar op mijn eigen manier samen, zoals ik dat eerder ook geprobeerd heb. Achteraf gezien ben ik er niet helemaal in geslaagd om de regeringsargumentatie samen te vatten, maar goed, u moet het ermee doen. De minister gebruikte het voorbeeld van de burgerluchtvaart. Hij zei dat er een totaal aan veiligheidsvoorschriften is voordat je met een vliegtuig de lucht in mag. Daar moet je gewoon aan voldoen, eenvoudig gezegd. Ik heb de indruk dat hij er dan aan voorbijgaat dat je ook onderscheid zou kunnen maken in soorten veiligheid. Ik noem dat maar even gemakshalve de nationale veiligheid en de bedrijfsveiligheid. Het personeel, het materieel, de poortjes, de instructie aan het personeel en het controleren of het personeel goed functioneert, noem ik allemaal maar het bedrijfsproces. Dat is een verantwoordelijkheid van het bedrijf. De kosten daarvoor liggen ook bij dat bedrijf. Daarnaast is er de nationale veiligheid. Ik ga mij er niet aan wagen om daar een definitie van te geven. Dat zou boven mijn krachten zijn, maar ik wil wel wat kenmerken noemen die in dit verband relevant zijn.

In de eerste plaats gaat het om een bepaalde grootschaligheid. Een enkel ongeluk is geen kwestie van nationale veiligheid, hoe triest ook. Hij heeft daar een aantal voorbeelden van genoemd: de zeedijken, de politie, de burgerluchtvaart, defensie, de gasvoorziening en de drinkwatervoorziening. Ik ben blij dat hij de kerncentrale en hoogovens ook genoemd heeft. In de tweede plaats gaat het om een eigen taak van de overheid die zij ook uitvoert met eigen mensen — politieambtenaren, militaire ambtenaren, rechterlijke ambtenaren, AIVD-ambtenaren en ambtenaren van de buitenlandse dienst — en eigen middelen. Denkt u aan het geweldsmonopolie en allerlei privacyschendingen die normaal gesproken niet toegestaan zijn. Denkt u aan vrijheidsbeneming. Het gaat dus om een eigen taak die met eigen mensen en eigen middelen uitgevoerd wordt. In de derde plaats gaat het om het kenmerk dat iedereen daarvan profiteert. Misschien profiteert niet iedereen van iedere component van die nationale veiligheid en ook niet op hetzelfde moment. Er kan een bepaalde volgtijdelijkheid in zitten, maar bijna iedereen profiteert daarvan. Je kunt niet onder die veiligheidsparaplu vandaan, al zou je dat willen. Dat heeft in mijn ogen de logische consequentie dat iedereen daaraan meebetaalt via de algemene middelen.

Dat uitgangspunt meen ik nog steeds staande te moeten houden, ondanks dat de minister twee argumenten genoemd heeft die mij wel tot nadenken stemmen maar die mij voorlopig nog niet doen wankelen. De minister zei daar het volgende over. Ik vat het maar weer op mijn manier samen. Als ik het niet goed doe, hoor ik het in de tweede ronde wel. Hij zei in de eerste plaats: het wordt gewoon voorgeschreven door de overheid. Luchtvaartmaatschappijen moeten daaraan voldoen. Dat wordt hun gewoon door de overheid opgelegd. Dat is juist, maar ook hier is het goed om onderscheid te maken. Er wordt weleens gezegd: de overheid is een veelkoppig monster. Dat zou ik niet voor mijn rekening willen nemen, maar de overheid treedt wel op in verschillende hoedanigheden. Een daarvan is de hoedanigheid van hoedster van de nationale veiligheid, waarvoor zij met eigen gekwalificeerde mensen eigen taken uitvoert. Een ander daarvan is de overheid als wetgever. Die rol is ons hier niet onbekend. In die hoedanigheid legt de overheid aan iedereen voorschriften op. Dat laat de taak en de verantwoordelijkheid van de overheid als hoedster van de nationale veiligheid echter onverlet. Dat kunnen we niet wegpoetsen via de regelgevende en de wetgevende taak van de overheid.

De voorzitter:

Houdt u uw tijd in de gaten, mijnheer Schouwenaar?

De heer Schouwenaar (VVD):

Eerlijk gezegd niet, maar ik ben blij dat u dat wel doet.

De voorzitter:

U had vijf minuten opgegeven en daar zijn we nu.

De heer Schouwenaar (VVD):

Tja. Ik heb nog een paar woorden, die ik toch ...

De voorzitter:

Dan wel heel snel, hè.

De heer Schouwenaar (VVD):

Dank u wel. Ik zal het dan met wat minder woorden doen.

De voorzitter:

Hoe langer u tegen mij praat, hoe langer het duurt.

De heer Schouwenaar (VVD):

Oké, oké ...

De minister noemde het voorbeeld dat we met de auto op vakantie gaan en kunnen kiezen. Ook als er echter heel veel mensen met de auto gaan, blijft de burgerluchtvaart een eminent punt van zorg. Alle eisen en problemen en dus ook alle maatregelen, profijt en kosten daarvan blijven dus onverminderd intact. De constatering is dus wel juist, maar dat is geen argument waarmee de nationale veiligheid en passant kan worden ingelijfd bij de burgerluchtvaart. In mijn ogen is de nationale veiligheid heel goed te scheiden van de grote vergaarbak aan bedrijfsveiligheid, waar bedrijven zich aan te houden hebben. De overheid zorgt voor de nationale veiligheid. Die kan dus ook best apart aan ons allemaal in rekening gebracht worden. Dat uitgangspunt staat nog steeds. Onze bereidheid om ons te laten overtuigen staat echter ook nog steeds. Ik kijk dus, net als bij de afronding van mijn eerste ronde, met belangstelling uit naar de reactie van de minister.

Excuses voor mijn tijdsoverschrijding.

De voorzitter:

U hebt nog net niet zo veel tijd genomen als in de eerste termijn, maar het komt aardig in de buurt.