Plenair De Graaf bij behandeling Suppletoire begrotingen OCW en Financiën



Verslag van de vergadering van 6 oktober 2015 (2015/2016 nr. 3)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 16.57 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer De Graaf i (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording en haar uiteenzettingen. Mij zijn een paar dingen duidelijk geworden. Behalve dat er concrete vragen zijn beantwoord, krijg ik uit dit debat ook een soort duidelijkheid over de verhoudingen tussen Frankrijk en Nederland. Laat ik het zo zeggen: de onderlinge verhoudingen hebben een rol gespeeld. Wat minder diplomatiek gezegd, heb ik het gevoel dat Frankrijk Nederland effectief in de tang heeft genomen en dat de oorspronkelijke optie van de verwezenlijking van de droom van het Rijksmuseum om de twee schilderijen naar Nederland te halen, eigenlijk effectief door de Franse staat is geblokkeerd. Niettemin hebben we nu de situatie dat er een gezamenlijke koop is en de schilderijen bij elkaar blijven en worden beheerd door de twee musea in de twee staten. Ik hoop dat daarvoor in overdrachtelijke zin geldt: tot de dood ons scheidt. Een goed huwelijk zou dat moeten kunnen lijden.

Leeuwarden heeft een streepje voor bij de minister, heb ik inmiddels begrepen. Mijn fractie kan daarmee leven. Wij gaan ook niet over het aanwijzen van de plaatsen waar die schilderijen worden tentoongesteld, maar ik wil graag dat er geen onnodige risico's worden gelopen met veel transport tussen Frankrijk en Nederland en in de betrokken landen.

Schilderijen kopen, moeten we niet te vaak doen, zei de minister. Dat begrijp ik, zeker gelet op de geschiedenis van de afgelopen drie maanden. Want er was veel gedoe, veel rumoer en veel uitleg, en beide Kamers hebben zich ermee bemoeid. Toch denk ik bij mezelf: er moet een ruimte zijn. Er moet ruimte zijn voor een bijzondere aanschaf. Misschien moet er worden nagedacht over een fonds dat we kunnen vormen voor zeer bijzondere aanschaffen. Over die aanschaffen moet dan ook echt de ministerraad oordelen, maar tevoren moet ook het budgetrecht van beide Kamers worden gehanteerd. Anders kom je elke keer terecht in dit soort situaties, waarin op het laatste moment suppletoire begrotingen moeten worden goedgekeurd. Dat zou toch eigenlijk kunnen worden voorkomen.

Ik kom tot slot op de motie van de PVV. Ik heb het verkiezingsprogramma van de PVV nog eens even nagelezen. Daarin komt inderdaad het woord "cultuur" alleen maar voor in termen van "eigen cultuur eerst". In dat verkiezingsprogramma staat echter ook niet dat het openbaar kunstbezit moet worden verkocht om de ouderenzorg te betalen. Dat zou wel consistent en consequent zijn, gelet op de woorden van de heer Kops in eerste en tweede termijn.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Bikker.