Plenair Jorritsma-Lebbink bij behandeling Jeugdverblijven



Verslag van de vergadering van 2 februari 2016 (2015/2016 nr. 18)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 10.37 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Jorritsma-Lebbink i (VVD):

Voorzitter. Mag ik van de gelegenheid gebruikmaken om collega Rombouts van harte te feliciteren met zijn maidenspeech? Het is mooi dat hij, net voor de opening van de grote Jheronimus Bosch-tentoonstelling en de dag nadat er plotseling weer een nieuw schilderij is opgedoken, dit onderwerp weet te koppelen aan cultuurontwikkeling en opvoeding van kinderen. Ik feliciteer hem daarmee. Ik ga zeker genieten van de tentoonstelling al was het maar omdat de heer Rombouts mij daarvoor heeft uitgenodigd. U bent niet uitgenodigd, voorzitter? Dat is toch wat. Wellicht, wellicht …

Voordat ik op de inhoud van het wetsvoorstel inga, wil ik graag twee opmerkingen maken. Mijn fractie vindt het heel jammer dat ouders tot op de dag van vandaag soms kiezen voor internaten als ze ook zelf hun kinderen kunnen opvoeden. Zeker als het dan ook nog gaat om kinderen met roots in een ander land kan dat niet anders dan betekenen dat het kind niet ondergedompeld wordt in de Nederlandse samenleving. Daardoor zouden ze op zich al beter moeten kunnen integreren. Als ouders zelf niet of onvoldoende in staat zijn om hun kinderen op te voeden, dan ben ik ervoor dat ze kunnen voor opvoedingsondersteuning of coaching kiezen in plaats van voor afzondering.

Daarover gaat ook mijn tweede opmerking. Ik ben lang actief geweest als voorzitter van Schuttevaer, de branchevereniging van de binnenvaart. In die hoedanigheid heb ik uitgebreid meegemaakt hoe het gaat met de schippersinternaten. Ik kan u zeggen dat vrijwel alle ouders het buitengewoon betreuren dat zij hun kinderen, door hun beroep, in het internaat moeten doen. Meestal hebben zij daar overigens zelf ook op gezeten en weten ze heel goed hoe het daar is. Daarom is er ook zeer grote ouderbetrokkenheid bij dat internaat. Het is een noodzakelijkheid door afwezigheid van de ouders vanwege hun beroep. Dat geldt overigens ook voor expats. Ook de overheid erkent dat deze ouders gedwongen zijn, hun kinderen in overigens goed functionerende internaten onder te brengen en subsidieert om die reden een deel van de kosten. Laat ik direct maar zeggen dat ik geen enkele noodzaak zie om dat soort jeugdverblijven ook onder deze wet te brengen. Deze opmerkingen hebben dus nauwelijks met de wet te maken en dat geldt zeker voor mijn eerste opmerking.

Hoe was het ook weer? Een paar jaar werden we opgeschrikt toen bekend werd dat er een op zich beperkt aantal kinderen, meestal van Turks-islamitische afkomst, in internaten verbleven waar totaal geen inzicht in en dus ook geen toezicht op was. De kwaliteit was en/of leek niet altijd optimaal. De discussie ging destijds eigenlijk meer over de (on)wenselijkheid van langs etnisch-religieuze lijn georganiseerde jeugdverblijven. Dat gold ook voor de discussie in de Tweede Kamer. Hoewel dr. Ter Avest hier onderzoek naar heeft gedaan en tot positieve conclusies komt, is de VVD-fractie nog steeds van mening dat het voor kinderen beter is om ook buiten schooltijd samen met andere Nederlandse kinderen van allerlei afkomst tijd door te brengen en tevens dat er wel heel goede redenen moeten zijn om kinderen niet bij de ouders thuis te houden. Al snel werd overigens geconcludeerd dat dat natuurlijk de keuze van de ouders is. Je kunt ze niet verbieden om deze keuze te maken.

De kwaliteit van deze internaten is de afgelopen jaren in de meeste gevallen, dankzij het goede werk van gemeenten en ECN, de brancheorganisatie, via het vrijwillig kader dat samen met de Inspectie Jeugdzorg is ontwikkeld, sterk verbeterd. Ik wil ECN daar graag mee complimenteren. Deze mensen hebben voortreffelijk werk verricht. Eerlijk gezegd ben ik nogal verbaasd dat twee gemeenten niet willen werken met een vrijwillig kader, maar de wet afwachten, dat heb ik althans uit de memorie van antwoord begrepen. Kan de minister uitleggen wat de motivatie van die gemeenten is? Ik kan mij daar niks bij voorstellen.

De VVD fractie heeft bewust zeer kritische vragen gesteld, omdat zij vindt dat er een goede reden moet zijn om over te gaan tot wetgeving als een vrijwillig kader goed functioneert, ook omdat bij een verplichting het risico van het weglopen van de door het vrijwillig kader ontstane energie aanwezig is. Dat stelt ons dus voor een dilemma.

Je zou kunnen zeggen dat een wet overbodig is omdat vrijwel iedereen aan het vrijwillige kader meedoet. Tegelijkertijd constateer ik dat een, zij het heel beperkt, aantal instellingen op dit moment niet meedoet of niet mee kan doen, al was het maar omdat de gemeenten waarin ze gevestigd zijn alleen toezicht willen houden indien ze daartoe worden verplicht. Waar het hier om het opvangen van kinderen gaat, heeft mijn fractie uiteindelijk overwogen dat eigenlijk voor alle soorten van opvang en verblijf van kinderen een vorm van wettelijk geregeld toezicht bestaat, soms via de subsidierelatie, soms via andere wetgeving, zoals bij de kinderdagverblijven en dergelijke. Dan is er ook wel iets voor te zeggen om ook aan geheel door de ouders geregelde en betaalde opvang toch enige kwaliteitseisen te stellen.

Als dit wetsvoorstel wordt aanvaard, zie ik op een paar punten risico's. Allereerst is na de opwinding van een paar jaar geleden de brancheorganisatie ECN opgericht. Die heeft samen met de betrokken gemeenten, de VNG en het ministerie een vrijwillig kader ontwikkeld. Lopen wij nu niet het risico dat de daaruit ontstane energie wegloopt, nu alles bij wet is geregeld? Is de minister bereid om toch nog eens met de betreffende gemeenten en de vertegenwoordigers van de jeugdverblijven rond de tafel te gaan zitten om te bezien of, uiteraard met behoud van de lokale autonomie, men die goede samenwerking en enige stroomlijning van het toezicht kan afspreken?

Mijn fractie is er verbaasd over dat ook in dit wetsvoorstel wederom operationele elementen van het toezicht zijn opgenomen. Dat geldt met name voor artikel 8, waarin is opgenomen dat de toezichthouder verplicht is om eenmaal per jaar een bezoek aan het jeugdverblijf te brengen. Ligt het niet voor de hand om het toezicht risicogestuurd te maken? Dat had ik liever in de wet opgenomen gezien. In sommige gevallen zal men dan vier of vijf keer per jaar gaan, omdat het jeugdverblijf nog onbekend is of omdat dingen zijn fout gegaan, terwijl men gezien de afspraken en de transparantie wellicht slechts af en toe naar een ander hoeft toe te gaan. Kan de minister hier nog eens op ingaan? Misschien heeft het enige betekenis voor het in werking stellen van dat artikel.

Laat ik direct zeggen dat moet worden voorkomen dat deze wet wordt gebruikt om, ik zeg het maar onparlementair, zo te pesten dat werkvoortzetting onmogelijk wordt. Nogmaals, hoe jammer men de keuze ook vindt, hier geldt echt de Grondwet. Ik denk dat meerdere grondwetsartikelen, bijvoorbeeld 1, 6 en 8, van toepassing zijn, naast het EVRM. Mensen hebben de vrijheid om keuzes te maken. Ik zou gemeenten die die neiging hebben, eerder willen adviseren om het gesprek over de opvoeding met de ouders aan te gaan en te bezien op welke wijze ze de ouders kunnen steunen.

Samenvattend, de VVD heeft nog een paar vragen en hoopt dat de minister hierop positief wil reageren. Na ampele overwegingen heeft de fractie overwogen dat dit wetsvoorstel gesteund kan worden. Daarmee biedt het overigens ook een kader in geval er nieuwe ontwikkelingen zijn die wij nu nog niet kennen. In de memorie van antwoord is sprake van de opvang van loverboys. Ik heb daar zo mijn aarzelingen over, maar je kunt je wel voorstellen dat er dan in ieder geval beter zicht komt op de nieuwe ontwikkelingen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Ik moet even opmerken dat de elektronica ons in zoverre in de steek laat dat de timer het niet doet. Inmiddels heb ik een apparaatje gekregen waarmee ik het met de hand kan bijhouden. Ik zal iedereen tijdig waarschuwen. Mevrouw Jorritsma, u hebt helaas 7,5 minuut gesproken in plaats van 5. Het is vervelend dat de woordvoerders de spreektijd nu niet kunnen zien. Als de opgegeven tijd daar is, zal ik de woordvoerders daarop wijzen.

Het woord is aan mevrouw Nooren.