Plenair Lintmeijer bij behandeling Energieprestatievergoeding



Verslag van de vergadering van 26 april 2016 (2015/2016 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.08 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Lintmeijer i (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Wij kunnen een heel eind meegaan in de beantwoording van de minister over het stellen van de kaders en de ruimte die er nog is om bij AMvB zaken te regelen. Wij hadden liever gezien dat wij dat wat meer integraal zouden kunnen beoordelen en dat grondslagen in de wet verder zouden worden geregeld. Wij snappen in dit verband de argumentatie van de minister. Wij zullen wel kritisch blijven volgen wat er in de verdere uitwerking langs gaat komen.

Wij kijken anders aan tegen het wel of niet hanteren van een woonlastenwaarborg in de wet dan de minister. Wij denken dat in veel gevallen de huurder in de onderhandeling een zwakkere positie heeft dan de verhuurder met een heel apparaat achter zich. Dit is wat ons betreft een reden om te bekijken of de huurder niet toch op een of andere wijze in de wet een steuntje in de rug kan worden gegeven. De huurder kan van de wet afwijken als huurder en verhuurder het daarover eens zijn, maar moet wel iets hebben om op terug te vallen op het moment dat hij zich in een ongelijke positie voelt ten opzichte van de verhuurder.

Om die reden dienen wij samen met de SP een motie in, die misschien lijkt op een tekst die de minister vorige week al in de Tweede Kamer heeft gezien.

De voorzitter:

Door de leden Lintmeijer, Ruers, Ganzevoort, Kox en Köhler wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat corporaties de mogelijkheid wordt geboden om een energieprestatievergoeding in rekening te brengen bij hun huurders nadat de woning is gerenoveerd tot een zogenoemde nul-op-de-meterwoning;

overwegende dat de mogelijkheid van een energieprestatievergoeding een belangrijk instrument kan zijn om de verduurzaming van de woningvoorraad te bevorderen;

overwegende dat de wettelijke regeling en de daarop gebaseerde ministeriële regeling bepalen dat corporaties met hun huurders een woonlastenwaarborg kunnen overeenkomen;

van oordeel dat de woonlasten van individuele huurders bij gelijkblijvend woongedrag onder geen beding mogen stijgen als gevolg van de renovatie tot nul op de meter;

verzoekt de regering, in de ministeriële regeling de woonlastenwaarborg verplicht te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter H (34228).

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

In de totale afweging zal ons oordeel in principe positief uitvallen. Wij denken dat met een goed antwoord van de minister op de vraag naar de mogelijkheid die de wet zou kunnen bieden rondom een waarborg, de wet met name voor de positie van de huurder en daarmee ook voor het bereiken van de doelstellingen een nog beter fundament zou kunnen krijgen. Voor ons finale oordeel wachten we nog graag even het laatste antwoord van de minister af.