Plenair Ten Hoeve bij behandeling Toekomstbestendig maken publieke mediadienst



Verslag van de vergadering van 11 oktober 2016 (2016/2017 nr. 3)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.52 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ten Hoeve i (OSF):

Voorzitter. Om te beginnen feliciteer ook ik de heer Sietsma. Ik heb, zoals wij allemaal, met veel genoegen naar hem geluisterd. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide beantwoording.

Over het voorliggende wetsvoorstel heb ik gezegd wat ik wilde zeggen. Ik constateer naar aanleiding van de discussie hier dat het heel moeilijk is de scheiding tussen de NPO en de omroeporganisaties precies vast te leggen in teksten, zodanig dat ze door iedereen op dezelfde manier geïnterpreteerd kunnen worden. Dat wisten we eigenlijk wel. De werkelijkheid is natuurlijk dat er een beetje een grijs gebied zal blijven bestaan tussen de programmatische bevoegdheid van de NPO en de zelfstandigheid van omroeporganisaties. Mijn idee is dat daar door de betreffenden in redelijkheid mee omgegaan moet worden. Ik ben voorlopig bereid het vertrouwen uit te spreken dat ze dat ook zullen doen. Mocht dat niet het geval zijn, dan neem ik aan dat wij daar signalen van krijgen en dat er dan iets aan kan gebeuren, maar eerder hoeft dat niet wat mij betreft.

Ik kom op de situatie van de regionale omroepen. De staatssecretaris spreekt daar steeds over alsof er in het begin volledige overeenstemming bestond tussen alle regionale omroepen om te komen tot de geplande samenwerking en de staatssecretaris op basis daarvan enthousiast begon met het voorbereiden van een wetsvoorstel. Ik vrees dat de werkelijkheid vanaf het begin toch eigenlijk geweest is dat voor een hele hoop van die omroeporganisaties de wens om zelfstandig te blijven primair was, maar de noodzaak tot bezuinigingen hen dong om maatregelen te nemen. Als dat het begin geweest is, dan is het niet zo vreemd dat als er een kink in de kabel komt, er toch teruggegrepen wordt op de eerste optie: liever zelfstandig blijven. Dat neemt niet weg dat samenwerking nuttig en nodig is, omdat die bezuiniging opgehoest moet worden. Die is geregeld en ik kan mij inderdaad voorstellen dat niemand ervan uitgaat dat die nog teruggetrokken wordt. Dat is de realiteit waarmee je moet werken. Ik kan mij echter ook wel goed voorstellen dat een aantal van de omroeporganisaties tot de conclusie komt dat het liever zelf bezuinigingen aanbrengt dan gedwongen te worden bepaalde bezuinigingen aan te brengen. Een hele hoop zal weinig problemen opleveren, maar de staatssecretaris had het bijvoorbeeld over de "ontdubbeling" van studio's. Dan denk ik: waar hebben wij het nou over? Dat kan natuurlijk een hoop geld opleveren, maar als dat betekent dat regionale omroepen gezamenlijk studio's moeten gaan gebruiken, kan ik me voorstellen dat een hoop van hen denkt: dan regelen wij liever zelf de bezuinigingen, want hier willen wij niet in mee.

De voorzitter:

Denkt u aan uw tijd, mijnheer Ten Hoeve?

De heer Ten Hoeve (OSF):

Ik zal het kort houden, voorzitter. Ik kan mij dus heel goed voorstellen dat omroeporganisaties onder omstandigheden tot de conclusie komen dat ze liever zelfstandig doorgaan, dat ze de bezuiniging voor lief nemen en het daarmee redden. Dat betekent niet dat de staatssecretaris niet mag blijven proberen om ze op één lijn te brengen en tot samenwerking te bewegen. Ik heb er natuurlijk ook geen bezwaar tegen als hij met een nieuw wetsvoorstel komt. Daarvan zien wij met zijn allen het nut wel in, maar ik zeg er wel uitdrukkelijk bij dat ik er nog niet aan toe ben om erbij te zeggen dat het eventueel ook wel zonder draagvlak mag.