Plenair Kox bij voortzetting Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 1 november 2016 (2016/2017 nr. 5)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.04 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kox i (SP):

Voorzitter. Ik dank de regering voor de beantwoording. Als je de minister-president ziet, denk je: hij kan nog jaren mee. Dat hoeft echter niet per se als premier. Er zijn andere rollen denkbaar voor iemand met zoveel talenten dan alleen maar daar op die plek te zitten. Misschien is het wel goed om het Torentje te verruilen — ik zie dat hij het ermee eens is, dat begrijp ik! — voor iets anders. En ik heb begrepen dat er ook andere gegadigden zijn voor die functie. Wij zullen zien.

Ik dank ook de collega's voor de constructieve discussie. In het begin van het debat leek het mij dat wij nergens zouden uitkomen, omdat wij allemaal een beetje bezig waren met wat er gaat gebeuren na 15 maart, maar uiteindelijk is het debat mij meegevallen. Dat kan als een compliment worden opgevat. Ik heb het een mooi debat gevonden. Wij hebben heel veel onderwerpen aan de orde gehad. In tegenstelling tot Thom de Graaf vind ik het wel iets hebben als de minister-president in deze Kamer van overdenking iets van zijn overdenkingen aan ons meldt en ook nog zo fair is om te zeggen: dit zeg ik als premier en dat zeg ik als Mark Rutte. Dat vind ik nuttig. Of het allemaal precies past, is de vraag, maar soms is het ongepaste nuttig om onze gedachten te ontwikkelen.

Ik constateer dat er een fundamenteel verschil van mening bestaat tussen mijn fractie en het kabinet over hoe het land ervoor staat. Volgens de minister-president staan alle seinen op groen. Als je kijkt naar alle macro-economische gemiddelden, kun je inderdaad zeggen: wat gaat het toch goed met het land. Wij zijn echter acht jaar na de crisis, mijnheer de minister-president, en als dan nog steeds geconstateerd moet worden dat er zo veel mensen zijn die er nog niets van merken dat het beter gaat, zou ik zeggen dat de seinen helemaal niet op groen staan. Voor die mensen staan ze nog steeds op rood. Het welzijn van het land en de vooruitgang van het land dienen niet afgemeten te worden aan macro-economische gemiddelden, maar aan de mensen die de last van de crisis dragen. Dat zijn de mensen die in de schuldsanering zitten, de mensen die problematische schulden hebben, de half miljoen werklozen die we nog steeds hebben, de ouderen en gepensioneerden die achterblijven in hun koopkracht. Daar meten wij het aan af, maar daarover worden wij het niet eens. De verkiezingen op 15 maart zullen onder andere hierover gaan.

We hebben gesproken over de Europese samenwerking. In mijn eerste termijn heb ik aangegeven dat mijn partij erg voor Europese samenwerking is. Iemand zei het hier al: socialisten zijn internationalisten. Ja, dat moet en kan niet anders. Maar internationalisme wil niet zeggen dat je voor één vorm van samenwerking moet kiezen. Ik ben erg voor Europese samenwerking voor vrede, veiligheid en vooruitgang, zoals dat in 1948 hier in Den Haag werd geformuleerd. Ik heb tegen de minister-president gezegd — en dat was niet voor het eerst — dat ik vind dat we in Maastricht de verkeerde afslag hebben genomen. Volgens mij zijn inmiddels meer mensen deze mening toegedaan. We spreken nu over weeffouten, maar ik denk dat we meer dan weeffouten zien en dat we de verkeerde kant op zijn gegaan. We hebben de Monetaire Unie in een ongekend hoog tempo doorgevoerd. Dat is nooit eerder in de geschiedenis vertoond en dat heeft zijn gevolgen. Op dat punt blijven wij dan ook van mening verschillen met de minister-president. Ook daarover zullen de verkiezingen deels gaan. Wat voor Europa en wat voor Europese samenwerking willen we? Dat wij die samenwerking willen, mag voor iedereen duidelijk zijn. Dat is onbesproken voor de SP.

Zoals gezegd, socialisten zijn internationalisten. Ik ben blij dat ik het eens kan zijn met de minister-president als hij zegt dat we allemaal weliswaar kunnen begrijpen waarom die politisering van de Europese Commissie plaatsvindt, maar dat het wel problematisch is. Het staat in ons verkiezingsprogramma, dus op dat punt zou de minister-president op de SP kunnen stemmen. Er staan echter nog 250 andere dingen in waarom hij, vanuit zijn liberale visie, zeker niet op de SP zou moeten stemmen. Maar we moeten daar wel over nadenken en we moeten, meer dan blaffen tegen de maan, aangeven dat dit een foute ontwikkeling is, die niet past bij de structuur van Europese samenwerking. We zullen daarvan weg moeten gaan.

Ik ben het ook eens met de minister-president als hij zegt dat de Europese Unie minder moet gaan doen en meer aan haar kerntaken moet gaan werken. Het probleem is alleen dat wat de minister-president als kerntaken formuleert, niet door mijn partij als kerntaken wordt geformuleerd. Zoals gezegd, is mijn partij voor Europese samenwerking voor vrede, veiligheid en sociale vooruitgang, terwijl de minister-president zijn liefde voor de markt nog eens beklemtoont. Hij zei immers: ik ben natuurlijk heel erg voor de markt. Volgens mij is dat het probleem van de Europese samenwerking geweest: dat we zijn gaan focussen op de ontwikkeling van de markt in plaats van op die eerste trits van vrede, veiligheid en vooruitgang. Dat blijft een tegenstelling tussen hem en mijn partij.

Over het Oekraïneverdrag blijft de SP erbij dat de koninklijke weg zou zijn geweest dat de regering, na het referendum en na wat er is gezegd, ons een intrekkingswet had gestuurd. Nu bestaat die mogelijkheid nog steeds. De minister-president heeft gezegd: geef mij nog zes weken; ik ga onderhandelen in Brussel en ik heb er vertrouwen in dat ik een juridisch bindende verklaring kan opstellen die door alle 28 landen wordt gesteund. Moet die verklaring echter ook door Oekraïne worden getekend? Daarover is nog onduidelijkheid. Het associatieakkoord moest immers door 29 landen worden getekend. Dan heb ik nog een als-danvraag. Als de minister-president die overeenstemming niet bereikt, als niet alle 27 landen het met hem eens zijn en Oekraïne het er niet mee eens is, wat ik me buitengewoon levendig kan voorstellen als ik de zes voorwaarden zie, stuurt het kabinet ons dan alsnog een intrekkingswet? Het lijkt me erg belangrijk om daar het antwoord nog op te krijgen.

Ik heb weinig van de minister-president gehoord over een resolutere aanpak van de mensenrechtenschending in Turkije. Wat zich daar voordoet, is toch vrij ongekend. Tienduizenden mensen, onderwijzers en ambtenaren, worden ontslagen, duizenden mensen zitten in volgepropte gevangenissen, gevangenissen worden leeggemaakt; de echte boeven gaan eruit en de mensen met een politieke mening gaan erin. Turkije is inmiddels het land met de meeste journalisten in de gevangenis. In zuidoost-Turkije heerst bijna een burgeroorlog. Wanneer zegt de regering resoluter tegen Turkije: u gaat echt ver buiten wat toelaatbaar is?

Ik wil de minister-president ook nog vragen om in te gaan op wat ik heb gezegd over de Middellandse Zee; de zee van beschaving en cultuur, die ons zover heeft gebracht. Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat het nu een dodenakker is? Hoe gaan we ervoor zorgen dat die mensen niet de zee oversteken, maar ook dat ze, als ze die zee oversteken, niet verdrinken? Zoals gezegd, zijn dat dit jaar al bijna 4.000 mensen. Dat is toch echt een drama.

Ik ben blij dat we feest gaan vieren. Ik zag de minister van Binnenlandse Zaken ook heel blij kijken. Het is heel goed om zo'n groot moment in onze vaderlandse geschiedenis, de invoering van een parlementaire democratie, te vieren. En het had niet mooier kunnen zijn: in datzelfde jaar gaat de staatscommissie aan de slag om onze parlementaire democratie tegen het licht te houden. Ik ben blij dat de minister-president, in goed overleg met de minister van Binnenlandse Zaken, heeft gezegd dat die commissie begin maart aan de slag moet. Dat wordt dus niet over de verkiezingen heen getild. Dat is erg fijn.

Tot slot, ik ben niet ingegaan op de mededeling van de minister-president dat hij niet van plan is om met een alternatief te komen voor het eigen risico. Ik wijs hem er wel op — hij hoeft daartoe maar een beetje rond te kijken — dat een groeiende groep, onder wie politici, van mening is dat het eigen risico omlaag moet of moet verdwijnen. Natuurlijk zal ook dit onderwerp van bespreking zijn in de komende verkiezingscampagne. Ik dank nogmaals voor het debat en ik zie uit naar de laatste beantwoording van de minister-president.