Plenair Van Bijsterveld bij behandeling Nationale veiligheid en terrorismebestrijding



Verslag van de vergadering van 31 januari 2017 (2016/2017 nr. 16)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 13.39 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van Bijsterveld i (CDA):

Voorzitter. Ik weet niet helemaal zeker of ik de nieuwe minister van Veiligheid en Justitie moet feliciteren met zijn nieuwe post, maar ik doe het in ieder geval wel. Gefeliciteerd!

Er staan vandaag drie wetsvoorstellen op de agenda. Het wetsvoorstel inzake de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding zal door mij behandeld worden. Mijn collega Marnix van Rij zal het wetsvoorstel over het Nederlanderschap bespreken.

Voorzitter. Helaas wordt de westerse wereld sinds het begin van dit millennium geconfronteerd met terroristisch geweld in naam van de islam. De aanslagen van 2016 staan in ons geheugen gegrift, of zij nu in Frankrijk, België of Duitsland plaatvonden. Eerdere aanslagen in deze landen, in Engeland, in Spanje en in de Verenigde Staten wekten eveneens grote afschuw op. De wreedheden die bewust worden begaan, de littekens die zij bij getroffenen achterlaten, de ontwrichtende werking op de samenleving en het ondermijnen van het vertrouwen in elkaar, rechtvaardigen alleszins hard optreden daartegen, niet alleen repressief maar ook preventief. Bij dit optreden moeten natuurlijk essentiële waarden van de rechtsstaat geëerbiedigd worden. Waar de grenzen liggen van vrijheid van het individu en aan welke criteria overheidsorganen precies gebonden zijn in een rechtsstaat, ligt natuurlijk niet voor eens en voor altijd vast. Het is eerder een kwestie van evenwichten. Die evenwichten moeten voortdurend worden beargumenteerd in het licht van de concrete omstandigheden en in het licht van de bredere maatschappelijke context. Helaas zijn wij nu genoodzaakt om bestaande evenwichten ter discussie te stellen.

Grondrechten, of zij nu in de Grondwet of in internationale verdragen zijn verankerd, zijn niet absoluut. Zij kennen beperkingscriteria, die soms aan formele normen gebonden zijn, soms inhoudelijk aangeduid zijn, zoals het belang van de openbare orde of nationale veiligheid of de rechten van anderen, en vaak in een combinatie van beide voorkomen. Zonder een uitputtend exposé te geven over de randvoorwaarden die in acht genomen dienen te worden, moeten maatregelen in abstracto en in concreto adequaat gemotiveerd zijn. Ze moeten noodzakelijk en proportioneel zijn, passend zijn voor het doel waartoe zij in het leven zijn geroepen en in ieder geval achteraf toetsbaar zijn. Daarmee geef ik meteen aan dat mijn fractie een positieve grondhouding heeft ten opzichte van dit wetsvoorstel.

De heer Markuszower i (PVV):

Mevrouw Van Bijsterveld had het in haar inleiding over geweld in naam van de islam. Bestaat er volgens haar ook islamitisch geweld, of is dat iets heel anders?

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Dat is voor mijn betoog over dit wetsvoorstel niet relevant. Daarom laat ik het bij de tekst die ik net heb uitgesproken.

Het voorstel waarover wij nu spreken, biedt een forse uitbreiding van bestuurlijke bevoegdheden om preventief op te treden in het belang van, ik citeer, "de bescherming van de nationale veiligheid en het verhinderen van deelname aan of (financiële) ondersteuning van het jihadisme". In een fase waarin strafrechtelijke verdenking niet of nog niet aan de orde is, kunnen bestuurlijk vrijheidsbeperkende maatregelen worden opgelegd. Deze kunnen bestaan uit een gebiedsverbod, een contactverbod, een meldplicht, een uitreisverbod of combinaties daarvan. De minister van Veiligheid en Justitie kan zo'n maatregel opleggen voor de duur van een halfjaar en die met eenzelfde periode verlengen. De besluiten staan open voor toetsing door de rechter. Daarnaast kan de minister van Veiligheid en Justitie subsidies, vergunningen, ontheffingen en erkenningen weigeren of intrekken.

Het gaat dus om verregaande maatregelen. Maar mijn fractie heeft een positieve houding ten opzichte van wetgeving die op een effectieve manier bijdraagt aan het voorkomen of bestrijden van terrorisme. De vraag is natuurlijk steeds of niet met eenvoudige middelen meer bereikt kan worden. Iets anders gezegd: met het vaststellen van meer of strengere wetgeving is terrorisme nog niet voorkomen of bestreden.

In de schriftelijke behandeling wees mijn fractie al op de gebeurtenissen rond de aanslag in Brussel in 2016. Al snel werd duidelijk dat een van de betrokkenen vanuit Turkije via Nederland naar België gereisd zou zijn. Vanwege gebrekkige communicatie bleek dit pas achteraf en niet op een moment waarop betrokkene nog tegengehouden kon worden. Tijdens de asielinstroom van 2015 kwamen er van de regering geruststellende woorden over onder meer goede registratie van binnenkomers om eventuele terroristische dreiging te voorkomen. Later bleek dat van een effectieve registratie op dat moment nauwelijks sprake was. De vermoedelijke dader van de verwoesting op de kerstmarkt in Berlijn in december 2016 werd enkele dagen later bij toeval gevonden in Italië. Een paar dagen later bleek dat hij moeiteloos via Nederland en Frankrijk daarheen was gereisd.

Wat ik daarmee wil zeggen, is niet dat extra maatregelen om die reden ongerechtvaardigd zijn, maar wel dat zij slechts zin hebben wanneer ook het meer eenvoudige al op orde is. Daarover leven bij mijn fractie twijfels. Natuurlijk, overal worden fouten gemaakt. Ik doel echter op iets van meer structurele aard.

Er ligt hier ook een duidelijke, concrete relatie met het onderhavige wetsvoorstel. Dat maakt immers een uitreisverbod mogelijk. Dat is erop gericht om uitreizen uit het Schengengebied onmogelijk te maken wanneer er een gegrond vermoeden is dat de betreffende persoon het doel heeft aansluiting te zoeken bij een aangewezen terroristische organisatie. Dat verbod kan dus alleen in Schengenverband gehandhaafd worden; niet nationaal. Maar er is nog iets anders: mijn fractie heeft begrepen dat er geen systematische controle bestaat op dat uitreizen. Alleen de mogelijkheid voor steekproefsgewijze controles bestaat. Simpel gezegd: als dat juist is — daarover hoor ik graag de minister — dan is het verbod op dit moment niet goed te handhaven en heb je er, huiselijk gezegd, niets aan. De minister heeft wel toegelicht dat hieraan in Europees verband gewerkt wordt, maar die reactie op onze vraag gaf ons niet direct het vertrouwen dat hier op korte termijn iets van te verwachten valt. Of ziet mijn fractie dit verkeerd? En hoe is de situatie binnen het Schengengebied met de coördinatie van opsporing van terrorismeverdachten, zoals in het geval van de vermoedelijke dader van de aanslag op de kerstmarkt in Berlijn?

In de eerste dagen van januari van dit jaar kwam een bericht in het nieuws dat aanbieders van internationale bus- en treinreizen erover dachten om vanwege redenen van veiligheid reizigers bij het boeken van een reis om identificatie te vragen. Een aantal van die reizen kan nauwelijks meer in persoon geboekt worden; ze worden steeds meer via internet geboekt. Dat betekent dus simpelweg dat het voor gewone reizigers steeds ingewikkelder wordt om zo'n internationale bus- of treinreis te organiseren; los nog van de mogelijkheid dat identificatiegegevens in verkeerde handen komen. Waarom dan niet simpelweg een controle aan de grens? Waarom is dat zo'n taboe?

Er is nog een andere handhavingsdimensie: de capaciteit van de opsporing, ook in de preventiefase. Volgens de minister leggen de voorstellen geen groot capaciteitsbeslag op de financiële en materiële middelen. Toch is het bekend dat de politie ook zonder deze voorstellen menskracht te kort komt. Hoe wordt dan de effectuering van deze voorstellen gewaarborgd? Het is immers niet de bedoeling dat zij slechts een papieren dreiging vormen.

Mijn fractie heeft ook nog enkele vragen over de inhoud van het voorstel zelf. Het wetsvoorstel hanteert voor het gebieds- en contactverbod en voor de meldplicht het criterium dat zij noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid en gericht zijn op degene "die op grond van zijn gedragingen in verband gebracht kan worden met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan." Waarom heeft de minister tot nog toe niet willen ingaan op de wens van velen, onder andere de Afdeling Advisering van de Raad van State, om de begrippen "terroristische activiteiten" en "de ondersteuning daarvan", te willen omschrijven of inkaderen, met behoud van enige interpretatieruimte? Waarom wordt voor "terroristische activiteiten" niet bij reeds bestaande wettelijke omschrijvingen aangesloten? Of doet de minister dat toch? En wat verstaat de minister onder "in verband gebracht kunnen worden met"? Kan de minister wat betreft de maatregelen van weigeren of intrekken van subsidies, vergunningen, ontheffingen of erkenningen nader ingaan op de relatie tussen de subsidies, vergunningen, ontheffingen of erkenningen en de terroristische activiteiten waarvoor wordt gevreesd? Met name hier lijkt het aantonen van de voorzienbaarheid van een maatregel niet altijd helder. Of ziet mijn fractie dit verkeerd?

Het gebruik van een ruime bestuurlijke bevoegdheid kan in evenwicht gebracht worden door een stevige rechterlijke toetsing achteraf. Om die toetsing te kunnen uitvoeren, is het nodig dat het bestreden besluit van een inhoudelijke motivering wordt voorzien. Is het volgens het wetsvoorstel in alle gevallen vereist degene tegen wie de maatregel zich richt, op de hoogte te brengen van de precieze redenen van het opleggen van de maatregel? Dat kan gevoelig liggen, met het oog op de nationale veiligheid. Zo niet, hoe ligt dit dan bij rechterlijke toetsing? Uit de eerdere beantwoording in de stukken is dit niet geheel helder geworden. Is dit ook een dimensie die de minister meeneemt bij de evaluatie van het wetsvoorstel?

Mijn fractie wacht met belangstelling de beantwoording van de minister af.