Plenair Ganzevoort bij behandeling Bekostiging levensbeschouwelijk onderwijs



Verslag van de vergadering van 7 februari 2017 (2016/2017 nr. 17)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 15.42 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn fractie dankt de indieners van dit wetsvoorstel voor hun initiatief en hun betrokkenheid. Wij zullen het voorstel steunen. Ik plaats dat vandaag in het iets grotere perspectief van de visie op onderwijs. Bij onderwijs gaat het er volgens mijn fractie altijd om, jonge mensen — vaak zijn het jonge mensen — te stimuleren om zich zo te ontwikkelen, dat zij optimaal kunnen functioneren in de samenleving. Daarvoor is het nodig dat zij zich voldoende kennis en vaardigheden eigen maken, maar dat is niet genoeg. Zij moeten ook de ruimte krijgen om hun talenten maximaal te ontplooien. Daarnaast hebben zij recht op vorming tot authentieke en verantwoordelijke burgers. Dit wetsvoorstel gaat over dat laatste aspect, want bij die vorming hoort ook de levensbeschouwelijke dimensie in al haar diversiteit. De levensbeschouwelijke vorming heeft twee kanten: een kennisaspect, dat ook wel "teaching about religion" wordt genoemd en een overdrachtsrespect, dat ook wel "teaching into religion" heet. Het kennisaspect krijgt in brede zin aandacht in kerndoel 38, het kennisgebied geestelijke stromingen. Ik citeer: "De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen en zij leren respectvol om te gaan met verschillende opvattingen van mensen". Dat is buitengewoon belangrijk in een levensbeschouwelijk veelkleurige samenleving als de onze, maar dat is niet genoeg. Leerlingen moeten ook leren zichzelf te positioneren en zich te verstaan in relatie tot hun eigen achtergrond. Zij moeten leren reflecteren op levensbeschouwelijke en morele vraagstukken en daarbij wortelen in een levensbeschouwelijke traditie. Ook dat is deel van de vorming als verbinding met en aanvulling op wat zij van huis uit meekrijgen.

Dat is allemaal niet nieuw. Het is al herhaaldelijk gezegd en de indieners hebben het ook zelf in de memorie van toelichting al duidelijk gemaakt: vanaf de 19de eeuw is het structureel onderdeel van ons onderwijsstelsel. Het verschil tussen openbaar en bijzonder onderwijs — het is een verschil dat trouwens sowieso al aan het afnemen is en waar we op een ander moment nog uitgebreider over kunnen doorspreken — is namelijk helemaal niet dat openbaar onderwijs geen ruimte zou bieden voor religie en levensbeschouwingen. Integendeel, de openbare school laat ruimte voor alle richtingen en neemt daarbij zelf geen eigen religieuze of levensbeschouwelijke kleur aan. Overigens is dat laatste, die vergaande neutraliteit, nou juist wel nieuw. Het openbaar onderwijs in de eerste helft van de 19de eeuw werd namelijk juist geacht om algemeen christelijk te zijn, gericht op de eer van het Opperwezen (1801) en gericht op alle maatschappelijke en christelijke deugden (1806). Kom daar nog maar eens om vandaag! Bij het ruimte laten voor alle richtingen wordt ook al vanaf de eerste onderwijswetten van de 19de eeuw geregeld dat het specifiek leerstellige onderwijs — dat wil zeggen het religieus inhoudelijke onderwijs — gegeven wordt binnen de school door vertegenwoordigers van de levensbeschouwelijke stromingen. Dat gebeurt nog steeds en daarover gaat dit wetsvoorstel. Dat er een wetsvoorstel moet komen, vloeit voort uit iets wat wel relatief nieuw is, namelijk dat we ook kwaliteitseisen stellen aan deze denominatiegebonden docenten. Als we kwaliteitseisen stellen, moeten we ook de salariëring en ondersteuning fatsoenlijk regelen.

Mijn fractie hecht zeer aan de levensbeschouwelijke ruimte en aan diversiteit. Juist daarom hecht zij ook zeer aan de kwaliteit van deze docenten en dit onderwijs. Die kwaliteit is een noodzakelijke voorwaarde om te voorkomen dat de levensbeschouwelijke vorming, die wij zo belangrijk vinden, sektarisch zou kunnen worden en zou kunnen strijden met de voorbereiding op de levensbeschouwelijk veelkleurige samenleving en het respect dat centraal wordt gesteld in kerndoel 38. Goede, persoonlijke levensbeschouwelijke vorming, die aansluit bij de opvoeding, is veel waard. Die moet wel verbonden blijven met respectvolle omgang met anderen. Daarvoor is de kwaliteit van de docenten essentieel. Daarom is dit een buitengewoon verstandig wetsvoorstel, waar we de indieners voor danken.