Plenair Sent bij behandeling Lerarenregister en registervoorportaal



Verslag van de vergadering van 14 februari 2017 (2016/2017 nr. 18)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Sent i (PvdA):

Voorzitter. Kinderen zijn de toekomst. Ze hebben het recht om zich te ontwikkelen en de samenleving heeft de plicht dit te organiseren. Onderwijs is daarbij de sleutel tot persoonlijke ontwikkeling maar ook tot voorspoed en welzijn van de samenleving als geheel. Onderwijs is een cruciale waarde in de vormende jaren van kinderen en jongeren. Ze leren stap voor stap de wereld kennen en kunnen in deze periode het gemakkelijkst en gretigst nieuwe dingen leren. Ze moeten in die jaren alle kansen krijgen om zich kennis en vaardigheden eigen te maken en om hun persoonlijkheid, hun wereldbeeld en hun interesses te vormen. Een gunstige, inspirerende start blijft een leven lang doorwerken. Ouders en verzorgers hebben hierin een grote verantwoordelijkheid en daarnaast is het onderwijs van onschatbare waarde.

Er is een stevige investering in het vak van leraar en docent noodzakelijk om het beste onderwijs mogelijk te maken. De PvdA wil dat leerkrachten meer ruimte en tijd krijgen om les te geven vanuit hun professionaliteit en passie, en ook dat ze meer waardering en een goede beloning krijgen. In het verlengde van de extra ruimte voor hun professionaliteit wordt door het voorliggende wetsvoorstel van onderwijsgevenden gevraagd zich blijvend te scholen om zo hun expertise op peil te houden en aan de voorwaarden voor opname in het lerarenregister te blijven voldoen.

Het wetsvoorstel waarover wij vandaag plenair spreken, heeft als doel de positie van leraren te versterken en hun beroepskwaliteit zichtbaar te maken en te verbeteren. Dat gebeurt middels de invoering van een lerarenregister, waarbij leraren elke vier jaar dienen aan te tonen hun bekwaamheid te hebben onderhouden om voor herregistratie in aanmerking te komen. Daarnaast voorziet het voorliggende wetsvoorstel in een registervoorportaal, waarin leraren worden geregistreerd die nog niet aan de bevoegdheidseisen voldoen. De regering meent dat het beroep van leraar met deze maatregelen aantrekkelijk wordt voor mensen die een loopbaan in het onderwijs overwegen.

Graag maakt mijn fractie van de gelegenheid gebruik plenair met de staatssecretaris van gedachten te wisselen over de voorliggende voornemens van de regering. Daarbij wil ik er geen misverstand over laten bestaan dat mijn fractie een voorstander is van een lerarenregister. Het is een stimulans voor het borgen van structureel bekwaamheidsonderhoud door iedere docent. Ook de vorming van een sterke, zelfbewuste en zelfkritische beroepsgroep kan op de steun van mijn fractie rekenen.

Zoals door een aantal fracties al is besproken, is draagvlak essentieel voor de succesvolle implementatie van het lerarenregister. Daarvan is vooralsnog geen sprake. De Onderwijscoöperatie functioneert nog niet als breedgedragen vertegenwoordiger van de beroepsgroep. De Tweede Kamer heeft de regering in de motie van het lid Straus c.s. verzocht de Onderwijscoöperatie te stimuleren om de vereniging op termijn zo in te richten dat individuele leraren lid kunnen worden van de vereniging, het bestuur door hen gekozen wordt en zij zo direct inspraak krijgen op het beleid van de Onderwijscoöperatie. Die motie kan ook op de steun van mijn fractie in deze Kamer rekenen.

De sectorraden hebben zich bij herhaling uiterst kritisch uitgelaten over het feit dat er geen afstemming met hen heeft plaatsgevonden. De Onderwijsraad is een voorstander van een lerarenregister, maar niet dit lerarenregister. De Raad van State acht invoering van een verplicht lerarenregister onder de huidige omstandigheden prematuur. Voorts meent de Raad van State dat het wetsvoorstel onwerkbaar en onevenredig is. Dit alles brengt de Raad van State tot het advies om het wetsvoorstel te heroverwegen. Naar aanleiding van dit advies stelt de regering voor om het lerarenregister en registervoorportaal gefaseerd in te voeren, zoals uiteengezet in de brief van 27 september 2016 aan de Tweede Kamer.

In die brief bevestigt de staatssecretaris dat draagvlak voor het wetsvoorstel in het algemeen en voor het register in het bijzonder van wezenlijk belang is voor het bereiken van het gezamenlijke doel, te weten versterking van de beroepsgroep en de beroepskwaliteit van leraren. Hij geeft daarbij aan dat via reguliere peilingen onder leraren en scholen de mate van steun voor de verschillende onderdelen van het wetsvoorstel wordt bijgehouden. Wij vragen de staatssecretaris toe te zeggen de Eerste Kamer bij elke nieuwe fase zoals gespecificeerd in zijn brief van 27 september 2016, te informeren over het draagvlak voor het register alsmede over zijn inzet om breed draagvlak te realiseren.

Zoals blijkt uit de gefaseerde invoering van het lerarenregister en registervoorportaal is nog veel onduidelijk. De gegevenslevering door scholen dient te worden gestart. Leraren dienen te starten met registreren. De herregistratiecriteria en valideringsregels dienen te worden vastgesteld. Het gevolg is dat bij mijn fractie nog veel vragen leven. Hoe zet de staatssecretaris zich in voor voldoende en adequaat bijscholingsaanbod? Hoe meent hij dat de beroepsgroep tot verdere ontwikkeling kan komen? Kan hij cijfermatig onderbouwen dat er voldoende tijd en middelen ter beschikking worden gesteld?

Een deel van deze onduidelijkheid zal worden weggenomen door de twee Algemene Maatregelen van Bestuur. De eerste is van technische aard en betreft de gegevenslevering. De tweede betreft de herregistratiecriteria en valideringsregels. Mijn fractie werkt graag mee aan een verantwoorde transitie naar de eerste fase van herregistratie en wenst daartoe een uitspraak te kunnen doen over de tweede AMvB. Derhalve vragen wij de staatssecretaris om voorafgaand aan de transitie naar de eerste fase van de herregistratie een verzwaarde voorhang toe te zeggen bij de AMvB aangaande herregistratiecriteria en valideringsregels. Wij vragen hem dit vervolgens te verankeren in de eerstvolgende onderwijswet die door beide Kamers wordt geleid. Aan het einde van mijn betoog kom ik nog terug op de transitie naar de laatste fase.

Graag vraagt mijn fractie aandacht voor de verbinding tussen individuele professionalisering en schoolontwikkeling. Immers, professionalisering en leren zouden toch vooral collectief en collaboratief moeten zijn. Leren en professionaliseren zouden uiteindelijk effect moeten hebben op de dagelijkse praktijk in scholen. Staat dit niet op gespannen voet met de inzet van het register als individueel instrument? Bij professionalisering is het van belang dit te organiseren vanuit het perspectief van het hele lerarenteam. Zo blijkt uit onderzoeken naar de lerarenbeurs dat individuele professionalisering vaak niet gekoppeld is aan schoolontwikkeling en leraren met kennis terug de school in komen waarmee ze vervolgens niet uit de voeten kunnen.

De heer Bruijn i (VVD):

Waar komt de zorg vandaan dat het team, de school en de hele omgeving van de docent hiermee buitenspel zouden komen te staan? Het zijn toch het team, de school, de leidinggevende en de relatie tussen al die betrokkenen die volop blijven bepalen wat het individu doet aan het bijhouden van dat vak? Dat gaat natuurlijk breder dan alleen bij- en nascholing. De beroepsgroep kijkt toch alleen mee of wat daar gebeurt ook naar de mening van die beroepsgroep aan de maat is? Die beroepsgroep bepaalt toch niks? Of heb ik het verkeerd begrepen?

Mevrouw Sent (PvdA):

Er bestaat een mogelijke spanning tussen het lerarenregister als individueel instrument en de schoolcultuur, waar een collectief belang speelt. Het zou kunnen dat er in het lerarenregister geen activiteiten worden opgenomen waar teams aan deelnemen. Die potentiële spanning wil ik wegnemen. Daar wil ik in ieder geval aandacht voor vragen. Bij voorkeur wil ik in een evaluatie mee laten nemen in hoeverre die spanning bestaat en in hoeverre die overbrugd wordt door het feit dat in het lerarenregister het wel mogelijk is om teamleren op te nemen. Het is geen principiële zorg, maar ik vraag aandacht voor de uitwerking in de praktijk.

De heer Bruijn (VVD):

De evaluatie vind ik prima. Mijn fractie zal het verzoek daartoe steunen. Ik ga echter helemaal niet mee in de gedachte die mevrouw Sent tentoonspreidt. Het is een fundamenteel onderwerp hier. Het is niet de beroepsgroep die bepaalt wat het individu doet. Dat blijft de school. Dat blijft het team. Het individu zet in het portfoliootje wat hij gedaan heeft. Daar kent de beroepsgroep een bepaalde waarde aan toe. Dat kan om een aantal uren gaan of om competenties die daarbij betrokken zijn, maar de beroepsgroep bepaalt niet wat er gebeurt. Als het team het belangrijk vindt en zeker als de leidinggevende, die een dienstopdracht kan geven, het belangrijk vindt, is het onmogelijk dat er niets aan teambuilding in het kader van bij- en nascholing wordt gedaan. Desnoods gaat het om denominatie, didactiek van de school of specialisatie. Het is onmogelijk dat dat niet in het register komt. De school dicteert namelijk wat er gebeurt, niet de beroepsgroep.

Mevrouw Sent (PvdA):

De beroepsgroep gaat echter uiteindelijk over de herregistratiecriteria en de valideringsregels. Daarbij vraag ik aandacht voor het opnemen van teamleren, omdat er anders een spanning zou kunnen ontstaan tussen de werkgever die teamleren belangrijk vindt en de beroepsgroep die dat niet opneemt in de herregistratiecriteria en valideringsregels. Die spanning is in potentie aanwezig. Die hoeft in de praktijk niet aanwezig te zijn. Daarom vraag ik om dat in een evaluatie mee te nemen. Zo kan de zorg die nu bestaat weggenomen worden.

De heer Bruijn (VVD):

Als er inderdaad een spanning bestaat tussen de visie van de school, die bepaalt wat er gebeurt, en de mening daarover van de beroepsgroep, dan lijkt het me positief van het register dat dankzij dat register die spanning op tafel komt, zodat we dat debat met elkaar kunnen voeren.

Mevrouw Sent (PvdA):

Als dat in de evaluatie meegenomen kan worden, ben ik nog blijer. Wij vragen dus aan de staatssecretaris of teamleren onderdeel uit kan maken van de evaluatie van het wetsvoorstel en om onze zorgen weg te nemen over mogelijke spanning tussen het individuele instrument en het teambelang.

Een belangrijke taak van de Eerste Kamer is de beoordeling van de uitvoerbaarheid van wetgeving. De sectorraden hebben reeds in oktober 2016 aangegeven minimaal negen maanden nodig te hebben om tot gegevenslevering voor het lerarenregister te komen. Eerst dienen de specificaties bekendgemaakt te worden bij de softwareleveranciers, vervolgens dienen die de softwarepakketten aan te passen en pas daarna kunnen de scholen de gegevens in aangepaste softwarepakketten invoeren. Dat geheel dient te passen in de drukte rond de afsluiting van het schooljaar. Blijkens de huidige planning zou de gegevenslevering door scholen op 1 augustus 2017 moeten starten. De uitvoerbaarheid van het voorliggende wetsvoorstel vraagt echter om uitstel van de start van de gegevensverstrekking door scholen tot minimaal 1 december 2017. Mijn fractie vraagt de staatssecretaris om dit toe te zeggen en ons tevens voorafgaand aan de stemming over het voorliggende wetsvoorstel te informeren over de gevolgen voor de planning van de gefaseerde invoering van het register.

In de eerder genoemde brief van 27 september 2016 staat dat de beroepsgroep uiterlijk voor het zomerreces van 2017 het voorstel voor de herregistratiecriteria en valideringsregels heeft opgesteld. Dit voorstel kan waar relevant zijn gedifferentieerd naar vakgebied of sector. Graag vragen wij de staatssecretaris naar de voortgang aangaande dit voorstel. Kan hij garanderen dat dit voor het zomerreces van 2017 is afgerond? Zo nee, welke gevolgen heeft dit dan voor de planning van de gefaseerde invoering van het register?

Nog een voorname taak van de Eerste Kamer is het beoordelen van de relatie tussen een wetsvoorstel en bestaande wetgeving. Bij het voorliggende wetsvoorstel wordt ervan uitgegaan dat sociale partners afspraken maken over de arbeidsrechtelijke gevolgen van niet-herregistratie. Er bestaat echter twijfel over de stelling dat sociale partners een rechtspositioneel gevolg kunnen verbinden aan het niet voldoen aan de eisen van herregistratie. Die zorgen zijn ook al door een aantal andere fracties geuit. Immers, het in het Burgerlijk Wetboek geregelde ontslagrecht kent een limitatieve lijst van gronden waarop een arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd dan wel ontbonden. Het niet herregistreren is geen grond die in deze lijst voorkomt.

Vanwege het gesloten karakter van het ontslagstelsel komt aan sociale partners wettelijk gezien niet de mogelijkheid toe om een grond anders dan genoemd in deze limitatieve lijst in een cao op te nemen. Het gevolg is dat het arbeidsrechtelijk gevolg als consequentie van niet-herregistratie niet door sociale partners kan worden vormgegeven. Mijn fractie vraagt de staatssecretaris dan ook om een juridische toets op dit punt met de Kamer te delen voorafgaand aan de stemming over het voorliggende wetsvoorstel.

Ik keer graag terug naar de stevige investering in het vak van leraar en docent die de PvdA noodzakelijk acht om het beste onderwijs mogelijk te maken. Mijn fractie leest met instemming in de memorie van antwoord dat het bestrijden van het kwalitatieve en kwantitatieve lerarentekort de aandacht van de regering heeft. Het is een van de pijlers onder de "Lerarenagenda 2013-2020: de leraar maakt het verschil". Aan de Tweede Kamer wordt periodiek gerapporteerd over de voortgang van de agenda, op onder meer de instroom in de lerarenopleidingen, het creëren van meer en flexibele routes naar het leraarschap en de begeleiding van startende leraren. De Tweede Kamer heeft in de motie van de leden Grashoff en Ypma de regering verzocht met een ambitieus plan van aanpak te komen om het lerarentekort in alle onderwijssectoren op te lossen, waarbij expliciet aandacht wordt besteed aan beloning en carrièreperspectief, opleidingsstructuur, kwalitatief aanbod van bijscholing en beperking van de werkdruk van leraren.

De heer Pijlman i (D66):

Ik zou graag van mevrouw Sent willen weten of deze oproep niet wat laat is. We zijn nu aan het einde van deze regeringsperiode. Nu komt zij met deze oproep. Dat was misschien een goede geweest aan het begin van deze regeringsperiode. Dan had dit register er een sluitstuk van kunnen zijn. Ik hoor graag een reactie van mevrouw Sent hierop.

Mevrouw Sent (PvdA):

Het register zal uiteindelijk een sluitstuk zijn, want in de brief van de staatssecretaris van 27 september 2016 staat een routekaart voor de invoering van het lerarenregister. Er worden randvoorwaarden genoemd. Een van de randvoorwaarden in die brief is de onderwijsarbeidsmarkt. Er is dus wel degelijk aandacht voor die randvoorwaarde voordat er arbeidsrechtelijke gevolgen kunnen worden verbonden aan het niet voldoen aan de herregistratie.

De heer Pijlman (D66):

U hebt een heel aantal voorwaarden genoemd, maar u zegt er ook bij: we gaan nu wel beginnen met het register. Hoe houdt u dan de vinger nog aan de pols? U legt uw kaarten toch al op tafel?

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik heb al om een toezegging gevraagd. Die betreft de verzwaarde voorhang van de AMvB behorende bij de herregistratiecriteria en valideringsregels. Ik vraag zo dadelijk nog om een tweede toezegging, aangaande het inwerkingstredingsbesluit.

De heer Schalk i (SGP):

Ik heb de indruk dat mevrouw Sent nog een andere toezegging heeft gevraagd inmiddels, namelijk om stemming uit te stellen totdat er een juridische toets ligt over een aspect dat zij daarnet noemde.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik heb gevraagd of de staatssecretaris in staat is om een juridische toets aangaande de verhouding tussen het wetsvoorstel en ons ontslagstelsel met ons te delen.

De heer Schalk (SGP):

Inderdaad, en daar verbond mevrouw Sent volgens mij aan dat de stemmingen pas plaats konden vinden daarna. Stel dat het binnen het week niet zou gebeuren. Stelt zij dan voor om de stemmingen uit te stellen?

Mevrouw Sent (PvdA):

Het lijkt mij prematuur om daar nu al een uitspraak over te doen. Ik verwacht een goed antwoord van de staatssecretaris op dit punt. In ieder geval wacht ik dat liever eerst af voordat ik hier verder op inga.

De heer Bruijn (VVD):

Wat wil mevrouw Sent dan precies getoetst hebben? Die vraag is natuurlijk heel belangrijk als we dit belangrijke wetsvoorstel gaan ophouden vanwege deze toets. De vraag of er al dan niet sprake is van een ontslaggrond is in ieder individueel geval anders. De ene leraar zal twee jaar achterlopen in zijn bij- en nascholing, de andere een week. Bij de een zal het gaan om bepaalde competenties, bij de ander om vlieguren. Hoe ziet zij de mogelijkheid om dit juridisch in algemene zin te toetsen? Is het niet juist zo dat dit register de mogelijkheid biedt en de flexibiliteit voor de werkgever en de werknemer om zelf in dat individuele geval te toetsen wat de reden voor de achterstand is en daar iets aan te doen? Zo hoeft het helemaal niet tot ontslag te komen. Wat ook onwenselijk is, want we hebben al een lerarentekort.

Mevrouw Sent (PvdA):

Het lijkt me inderdaad de wenselijke route dat het niet zo ver komt. Maar als het zo ver komt, wil ik wel duidelijkheid hebben over welke consequenties dit heeft voor de verhouding tussen werkgever en werknemer. Bij voorkeur wil ik die duidelijkheid nu al hebben. Ik vraag zo dadelijk nog om een tweede toezegging die ik graag wil hebben, over de gefaseerde invoering. Dan zouden we altijd nog bij het verbinden van arbeidsrechtelijke consequenties aan het niet voldoen aan de herregistratiecriteria, ons nogmaals kunnen buigen over de verhouding van het wetsvoorstel tot de mogelijkheden die het Burgerlijk Wetboek biedt.

De heer Bruijn (VVD):

Ik vrees dat mevrouw Sent iets vraagt wat niet kan, gezien de pluriformiteit van de casuïstiek, maar we zullen het horen.

Mevrouw Sent (PvdA):

Als het in principe mogelijk is, ben ik al een stap verder. Daar gaat het eigenlijk om.

Voorzitter. Ik was gebleven bij de motie van de leden Grashoff en Ypma. De regering heeft aangegeven, haar uiterste best te doen om voor 15 februari 2017 met het plan van aanpak te komen. Graag ontvangen wij een afschrift hiervan en vernemen wij van de staatssecretaris of we dit nog de komende week mogen verwachten. Immers, het is morgen 15 februari.

Graag vraagt de PvdA bijzondere aandacht voor zijinstromers in het mbo. Zij zijn de verbinding tussen beroepsopleiding en beroepspraktijk. Voor het mbo is het belangrijk dat zijinstroom gestimuleerd blijft. Aangezien zijinstromers eerst in het registervoorportaal komen, bestaat de zorg dat het voor scholen onaantrekkelijk wordt om zijinstromers aan te nemen. In de Tweede Kamer is de motie van het lid Bruins aangenomen waarin de regering wordt verzocht, de Onderwijscoöperatie als kader mee te geven dat de regelgeving rondom het lerarenregister zo wordt ingericht dat geen hindernissen ontstaan voor het werven van zijinstromers, praktijk- en ervaringsdeskundigen en vakmensen, met name in het mbo.

Mevrouw Gerkens i (SP):

Ik had eigenlijk verwacht dat de heer Kops hier nu zou staan, want wat mevrouw Sent hier voorstelt is dat het mogelijk blijft dat onbevoegden les blijven geven in het onderwijs. Begrijp ik dat goed?

Mevrouw Sent (PvdA):

Het wetsvoorstel zoals dat nu voorligt, maakt het mogelijk voor zijinstromers om via het registervoorportaal geregistreerd te zijn, tijdelijk, totdat ze bevoegd zijn en in het register worden opgenomen. Dat is alleen maar een toelichting op zoals het nu is vormgegeven in het wetsvoorstel.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dan begrijp ik dat de PvdA zegt dat dit register er in ieder geval niet is gekomen om onbevoegden uit het onderwijs uit te halen. Die mogelijkheid moet gewoon blijven bestaan?

Mevrouw Sent (PvdA):

Het is een registervoorportaal. De bedoeling is dat er uiteindelijk een overgang naar het register plaatsvindt.

De motie van het lid Bruins in de Tweede Kamer kan op de steun van mijn fractie in deze Kamer rekenen. Graag vragen wij de staatssecretaris ons te informeren over de voortgang aangaande de uitvoering van deze motie. Daarbij constateren wij dat het niet voldoen aan de nascholingsplicht uiteindelijk leidt tot het niet meer mogen uitoefenen van het vak, terwijl onbevoegde leraren het vak wel mogen gaan uitoefenen. Deelt de staatssecretaris onze indruk dat het wetsvoorstel hiermee disproportioneel is? Graag krijg ik een reactie op dit punt.

Meer in het algemeen beschrijft de staatssecretaris zelf in zijn eerder genoemde brief van 27 september 2016 aan welke randvoorwaarden dient te worden voldaan als de laatste fase van het register in werking treedt. In deze fase gaat de tweede periode van vier jaar herregistratie van start, waaraan ook rechtsgevolg is verbonden. Dit rechtsgevolg is dat een leraar niet voor de klas mag staan als hij of zij niet aan de herregistratie voldoet. Deze randvoorwaarden omvatten het borgen van het draagvlak voor het register, de ontwikkeling van relevant professionaliseringsaanbod en het voorkomen van onbedoelde effecten op de vraag- en aanbodverhoudingen op de arbeidsmarkt.

Met deze brief in het achterhoofd vragen wij de staatssecretaris een verzwaarde voorhang toe te zeggen bij het Koninklijk Besluit waarmee de laatste fase in werking treedt, teneinde beide Kamers de gelegenheid te bieden om te beoordelen of aan de randvoorwaarden die nodig zijn om het lerarenregister zorgvuldig en verantwoord in werking te laten treden, is voldaan. Wij vragen hem dit vervolgens te verankeren in de eerstvolgende onderwijswet die door beide Kamers wordt geleid.

Ik rond af met nogmaals te benadrukken dat mijn fractie een voorstander is van een lerarenregister. Maar dan dient dit wel een register te zijn dat inderdaad de professionaliteit en waardering verbetert. Het moet niet louter leiden tot meer administratie en controle. En het moet niet leiden tot een enorm aanbod van twijfelachtige professionalisering, wat weer zal leiden tot controle over en een kwaliteitscheck van dit aanbod.

Wij zijn vooralsnog geen voorstander van de bijbehorende routekaart. De reden is dat wij geen carte blanche wensen te geven voor een routekaart waarbij de parlementaire invloed op de individuele fases ongewis is. Daarom heb ik in mijn inbreng gevraagd de staatssecretaris ons wél invloed te geven op de individuele transities. Met mijn fractie kijk ik dan ook zeer uit naar zijn antwoorden.