Plenair Backer bij voortzetting behandeling Beperken wettelijke gemeenschap van goederen



Verslag van de vergadering van 21 maart 2017 (2016/2017 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.32 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Backer i (D66):

Voorzitter. Ik neem kennis van deze motie. Die is mij niet ter ondertekening voorgelegd, maar dat is wellicht begrijpelijk vanuit de gedachte dat ik die niet mede zou ondertekenen. De motie verrast me echter toch wel, temeer omdat ik zelf de overtuiging heb dat de initiatiefnemers en de minister op zeer verhelderende wijze een groot aantal vraagpunten die vanavond aan de orde zijn geweest uiteen hebben gezet. Ik doel op vraagpunten als het voorhuwelijks vermogen en de transparantie van de regeling. Ik noem ook het issue waarbij mevrouw Swinkels een heel goed voorbeeld gaf over het spaargeld dat wordt ingezet. Dat haakt ook aan bij een onderdeel waarvan ik zelf heb gezegd dat er vraagpunten bij konden opkomen. Maar het is natuurlijk een heel goed voorbeeld. Als je dan zelf besluit in de gemeenschappelijke rekening eigen geld in te brengen, dan is het daar onderdeel van. Maar het wetsvoorstel gaat natuurlijk in belangrijke mate over het feit dat dat geld, als je dat niet doet, ook niet wordt ingezet ter delging van schulden van de partner. Daar gaat het in essentie natuurlijk over in dit voorstel. Dat vermogen hoort er dan van rechtswege niet bij. Dat is helder uiteengezet. Daarom denk ik dat het voorstel een verbetering is.

De heer Van Rij gaf een persoonlijk voorbeeld. Dat spreekt altijd aan, als je vertelt hoe dochter naar je toe komt met een vraag. Ook de heer Recourt sprak over een persoonlijke kwestie. Dat zou ik ook kunnen doen, maar ik wil toch het volgende aan de heer Van Rij meegeven, en dat bedoel ik niet flauw maar serieus. Wij hebben dochters die terechtkunnen bij een vader die deze materie kan overzien en hierover een goed advies kan geven. Dat wil overigens nog niet zeggen dat ze daarnaar luisteren. Het gaat hier echter over die duizenden die dat advies thuis niet krijgen en ook niet ergens anders, en die een keuze maken die ze niet overzien. Daar gaat dit voorstel over. Daar gaat dit over.

De heer Van Rij i (CDA):

Inderdaad. Daar ben ik het helemaal mee eens. Dat heb ik ook in de eerste termijn gezegd. Waar wij het niet over eens zijn, is dat de huidige regeling heel simpel is voor verreweg de grootste groep Nederlanders, die geen of hoegenaamd geen vermogen heeft. Je gaat huwen en het is fiftyfifty. De nieuwe regeling wordt heel ingewikkeld en moet uitgelegd worden. Dat is precies de reden waarom wij het geen goed voorstel vinden. Daarover verschillen we met elkaar van mening. Toen ik over de dochters sprak, zei ik daar overigens heel geconditioneerd bij: áls ze al naar mij toe komen. Gaat u er maar van uit dat ze dat echt zelf besluiten.

De heer Backer (D66):

Ik denk wel dat ze dat zullen doen, collega Van Rij. Maar dit is inderdaad het punt. Het gaat om de appreciatie van de vraag of het systeem ingewikkelder wordt. Ik vond de minister daarover overigens heel helder. Hij zei dat het goed uitvoerbaar is. Ik vind dat een belangwekkende mededeling van de minister.

Over de fiscaliteit is even gesproken. Het zou voor mijn fractie geen belemmering zijn om nu iets verder in te gaan op de fiscaliteit. De minister heeft dat helder aangegeven. Het raakt eraan maar het is geen wezenlijke wijziging van de fiscaliteit. Natuurlijk moet er een keer geantwoord worden, maar dat is voor mijn fractie niet bepalend bij het vormen van een oordeel hierover.

Zijn er dan helemaal geen zorgen? Natuurlijk zijn die er wel. Die zijn ook geadresseerd en uitvoerig besproken in tal van casusposities, zoals we dat ook in de schriftelijke voorronde hebben gedaan. In dit debat merk je natuurlijk dat het personen- en familierecht een gevoelig terrein is. Ik zei het al in mijn eerste termijn. We praten over de vraag hoe je aankijkt tegen maatschappelijke ontwikkelingen en hoe je de tekenen des tijds verstaat. En dan kom je op de vraag of dit een incrementele verbetering is. Ja, zelfs in het allersomberste geval, van een slechte administratie en ruzie over een scheiding, zelfs in dat geval is dit nog altijd beter dan zoals het nu is. Ik denk dat de heer Van Oosten een heel goed punt inbracht, dat ik mij zelf nog niet gerealiseerd had, namelijk dat een deel van de geschillen over de kinderen gaat, maar als ze over vermogen gaan, gaat het ook om een gevoel van benadeling. Er zit altijd irrationaliteit in die ruzies, maar dat gevoel van benadeling wordt met dit voorstel verminderd.

Ik ga afronden. Ik ben begonnen met de openingszin van de tweede roman van Tolstoj, Anna Karenina. De eerste roman heette Oorlog en Vrede. Ik hoop werkelijk dat we na het intensieve debat dat we gevoerd hebben, vrede kunnen sluiten op het punt dat hier een verbetering nodig is. De motie nodigt daar niet toe uit, maar ik heb die hoop nog niet opgegeven. We hebben hierover vurige en respectvolle discussies gevoerd, ook in de commissie. Mijn fractie hoopt erop dat we uiteindelijk toch nog naar elkaar toe kunnen groeien en dit wetsvoorstel positief kunnen bejegenen.