Plenair Van Apeldoorn bij voortzetting behandeling Associatieovereenkomst met Oekraïne



Verslag van de vergadering van 23 mei 2017 (2016/2017 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.44 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken voor hun beantwoording over het al dan niet goedkeuren van het meest verregaande associatieakkoord dat de EU gesloten heeft. Ik zei al eerder dat het geen bevinding is van een onderzoek door de SP, maar dat ook andere relevante politieke actoren die uitspraak hebben gedaan. Ik verwijs hierbij ook naar de heer Koenders zelf, die heeft gezegd — dit is na te lezen in de Handelingen — dat dit een verregaand akkoord is, een akkoord dat verdergaat dan andere politieke akkoorden die de EU heeft gesloten. Met Turkije was het nog een ander geval, want dat betrof een associatieovereenkomst op basis van artikel 238 van het Verdrag van Rome, waarbij lidmaatschap bewust het oogmerk was.

Ten aanzien van de beantwoording van de regering wil ik ingaan op wat met name de minister-president heeft gezegd over de juridische status van de verklaring, of het inlegvel. Gehoord hebbende de discussie van vandaag zou ik het de leeswijzer willen noemen, want het is eigenlijk een leeswijzer van de 28. De minister-president heeft gezegd dat het uiteindelijk niet nodig was om de instemming van Oekraïne te vragen. Dat deed er niet toe, want het ging inderdaad om de leeswijze, de interpretatie van de 28. Daarmee heeft de minister-president toegegeven dat er eigenlijk geen tittel of jota aan het verdrag is veranderd. De minister van Buitenlandse Zaken heeft duidelijk gemaakt dat het wel om een herprioritering gaat, zoals ook in de leeswijzer staat, als het gaat om het punt van de bestrijding van corruptie. Ik heb de heer Schrijver goed beluisterd, die zei dat die herprioritering eigenlijk niet nodig was omdat dit al in artikel 1 stond. De regering heeft de herprioritering wel nodig geacht, maar de minister concludeert dat we op basis van die verklaring kunnen ingrijpen als het toch mis blijkt te gaan met de corruptie. Mijn vraag zou zijn op grond waarvan dat kan, aangezien er met deze leeswijzer geen wijzigingen in het verdrag zijn aangebracht in het associatieakkoord met Oekraïne.

Ik had vandaag een sterk déjà vu-gevoel, zoals eerder al werd gememoreerd, want het ging heel veel over de vraag waarom we toch voor dit verdrag zouden zijn. Alle argumenten van de voorstanders hebben mij opnieuw niet overtuigd. Wij waren tegen en blijven tegen. Dat gold trouwens ook — dat zeg ik tegen mevrouw Strik — voor de associatieakkoorden met Moldavië en Georgië. Wij hebben ook daar tegengestemd, om uiteenlopende redenen. De vraag waarom het vandaag zou moeten gaan, is hoe we omgaan met de uitslag van het referendum in het licht van de referendumwet. Daar heb ik veel fracties nog te weinig over gehoord. Tegen mevrouw Strik zeg ik dat als de uitslag een duidelijk ja was geweest, wij onze inhoudelijke afweging niet hadden gewijzigd. Dat had ook niet gehoeven, want dan was het niet opnieuw voorgelegd geweest aan het parlement, aangezien het dan volgens artikel 10 van de referendumwet automatisch in werking was getreden, of althans bij Koninklijk Besluit. Het gaat om het volgende, en in die zin is dit wel correctief. Er is een uitspraak gedaan en er is een wet aangenomen door de Tweede en de Eerste Kamer. Vervolgens wordt aan de bevolking voorgelegd: bent u het daarmee eens, ja of nee? Indien dat een nee is, komt het tot een heroverweging. Ik heb daar veel woordvoerders te weinig over gehoord. Voor zover er gesproken werd over het referendum, gebeurde dat eigenlijk — dat moet mij toch van het hart — soms op badinerende wijze. Zo leek collega Knapen de legitimiteit van het referendum in twijfel te trekken door te wijzen op het gebruik van een stem-app. De CDA-fractie was nooit voorstander van een referendum, maar het is nu eenmaal de wet die ook hier na een uitgebreid debat gepasseerd is. Hoe ga je dan met die wet om? Partijleider Buma was daar helder over: de uitslag kun je vanuit democratisch oogpunt niet naast je neerleggen.

De heer Knapen i (CDA):

Ik begrijp niet hoe collega Van Apeldoorn tot de conclusie kan komen dat ik de legitimiteit in twijfel lijk — zo zei hij — te trekken, als ik alleen maar vaststel dat de methode die men in gedachten had toen de referendumwet werd geschreven, een andere was dan de begrijpelijke, moderne, logische en technisch ook betere methode die kon worden gebruikt toen de referendumwet werd geoperationaliseerd. Ik trek deze referendumwet en de toepassing ervan dus in het geheel niet in twijfel. Als de heer Van Apeldoorn dat uit mijn woorden meent te moeten concluderen, heb ik stellig de indruk dat dat een vorm van manipulatie is.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik ben blij dat de heer Knapen dit heeft rechtgezet. Ik heb inderdaad gezegd: lijkt. Ik stel dan bij dezen vast dat hij dat niet doet, dus dat hij de legitimiteit niet in twijfel trekt. Dat is mooi. Het valt mij alleen op dat er, zodra het gaat over het referendum en welke waarde wij daaraan moeten hechten, begonnen wordt over een stem-app, over GeenPeil en GeenStijl en allerlei uitspraken die daarover gedaan zijn, terwijl ik denk: uiteindelijk doet dat er niet toe. Wat ertoe doet, is dat die uitslag er ligt.

Dan zegt de heer Schrijver — en collega Strik zegt hem dat na — dat uiteindelijk slechts 20% van de kiezers nee heeft gestemd. Die waren in het referendum dus tegen het verdrag. Dan denk ik: dat is een interessante rekensom. Maar er was een opkomstdrempel. Die wilde de PvdA-fractie er juist in. Op dat moment is de uitslag geldig. Nu geldt dus gewoon dat 60% tegen was. Als je zo wilt gaan rekenen — ik zeg dit ook tegen mevrouw Strik — dan kun je ook zeggen: maar 12% of 13% van de kiezers was vóór dit verdrag. Dat is een uitermate smal draagvlak, zo zou ik zeggen. Ik zal nu niet ingaan op wat de VVD over het referendum heeft gezegd. Maar ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken — het gaat er dan niet om dat men de legitimiteit van de uitslag van het referendum in twijfel trekt — dat er eigenlijk weinig respect is voor de ook in deze Kamer aangenomen wet. In zekere zin distantieert men zich daarvan. Ik zou zeggen dat dit strijdig is met de manier waarop wij in deze Kamer met wetten moeten omgaan.

De heer Schaap i (VVD):

Uiteraard zijn wij tegen de referendumwet. Maar ik heb in mijn betoog juist gezegd: nu die wet er toch ligt en daar gebruik van gemaakt is, wil ik weleens weten wat voor raad — het is een raadgevend referendum — ik aan die uitslag en alle debatten die daaromheen zijn gevoerd, kan ontlenen. Mijn conclusie daarvan was: niet veel. Dat was het enige.

De heer Van Apeldoorn (SP):

We zullen het daar vandaag niet over eens worden. Als 60% van de kiezers nee heeft gestemd, lijkt mij dat de raad dan duidelijk is, namelijk dat het associatieakkoord niet moet doorgaan en dat de regering een intrekkingswet moet voorleggen aan het parlement.

Goed, ten slotte wil ik nogmaals wijzen op de woorden van Sybrand Buma, de partijleider van het CDA. U ziet: de SP-fractie ziet hem al helemaal zitten als de nieuwe premier van dit land in een coalitie met de SP over het midden en over links. Als wij nu geen recht doen aan de uitslag van het referendum — ook de CDA-fractie in de senaat heeft nooit gezegd dat men van deze lijn zou willen afwijken — zou dat het cynisme en het gebrek aan vertrouwen in de politiek van Brussel en Den Haag alleen maar voeden.

En juist als Europa u aan het hart gaat, en het Europese project en het overstijgende belang daarvan — en dat onderschrijft de SP-fractie ook, want wij zijn ook voor Europese samenwerking — dan moet u zich toch nog maar een keer goed opnieuw bedenken of wij hiermee niet opnieuw een pad opgaan — na het nee tegen de grondwet, die er vervolgens wel kwam — dat er tegen de bevolking wordt gezegd: luister eens, u bent voor niets naar die stembus gegaan met vier miljoen mensen en wij trekken toch ons eigen plan. Wat betekent dat voor Europa en voor de legitimiteit van het Europese project? Onze vrees is dat dan op een gegeven moment toch de boel gewoon in elkaar ploft. De les die wij uit dit referendum en de uitslag daarvan moeten trekken is dat als je er niet in slaagt om de bevolking mee te nemen, je op een doodlopend spoor bent. Daarom zal ik mijn fractie adviseren, maar dat zal u niet verbazen, om niet voor de inwerkingtreding van het associatieakkoord te stemmen.