Plenair Van Bijsterveld bij behandeling Afschaffen mogelijkheid van lijstencombinaties



Verslag van de vergadering van 20 juni 2017 (2016/2017 nr. 32)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 16.18 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van Bijsterveld i (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Zijn beantwoording geeft mij aanleiding tot een paar opmerkingen. De minister begon met een heel mooie introductie op zijn beantwoording, namelijk het Rawlsiaanse standpunt dat hij zelf wilde innemen. Zonder het in die termen te gieten, heeft mijn fractie dit voorstel niet primair bekeken als een fractie van een partij die zelf regelmatig gebruik maakt van de mogelijkheid van het aangaan van lijstencombinaties, hetgeen wij overigens wel doen. Wij hebben het vooral bekeken vanuit het perspectief of wij het een goed en redelijk mechanisme vinden. En dat vinden wij. Er doen zich verder ook geen problemen voor rond het fenomeen van de lijstverbindingen en daarom zijn wij geen voorstander van het afschaffen daarvan.

De minister is ingegaan op de situatie dat er verschillende opvattingen bestaan over wat democratie nu werkelijk is. Hij heeft gelijk als hij zegt dat die verschillende opvattingen van democratie leiden tot verschillende typen kiesstelsels, die op zich misschien allemaal legitiem zijn. Wij hebben ons voor de beoordeling van dit wetsvoorstel in de lijn gezet van de evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen, zoals de Grondwet dat uitdrukt. Binnen dat stelsel vinden wij het systeem van de lijstencombinaties goed, omdat een "overstem" ten goede komt aan een geestverwante fractie. Dat past binnen een systeem van evenredige vertegenwoordiging.

De heer Engels i (D66):

Ik heb nu voor de vierde keer dit argument voorbij horen komen en heb mij steeds weer teruggedrukt in mijn stoel, maar nu moet ik het toch maar een keer zeggen. Ik vind het heel verbazingwekkend en anderen hebben dat ook gezegd. Mevrouw Van Bijsterveld zegt: wij vinden het als fractie of als partij heel logisch dat de kiezer wil dat zijn stem moet worden meegerekend via een verdeling van restzetels naar een geestverwante partij. Dat illustreert nu precies mijn opmerking over de partijendemocratie. Het is toch de kiezer die bepaalt wat hij met zijn stem doet, of wat hij wil dat er met zijn stem gebeurt als er eventueel een restzetelverdeling is? De aanname van bepaalde fracties en partijen dat zij het beter weten dan de kiezer zelf — in dit geval dat hij, als hij op de PvdA stemt, zonder meer altijd wil dat die stem naar GroenLinks gaat — is bizar. Het is een volstrekt niet overtuigend argument en het illustreert precies dat partijen veel meer met zichzelf en hun eigen positie, macht en belang bezig zijn dan eigenlijk moet in een kiezersdemocratie.

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Ik vind mijn eigen argumenten wel overtuigend. Ik zal ook proberen om de heer Engels daarvan te overtuigen. Als een kiezer het niet met mij eens zou zijn, kan hij gewoon op een andere partij stemmen. Dat is één punt. Een tweede punt is: wanneer dat niet het geval is, is het niet zo dat de partijen het uitmaken. Dan maakt de wet het uit. Dan is er helemaal geen invloed van de kiezer daarop, althans een nog veel verder verwijderde invloed. Ik vind dat ik uitga van een heel redelijke veronderstelling.

De heer Engels (D66):

Dit maakt het alleen nog maar meer bizar. Hierna zal ik erover ophouden. Nogmaals: ik vind dat een kiezer met zijn stem zelf bepaalt op welke partij hij stemt. Hij geeft daarmee geen stemverklaring af dat per definitie die stem ook bij de andere partij die in een lijstencombinatie zit terecht zou moeten komen. Een kiezer die voor de PvdA stemt, heeft misschien wel een tweede voorkeur voor de SP. Dat is niet uitgesloten. Misschien wel meer dan voor GroenLinks. Dat is ook niet uitgesloten. Ik blijf het een gekunstelde redenering vinden.

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Jammer dat ik de heer Engels niet kan overtuigen, maar dat zij dan zo.

Ik kom op een volgend punt. In de eerste termijn is door verschillende woordvoerders het verband gelegd tussen het onderwerp van het wetsvoorstel en het algehele systeem van restzetelverdeling. Voor de helderheid: dat algemene verband tussen dit voorstel en het systeem van restzetelverdeling, grootste gemiddelden of grootste overschotten, legt mijn fractie niet. Wij hebben het wetsvoorstel als zodanig beoordeeld. Wel heb ik uitdrukkelijk gezegd dat het systeem van restzetelverdeling binnen een lijstencombinatie zelf heel redelijk is, omdat anders per definitie bijna altijd de grootste partij binnen die combinatie de extra zetel toegedeeld krijgt en dat is natuurlijk niet goed voor de samenwerking.

Tot slot. Een enkele woordvoerder heeft aan de orde gesteld of het misschien zinvol is om over het onderwerp waar dit wetsvoorstel over gaat de staatscommissie Herziening parlementair stelsel advies te laten uitbrengen. Ik heb begrepen dat de fractie van de ChristenUnie daartoe mogelijkerwijs een motie indient. Dat lijkt mijn fractie een goed idee. Mocht dat niet leiden tot een opdracht aan de staatscommissie om over dit wetsvoorstel te spreken, dan heb ik begrepen dat ook nog gedacht wordt om bij motie aan de minister te vragen om het voorstel niet in werking te laten treden voor de komende gemeenteraadsverkiezingen. Dat zou mijn fractie een tweede en in ieder geval een goede oplossing vinden.