Plenair Nagel bij behandeling Termijnen verlening Nederlanderschap



Verslag van de vergadering van 26 september 2017 (2017/2018 nr. 1)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 15.08 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nagel i (50PLUS):

Voorzitter. Na de aanneming door de Tweede Kamer van het nu aan de orde zijnde wetsvoorstel is er een verdere brede maatschappelijke discussie ontstaan over de zin en de noodzaak om de algemene naturalisatietermijn te verlengen van vijf naar zeven jaar. Ook in de bijdragen van de regering wordt erkend dat het hier om een beslissing met een arbitrair karakter gaat. Centraal staat dat het hier gaat om een zo groot mogelijke waarborg dat er voldoende tijd is om in de Nederlandse samenleving en het Koninkrijk te integreren. In de memorie van antwoord aan deze Kamer van 22 december 2016 staat het helder geformuleerd: "Zeven jaar doet meer recht aan de gedachte dat een substantiële periode van verblijf en toelating in één van de landen van het Koninkrijk vooraf dient te gaan aan de verlening van het Nederlanderschap. Het betreft voornamelijk een waardeoordeel dat zich niet geheel laat vatten in harde data zoals cijfers en statistieken. De keuze voor een bepaalde termijn is in zekere mate altijd arbitrair". Aldus de memorie van antwoord.

Van een regering die een arbitraire keuze maakt, mag verwacht worden dat zij zowel de voor- als de nadelen van de voorgestelde verlenging weergeeft en afweegt. Bij die regeringsarbitrage ontbreekt naar het waarnemen van de 50PLUS-fractie het inzicht in de nadelige gevolgen van de voorgestelde verlenging, niet alleen voor degenen die al langdurig op hun naturalisatie wachten, maar ook voor de gehele Nederlandse samenleving. Onderbelicht is gebleven dat uit het onderzoek van zowel de OESO en de Erasmus Universiteit blijkt dat naturalisatie er juist belangrijk toe bijdraagt dat migranten sneller zullen integreren. Verder is gebleken dat de kans op betaald werk toeneemt indien het integratieproces wordt versneld in plaats van vertraagd. In een recente brief stelt het Landelijk Bureau VluchtelingenWerk Nederland dat zolang een migrant — en zeker degene die afkomstig is uit niet-westerse landen— nog niet de Nederlandse nationaliteit heeft, hij te maken krijgt met discriminatie bij sollicitaties, het vinden van stageplekken en het afsluiten van contracten en hypotheken. Daarnaast vormt reizen een groot probleem, omdat zij meestal voor meer landen een visum nodig hebben. Familie elders kan vaak niet bezocht worden. Kinderen en jongeren die bezig zijn met het opbouwen van een toekomstig bestaan ondervinden de nadelen van het niet hebben van de Nederlandse nationaliteit, zoals ook blijkt uit het rapport van de Nationale ombudsman. Graag vernemen wij van de staatsecretaris of hij deze nadelen erkent.

In het aangeven van de voordelen van de verlenging van de termijn van vijf naar zeven jaar is de regering wel uitvoeriger. Wat in de memorie van toelichting nog ontbrak, staat nu in de memorie van antwoord aan deze Kamer. De staatsecretaris geeft vier punten aan ter onderbouwing als hij schrijft "(...) dat de factor tijd onmiskenbaar een gunstige invloed heeft op de band die iemand opbouwt met ons land". We gaan deze door de staatsecretaris in de memorie van antwoord genoemde vier argumenten even na.

1. "Wie hier woont doet boodschappen". Meent de staatsecretaris echt serieus dat ook minder koopkrachtige migranten na vijf jaar boodschappen doen bij een zesde en zevende jaar eerder zullen integreren in de samenleving en een beter inzicht zullen hebben in de wekelijkse voordeelaanbiedingen?

2. "Wie hier woont gaat naar school of werkt". Meent de staatsecretaris serieus dat vijf jaar absoluut onvoldoende is?

3. "Wie hier woont bezoekt een arts". Ook hier de vraag of een slechte gezondheid de integratie bevordert en of hier echt sprake is van een serieus argument.

4. "Wie hier woont gaat naar verjaardagsfeestjes". Ook hier de vraag of het zesde en zevende jaar in de lichte feestsfeer de gevraagde nodige garantie bieden.

Voorzitter. De vier genoemde argumenten, boodschappen doen, naar school gaan of werken, een bezoek aan een arts en verjaardagsfeestjes, zijn niet door mij bedacht, maar door de staatssecretaris. Het zijn citaten uit zijn memorie van antwoord, waarin de staatssecretaris bij herhaling zelfs de woorden "garantie" en "garanderen" gebruikt met betrekking tot het integreren. Vindt hij zijn eigen voorbeelden overtuigend? Zijn antwoord zal zwaar wegen voor de 50PLUS-fractie. Ik verwijs daarbij naar het advies van de Raad van State: "Indien de noodzaak van de verlenging van de termijn van toegang en hoofdverblijf niet dragend kan worden gemotiveerd, adviseert de Afdeling van de verlenging af te zien".

Voorzitter. Gelet op onze korte spreektijd en de door de andere fracties al aangesneden onderwerpen, beperken wij ons tot nog één nader aspect rond de naturalisatie. Het gaat om de zeer hoge legeskosten die door de aanvragers, en zeker door de aanvragers met gezinnen, niet zijn op te brengen. Een gezin met twee kinderen betaalt al meer dan €1.300. Daarbij blijkt uit diverse uitspraken van de Centrale Raad van Beroep dat men geen bijzondere bijstand verleent omdat de noodzaak voor naturalisatie onvoldoende zou worden aangetoond. In de eerste plaats vinden wij dat oordeel principieel onbegrijpelijk en onjuist. De regering heeft zelf gesteld dat het gaat om politieke rechten en dat de verkrijging van de nationaliteit van een land het meest verregaande recht is dat aan een vreemdeling kan worden gegeven die in dat land verblijft. De vreemdeling houdt op vreemdeling te zijn en wordt Nederlands staatsburger: een Nederlander als iedere andere Nederlander. Nederlander worden is het sluitstuk van geslaagde participatie en integratie, aldus de staatssecretaris. Het bemoeilijken zo niet onmogelijk maken hiervan doet de migrant de status van tweederangsburger behouden. De overheid heeft de verplichting om niet-Nederlanders zo veel mogelijk te laten integreren. Een kostenaspect van te hoge leges mag daaraan niet in de weg staan. Is de staatssecretaris het met ons eens dat de opstelling van de Centrale Raad van Beroep strijdig is met de opvatting van de staatssecretaris?

De Centrale Raad van Beroep zegt in zijn uitspraak de legeskosten niet als noodzakelijk aan te merken. Deelt de staatssecretaris die opvatting? De Centrale Raad van Beroep zegt dat de belanghebbende geen omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat zijn naturalisatie noodzakelijk is. Maar is deze noodzaak niet alleen al algemeen geldend aanwezig? Afgezien daarvan is het in talrijke individuele gevallen onmogelijk om naar het buitenland te reizen. Als voorbeeld: met een Nederlands paspoort is visumvrij reizen mogelijk naar 155 staten; met een Afghaans paspoort geldt dat slechts voor 22 landen. Ons is gebleken dat in de praktijk door de sociale dienst een verzoek om bijzondere bijstand bij voorbaat werd afgewezen op grond van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (Hilversum, maart 2017). Is de staatssecretaris het met ons eens dat ieder verzoek om bijzondere bijstand afzonderlijk gewogen moet worden conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat men niet kan volstaan met slechts een verwijzing naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep die is gebaseerd op een individueel geval?

Ik heb daarom op dit punt nog twee aanvullende, concrete vragen. Eén: is de staatssecretaris bereid tot nader kabinetsberaad over verlaging van de genoemde zeer hoge legeskosten met als inzet deze beduidend te verlagen? Twee: is de staatssecretaris bereid zijn invloed aan te wenden zodat aanvragen voor bijzondere bijstand niet bij voorbaat worden afgewezen, zoals hier wordt vermeld?

Voorzitter. We wachten de antwoorden op onze vragen met belangstelling af.

De voorzitter:

Dank u wel. Mijnheer Nagel, wilt u nog even terugkomen? Mevrouw Stienen heeft nog een vraag voor u.

Mevrouw Stienen i (D66):

Ik dank de heer Nagel voor zijn kritische vragen. Gezien de achterban van 50PLUS had ik eigenlijk verwacht dat er ook vragen zouden komen over wat deze wetswijziging voor de groep Nederlanders in het buitenland betekent. Wij denken dat een behoorlijk grote groep van 50-plussers of 60-plussers door deze wetswijziging in de moeilijkheden zou kunnen komen. Dus ik ben toch heel benieuwd wat het standpunt is van 50PLUS als het gaat om de vraag wat dit betekent voor mensen in het buitenland met een niet-Nederlandse partner.

De heer Nagel (50PLUS):

Ik kan daar kort in zijn. Ik heb al gezegd dat onze spreektijd beperkt is en dat ik niet alle onderwerpen zou gaan noemen omdat ze ook door andere fracties zijn aangeroerd. In dit verband kan ik kort zijn: wij delen het standpunt zoals dat is verwoord door uw fractie.

Mevrouw Stienen (D66):

Dank. Dat verheugt ons zeer.

De voorzitter:

Nogmaals dank, mijnheer Nagel. Ik geef het woord aan mevrouw Strik.