Plenair Jorritsma-Lebbink bij behandeling Verslag Tijdelijke Commissie Werkwijze Eerste Kamer



Verslag van de vergadering van 24 oktober 2017 (2017/2018 nr. 4)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.07 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Jorritsma-Lebbink i (VVD):

Dank u wel, voorzitter. "De taak van de Eerste Kamer ligt niet in het stichten van het goede, maar in het voorkomen van het kwade." Zo motiveerde minister Donker Curtius de handhaving van de Eerste Kamer in 1848, nadat men in 1815 bij de introductie van de Eerste Kamer opmerkte: "Ten einde alle overijling in de raadplegingen te voorkomen, in moeielijke tijden aan de driften heilzame palen te stellen, (en) den troon te omringen door een bolwerk waartegen alle partijen afstuiten." Sedertdien is veel veranderd, maar nog steeds is met name het eerst gestelde de kern van het werk van de Eerste Kamer. Het politieke primaat ligt aan de overkant en hier beoordelen wij wetgeving nog eens op haar doelmatigheid, handhaafbaarheid, rechtmatigheid, uitvoerbaarheid, effectiviteit en dergelijke. Of hier wijziging in moet komen is overigens niet het debat van vandaag, maar zal met name door de staatscommissie die het hele parlementaire stelsel nog eens onder de loep neemt ongetwijfeld beoordeeld worden. Ongetwijfeld komen we over de staatscommissie op een ander moment een dezer dagen nog wel een keer te spreken.

De taak van de tijdelijke commissie was om onze werkwijze nog eens te toetsen en om te bezien of er noodzaak is om daar wijzigingen in aan te brengen. De VVD-fractie constateert tot haar genoegen dat de werkwijze van de Eerste Kamer zowel volgens de commissies als volgens de leden die deel hebben genomen aan de enquête of die de vragen goed beantwoord hebben, in grote lijnen niet echt gewijzigd hoeft te worden om onze werkzaamheden goed te kunnen doen. Slechts op een paar onderdelen worden voorstellen gedaan om veranderingen — of moet ik zeggen verbeteringen? — aan te brengen. Ik zal dan ook niet alles behandelen, maar mij concentreren op een aantal punten waar de VVD-fractie vragen dan wel opmerkingen over heeft. Maar ik wil niet over de inhoud beginnen dan nadat ik de commissie en de medewerkers namens onze fractie van harte heb bedankt voor het vele werk en voor het zeer leesbare rapport met een mooie analyse, een inbreng van een heel groot deel van onze leden en ten slotte conclusies en aanbevelingen.

Ik loop de zes onderdelen langs. Het is goed dat de commissie onder het hoofdje "processen" ook aandacht heeft geschonken aan de politieke cultuur dan wel de wenselijke politieke cultuur. Dat zijn dus ongeschreven regels, die niet afdwingbaar zijn. De commissie doet daarbij zeven aanbevelingen waar wij ons zeer in kunnen vinden: respectvol met elkaar omgaan, ruimte geven aan politieke minderheden, afspraken nakomen, diversiteit accepteren, transparantie in het gebruik van procedures, transparantie over hoofd- en nevenfuncties en het zoeken van samenwerking. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de ongeschreven regels van de politieke cultuur kwetsbaar zijn als die te vaak worden gebruikt voor politieke doeleinden. Wat mij betreft zou dus nog toegevoegd kunnen worden dat filibusters vermeden moeten worden, maar wellicht probeert de commissie dat te zeggen met de aanbeveling transparant te zijn in het gebruik van procedures. Graag uw reactie daarop.

Een van de drie voorstellen om het Reglement van Orde aan te passen is om het stemmen bij zitten en opstaan tot regel te verklaren. Kan de commissie daar toch nog iets over zeggen? Grondwettelijk is het aan ieder lid voorbehouden om te allen tijde hoofdelijke stemming aan te vragen. De gegroeide praktijk is — gelukkig, zou ik zeggen — dat dit heel zelden gebeurt. Moet ik begrijpen dat het naar de mening van de commissie heel goed zo kan worden opgenomen, mits — en dat is het ook voorstel — altijd één lid kan vragen om een hoofdelijke stemming, waarna dat dan ook gebeurt? Als dat klopt, dan kunnen wij als VVD-fractie daar natuurlijk graag mee instemmen.

Dan over de toetsing in de Eerste Kamer. Eigenlijk is met name het beoordelen op uitvoerbaarheid nog steeds een kwetsbaar punt, soms omdat wetten ons zeer geamendeerd bereiken en soms omdat de uitvoering onvoldoende getoetst is voor indiening dan wel dat de Tweede Kamer daar ook niet echt serieus naar heeft gekeken. Inmiddels is onze commissie voor Financiën bezig met een voorstel om veel fundamenteler naar de uitvoerbaarheid te kijken. Zodra de commissie haar voorstel klaar heeft, lijkt het mij van belang dat dit via de senioren breed uitgedragen wordt. Daarnaast zou het ook goed zijn als door de Tweede Kamerleden een belangrijk amendement wordt ingediend, zij zich ook vergewissen van de uitvoerbaarheid bij aannemen van een dergelijk amendement. De aanbevelingen van de commissie zijn dus prima.

Dan over de eigen invulling van de agenda. De VVD-fractie is van mening dat beleidsdebatten in dit huis zo beperkt mogelijk gehouden moeten worden. De APB, de AFB en de AEB — als ik de afkortingen mag gebruiken: de Politieke Beschouwingen, de Financiële Beschouwingen en de Europese Beschouwingen — zijn toch eigenlijk de enige debatten die traditioneel op de agenda komen. Ik moet bekennen dat ik soms twijfel aan de zinvolheid van de APB als de inhoud wel heel erg sterk lijkt op een verkorte versie van de inbreng van partijgenoten aan de overkant. Dat gebeurt af en toe ook.

De commissie stelt voor om het themadebat te introduceren. Wij hebben grote aarzelingen over de vraag of het introduceren van een nieuw type debat, buiten het wetgevingsdebat en de eerdergenoemde debatten, echt iets zinvols gaat opleveren. Betekent dat dan ook dat er geen andere beleidsdebatten meer worden toegestaan? De commissie stelt wel voor om er terughoudend mee om te gaan, maar wij kunnen ons nog niet heel goed voorstellen welke toegevoegde waarde een dergelijk themadebat kan hebben.

Over de communicatie met de samenleving kan ik kort zijn. We zijn het eens met alles wat de commissie voorstelt.

De commissie besteedt apart aandacht aan Europa. Dat is terecht, al was het maar omdat de positie van onze Kamer een andere is bij Europese wetgeving. De Eerste Kamer vervult daarbij een eigenstandige rol, waarover in het rapport nog eens nadrukkelijk wordt gesproken. In 2009 is er een werkwijze afgesproken. Ook in de vragenlijst werden een aantal vragen gesteld over de werkwijze inzake Europa. Eigenlijk maakt de commissie hier twee bewegingen. Allereerst nuanceert ze de eigenstandige rol van de Eerste Kamer ten opzichte van de Tweede Kamer en de regering. Daarbij wordt nog eens benadrukt dat het van belang is de BNC-fiche en/of de opvatting van de Tweede Kamer te kennen alvorens zelf tot behandeling over te gaan. Het zou heel goed zijn als de Tweede Kamer zich dat vooral realiseert bij bijvoorbeeld de subsidiariteitstoets waarvoor een termijn van acht weken geldt, en deze dan zo snel behandelt dat ook de Eerste Kamer voldoende tijd heeft om een volwaardig oordeel te vellen. Ik merk maar op dat dat ook in het belang is van de Tweede Kamer. Bij verschillende opvattingen is de regering immers ongeveer vrij om zelf een standpunt in te nemen zonder rekening te houden met het parlement. De VVD-fractie vraagt zich wel af of de voorstellen die de commissie ter zake doet, het probleem van te weinig aandacht voor Europese regelgeving echt oplossen. Er wordt om nog meer informatie gevraagd, terwijl wij ons afvragen of meer focus niet een veel betere oplossing zou zijn.

De commissie stelt ook voor om een experiment uit te voeren met een eigen, door de Kamer betaalde functionaris: de PVSG, de permanente vertegenwoordiger van de Staten-Generaal. Op dit moment is er één zo'n ambtenaar, die in de praktijk bijna alleen voor de Tweede Kamer werkt. Je kunt daarbij de volgende vragen stellen. Vragen wij veel aan de ambtenaar die op dit moment dat werk verricht? Moeten we eerst niet eens definiëren wat eigenlijk onze informatiebehoefte is? En wat willen wij bereiken met meer ambtelijke bijstand in Brussel?

Op basis van het stuk lijkt het dat vooral verwacht wordt dat deze functionaris door meer aanwezig te zijn bij commissievergaderingen in onze Kamer beter weet wat onze wensen zijn. Kan dat niet op een andere manier verzorgd worden? Is het niet effectiever om aanbeveling 1 — bevorderen dat standpunten van regering en Tweede Kamer zo spoedig mogelijk naar ons toe komen alvorens wij regelgeving behandelen — en aanbeveling 4 — vragen om de geannoteerde Raadsagenda's en Raadsverslagen — eerst eens uit te voeren, waardoor actuele informatie ook beschikbaar is, en ze te evalueren, en dan nog eens te bezien of dit experiment ook zinvol kan zijn? Het belangrijkste is mijns inziens dat we, alvorens een nieuw instrument te introduceren, precies weten wat we eigenlijk willen, waarom we dat willen, waarvoor en voor wie we dat willen en wat we er vervolgens mee doen. Ik zou dan ook onze commissie Europa willen vragen die analyse uit te voeren alvorens een nieuwe ambtenaar aan te stellen.

Voorzitter. Ten slotte heeft de commissie ook een hoofdstuk gewijd aan onze ondersteuning. Allereerst over de digitale ondersteuning. Ik sluit me ter zake graag aan bij mevrouw Bijsterveld. De VVD-fractie zou het op prijs stellen als er nu echt een programma van eisen voor de digitalepostapp wordt opgesteld, waarbij leden ook hun inbreng kunnen leveren. De fractie is van mening dat het hoog tijd wordt dat er een simpele, goede zoekmachine komt waarbij je op sleutelwoord of nummer van een wetsontwerp snel alle ingekomen brieven behorend bij het desbetreffende onderwerp kunt vinden. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik, en met mij veel fractiegenoten, de huidige app nauwelijks gebruiken, laat staan alles bekijken wat er binnenkomt. Soms doe je hem open en zie je plotseling dat er duizend brieven op je staan te wachten of zo.

De commissie stelt voor om voor alle wetsvoorstellen die kunnen rekenen op een inhoudelijke behandeling in de Eerste Kamer, ook een beknopt "fiche wetsvoorstel" te laten opstellen door de staf. Dat voorstel zouden wij graag een beetje willen amenderen. Laat iedere commissie bepalen of het nodig is om voor de wetsvoorstellen ter zake zo'n fiche op te stellen. Er zullen wetsvoorstellen zijn waarbij dat absoluut nodig is, maar wellicht zitten er ook voorstellen tussen waarbij dat overbodig is. Ten slotte stelt de commissie voor in de raming een aparte post van €50.000 op te nemen om het aanstellen van stagiaires door fracties mogelijk te maken. Daar zijn wij het van harte mee eens.

Ten slotte is het goed om te constateren dat gemiddeld genomen de leden van de Eerste Kamer tevreden zijn over de werkwijze zoals deze zich heeft ontwikkeld. Eigenlijk worden er ook geen grote wijzigingen voorgesteld. Of dat in de toekomst anders wordt, hangt natuurlijk veel meer af van de eventuele voorstellen uit de staatscommissie. Daar zien wij dan ook natuurlijk met heel grote belangstelling naar uit.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Ik geef het woord aan de heer Nagel.