Plenair Jorritsma-Lebbink bij voortzetting Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 5 december 2017 (2017/2018 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.58 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Jorritsma-Lebbink i (VVD):

Voorzitter. Ik zal proberen te voorkomen dat ik die op ga gebruiken. Laat ik beginnen met de minister-president zeer te bedanken voor zijn buitengewoon uitgebreide en heel complete beantwoording van de grote hoeveelheid vragen die op hem afgevuurd zijn. Met een flink aantal van de antwoorden zijn wij heel tevreden.

Ik begin met de opmerking die de minister-president heeft gemaakt over de attitude van de overheid. Vooral de woorden die hij sprak over het microgedrag en het macroverhaal spraken mij zeer aan, dus aan de ene kant de macht van de Staat en aan de andere het begrip van de mensen. Ik zou het initiatief van de mensen nog willen aanvullen, want ook dat is zo'n ding waar de overheid het vaak nog heel moeilijk mee heeft. Wij van de overheid denken altijd dat we iets beter weten dan mensen zelf. Het zou goed zijn als we daar ook heel anders naar gingen kijken. U treft in onze fractie een aantal oud-burgemeesters aan. Die zijn er overigens meer in deze Kamer. Een vraag die ik dikwijls aan mijn ambtenaren stelde in die tijd, was: als je zelf zo'n brief zou krijgen, hoe zou je dat vinden? En als je zelf iets minder hoog opgeleid was dan jij nu bent, zou je die brief dan nog begrijpen? Dat was meestal genoeg om de schrijver terug te sturen om het toch iets anders te gaan doen. Zo gaat het ook als mensen iets willen. Dan moeten wij — en met "wij" bedoel ik dan maar de hele overheid, ook gemeenteraden — af en toe ook bedenken dat we het misschien zelf ook anders zouden doen.

De voorzitter:

Maar mevrouw Jorritsma, u bent toch niet de overheid? U bent het parlement.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Ja, maar wij maken wetten in het overheidsdomein, laat ik het zo zeggen. Het probleem is natuurlijk dat wij hier wetten aannemen, en die wetten moeten juridisch verantwoorde wetsteksten bevatten. Daarna begint het pas. Dan moet de overheid die wetten gaan uitvoeren en met "de overheid" bedoel ik niet alleen de rijksoverheid, maar ook de provincie en ook de gemeenten. Dan volgt de vertaalslag naar uitvoeringsregels en naar "hoe breng ik dat mijn burgers". Onderweg daarheen gaat er ook nog steeds veel fout. Dan denk ik: daar moeten wij dus met elkaar ook alert op zijn als wij die wet maken, en nadenken over hoe dat in de gremia die het gaan uitvoeren op de goede plek terechtkomt. En dan heb ik het weer niet alleen over "de overheid", maar ook over maatschappelijke organisaties die dingen uitvoeren in opdracht van. Dat was de eerste opmerking over politiek en overheid.

De tweede opmerking die ik wil maken betreft de vraag die de heer Kox heeft gesteld over het onderzoek naar de wetgeving of de wijze waarop dat gedaan is. Wij hebben daar ook in de fractie over gesproken en wij zijn tot de conclusie gekomen dat het echt niet verstandig is om dat op dit moment te doen. Waarom niet? Er ligt nu een uitgebreid rapport van de commissie-Kuiken met heel veel aanbevelingen waarvan ik ook verwacht dat de minister — maar mag ik zeggen: de politieorganisatie zelf nog veel meer — voorlopig de handen vol aan heeft. En dat moet ook, want ja, er moeten nog veel dingen veranderen bij de politie en dat is maar goed ook. Ik heb zelf enige ervaring met organisaties die onderworpen werden aan een parlementair onderzoek of aan een parlementaire enquête. Wat er ook gebeurt, één ding is zeker: het verlamt een organisatie. Zeker bij de politie, die nu nog volop in beweging is en niet gesetteld is in de nieuwe situatie, zou ik zeer aarzelen of je wat dan ook moet doen om dat proces nou weer te gaan verstoren.

De heer Kox i (SP):

Voor alle duidelijkheid: het onderzoek dat ik bepleit en waar ik sympathie voor heb gehoord bij verschillende andere fracties, is geen onderzoek naar de politie. Het is een onderzoek naar de rol van regering en parlement bij de totstandkoming van de wet op de nationale politie. Wij hebben met ons allen dat proces bedacht en vormgegeven en zijn er uiteindelijk mee geconfronteerd dat de uitkomst niet is wat wij hadden gedacht dat we geregeld zouden hebben. Wij gaan hier dus niet de hele politie over de vloer halen en ze ondervragen. Nee, we moeten gaan onderzoeken, net als in het eerste parlementaire onderzoek van de commissie-Kuiper is gedaan, wat de rol van regering en parlement in dit proces is geweest. In die zin denk ik dat de vrees van mevrouw Jorritsma dat dit de politie zou gaan verlammen, niet zou uitkomen. We zijn het er allebei over eens dat de politie nu vooral samen met de minister aan de slag moet om alles te doen wat nog gedaan moet worden.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Voor een deel is dat gewoon de wetgeving werkelijk implementeren. Die wetgeving is er namelijk wel, maar is nog lang niet volledig geïmplementeerd. Dus de vraag of de wet echt niet deugt, de vraag of het proces zoals regering en parlement dat destijds hebben doorlopen, werkelijk niet goed geweest is, kun je pas beantwoorden als al die voorstellen zijn uitgevoerd. In de voorstellen van de commissie-Kuiper zitten helemaal niet zo veel voorstellen om die wet weer te gaan veranderen. Die voorstellen gaan er met name over hoe je zorgt dat de doelstellingen van de wet, die hier uitgebreid besproken zijn, ook werkelijk gerealiseerd worden. Laten we dat dan toch eerst eens even doen! Als dan aan het eind van de rit blijkt dat het toch niet gaat zoals het nu in de wet is vastgelegd, dan hebt u een punt. Maar op dit moment vind ik het daartoe nog veel te vroeg. Nu zou je het eerder moeten hebben over de vraag — en dat heeft Kuijken al gedaan — wat hebben ze er eigenlijk mee gedaan en hoe moeten ze nu verder. Daar zijn ze mee bezig.

De heer Kox (SP):

Ik zal hier in mijn termijn nog even op terugkomen, mevrouw de voorzitter.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Prima. Dat was het tweede onderdeel.

Het derde waar ik nog iets over wil zeggen, is over de investeringsquota bij de krijgsmacht. De minister-president heeft gezegd dat de totale investeringsquote op het gewenste niveau is, maar mijn vraag was om dat per krijgsmachtonderdeel even aan ons te melden. Misschien kan dat nog gebeuren.

Ten slotte zult u begrijpen, voorzitter, dat ik blij ben dat de zinnen die in het regeerakkoord staan opgeschreven over de staatscommissie slechts zinnen in het regeerakkoord zijn, maar geen wijziging van de opdracht die de staatscommissie heeft gekregen. Daar zou ik het bij willen laten. Ik wens het kabinet veel sterkte en veel succes bij het uitvoeren van de enorme opdracht die vastgelegd is in het regeerakkoord. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Ik geef het woord aan de heer Kox. Hij heeft maximaal vier minuten.