Plenair Ton van Kesteren bij behandeling Actief donorregistratiesysteem



Verslag van de vergadering van 30 januari 2018 (2017/2018 nr. 17)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.19 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ton van Kesteren i (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Hartelijk dank voor het woord. Via u, mevrouw de voorzitter, wil ook ik de initiatiefneemster van dit wetsvoorstel, Tweede Kamerlid mevrouw Dijkstra, en de minister voor Medische Zorg en Sport, de heer Bruins, hartelijk welkom heten.

Naar deze maidenspeech, voorzitter, heb ik lange tijd uitgezien, omdat dit wetsvoorstel voor mij een van de belangrijkste wetten is die we hier in de Eerste Kamer behandelen. Het gaat hier vandaag niet over het voor of tegen orgaandonatie zijn, maar over leven en dood, over een dilemma dat gaat over een medisch-ethisch levensvraagstuk dat niet door iedereen is te beantwoorden met een ja of een nee. Het gaat over het ultieme recht op zelfbeschikking, over het al dan niet de baas kunnen zijn over je eigen lichaam en over hoe de overheid, de Staat, zich verhoudt tot de burger; over een betuttelende overheid, die voor je kiest als je niet zelf kunt of wilt kiezen, over wie de keuze dient te maken over het al dan niet ter beschikking stellen van iemands organen en over wat de kernwaarden dienen te zijn van de grondwettelijk vastgelegde onaantastbaarheid van het lichaam.

Voorzitter. Tijdens een van de expertmeetings in de Eerste Kamer hebben twee van de insprekers mij enorm geraakt: een moedeloze jonge vrouw, wachtend op een donorhart, en een vrouw die vertelde ooit professioneel betrokken te zijn geweest bij orgaanuitname, en die zich nu als nabestaande van haar toenmalige echtgenoot, die orgaandonor werd, realiseerde dat haar geliefde stierf tijdens het uitnemen van zijn hart. Deze twee vrouwen hebben mij duidelijk gemaakt dat er iets heel wezenlijks op het spel staat: ons lichaam, onze organen, ons hart, de pomp van ons leven, die sneller gaat bij inspanning en langzamer bij ontspanning. Onze organen, het meest intieme bezit van elk uniek persoon: is dat alles overheidsbezit? Nee. Onze organen, ons lichaam is het meest kostbare en essentiële wat een mens bezit. Als hij of zij daar afstand van wil doen, dan is dat geweldig. Velen vinden dat ook best, maar dan wel op vrijwillige basis.

We bevinden ons nu in een rijdende trein. Zelfs een vertraagde trein bleek niet in staat om deze wetswijziging in de Tweede Kamer te stoppen. Het Actief Donorregistratiesysteem is in de Tweede Kamer met de kleinst mogelijke meerderheid aangenomen, namelijk met maar één stem. Dat schetst de twijfel hierover in ons land, voorzitter. Een wetsvoorstel dat van ons democratisch recht om te kiezen een plicht maakt, zou niet op een dergelijke minimale meerderheid moeten berusten. Hopelijk kunnen we vandaag alsnog op tijd uit deze trein stappen.

Heel veel mensen twijfelen namelijk. Men weet het gewoon nog niet. Kan een kind van 18, een wilsonbekwame of een laaggeletterde dergelijke medisch-ethische levensvraagstukken voldoende overzien? Bij twijfel maak je nog geen keuze, en het niet kunnen of zelfs niet willen kiezen, is ook een keuze, evenals de keuze dat je niet geregistreerd wilt staan. Maar al deze opties worden straks niet meer geaccepteerd, want het moet uiteindelijk óf een ja, óf een nee worden. Iedereen moet namelijk van de overheid worden geregistreerd. De keuze om niet te kiezen, wordt je onthouden, waarna je nabestaanden met de ja- of neekeuze worden belast. De overheid, de Staat, zou zich moeten afvragen waarom zo veel mensen zich niet laten registreren. Niet omdat ze er niet mee bezig zouden zijn of er niet over na zouden denken, maar omdat zij nog twijfelen, en dat wellicht tot hun dood zullen blijven doen. Op deze Kamer van reflectie rust een grote verantwoordelijkheid om tot een eerlijk en objectief oordeel te komen over de voorliggende wetgeving over orgaandonatie, waarin we ook de belangen en de situatie van de potentiële donor niet moeten veronachtzamen.

Mijn partij twijfelt absoluut niet aan de integere bedoelingen van de initiatiefneemster van deze wetswijziging en van de pleitbezorgers voor een actief donorregistratiesysteem. Liberalen in de politiek hebben het in de regel over kansen pakken en kansen bieden. De initiatiefneemster zegt dat ze het allemaal voor de patiënt doet, maar moeten we ook niet spreken van de orgaandonor als een patiënt, gelet op het bestaande verschil van inzicht over wat "hersendood" en "overleden zijn" inhoudt, en dat er heel veel deskundigen zijn die de hersendood verklaarde persoon nog wel zien als mens, als patiënt die zijn stervensproces nog moet ondergaan? In de huidige en nieuwe situatie is het zo dat de nabestaanden mogen beslissen over wel of geen orgaandonatie als iemand hersendood is verklaard, geen codicil heeft of zich niet heeft geregistreerd als orgaandonor. Maar voor mijn fractie is het evident dat als iemand niet wil dat zijn organen worden uitgenomen na zijn dood, om welke reden dan ook, de overheid geen enkele legitieme en morele reden heeft om mensen te vragen wat er met hun organen moet gebeuren. Een opt-outoptie is een onacceptabele inbreuk op iemands fysieke integriteit, op het zelfbeschikkingsrecht en de onaantastbaarheid van je eigen lichaam.

Er rest dan ook een grote verantwoordelijkheid op de schouder van elk individueel Eerste Kamerlid om los van elke politieke kleur tot een eerlijk en objectief besluit te komen, met oog voor de persoon die zich niet heeft laten registreren en die zelf niet meer in staat is om duidelijk te maken wat hij of zij wil, een persoon die door een hersendoodverklaring zowel medisch, juridisch als wettelijk is doodverklaard. Maar er zijn op z'n minst twijfels of we bij een hersendoodverklaring werkelijk met een dood persoon te maken hebben. Die persoon wordt door velen nog altijd gezien als patiënt, de vergeten patiënt, en daar dienen wij hier in deze Kamer dan ook zeker aandacht voor te hebben. Mijn vraag is dan ook, en dat kan aan de minister zijn: vindt de minister dat de initiatiefneemster, gelet op de stemverhouding van voors en tegens inzake dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer en de aanzienlijke gevoeligheid van deze medisch-ethische kwestie in de samenleving, vast moet blijven houden aan dit wetsvoorstel? En, zo ja, waarom?

In de huidige situatie hoef je niets te doen als je geen donor wilt zijn. In de mogelijk nieuwe situatie met het Actief Donorregistratiesysteem wordt er voor je gekozen als je je niet hebt laten registreren. De burger is in de veronderstelling dat hij vrijheid van keuze heeft, ook om niet te kiezen, maar dat blijkt met het ADR-systeem niet het geval, omdat je alleen schriftelijk duidelijk kunt maken dat je dit niet wilt. De overheid dwingt je tot een keuze, en wil je niet kiezen, dan eigent die overheid zich jouw lichaam toe door te stellen dat je geen bezwaar hebt. De overheid eigent zich het recht toe, te weten wat de gewenste route is met betrekking tot lichamelijke integriteit in een levensbeschouwelijk, medisch-ethisch vraagstuk, en dát staat veraf van de vrije liberale waarden die velen van ons zo dierbaar zijn.

De bescherming van het lichaam, dat wil zeggen de lichamelijke integriteit, wordt in een vrije, democratische en liberale rechtsorde zoals wij deze menen te hebben, tot de kerntaken van de overheid gerekend. Deze bescherming komt onder meer tot uitdrukking via strafrechtelijke en civielrechtelijke bepalingen rondom lichamelijk letsel. Het waarborgen van lijfsbehoud is zelfs een van de ontstaansgronden van ons overheidsgezag. Onze grondrechten, onze vrije wil, onze vrije keuze, onze fysiek-lichamelijke zelfbeschikking en integriteit moeten in deze Kamer ook worden veiliggesteld, of mensen zich nu wel of niet hebben laten registreren als donor.

Voorzitter. Doorgaans gaat het in het maatschappelijke en publieke debat in de voorlichting over orgaandonatie en in de publieke media voornamelijk over het gebrek aan donoren, het tekort aan donororganen en over wachtlijsten van ontvangers. Scepsis en discussies over de definiëring van "hersendood" en de vraag of men kan spreken van het uitnemen van organen na overlijden of uit een al dan niet nog levende patiënt, worden vermeden of zelfs afgedaan als nepinformatie, konden we gisteren in NRC lezen. De Reclame Code Commissie bepaalde in 2017 nog, niet voor niets, dat de overheid de burger misleidt bij de informatieverstrekking over de orgaandonatie na overlijden. Als een overheid social media wil aanpakken vanwege vermeend onbetrouwbaar nieuws, moet diezelfde overheid zich verre houden van eenzijdige voorlichtingscampagnes waarin het accent ligt op mensen die organen nodig hebben en daarvoor op de wachtlijst staan. De vraag naar orgaandonoren wordt overigens sowieso groter, omdat er in ons land door de toenemende verkeersveiligheid, een kwalitatief betere gezondheidszorg en optimale preventie in de gezondheidszorg steeds minder donoren beschikbaar zullen komen. Dus dat probleem zal dan ook niet zo snel kunnen worden opgelost, zelfs niet met dit initiatiefvoorstel tot wetswijziging.

Ik zou aan de minister het volgende willen vragen. Verhoging van het aantal donoren zal volgens de Nederlandse Transplantatie Stichting niet automatisch leiden tot stijging van het aantal transplantaties. Wellicht is dit ook een vraag aan de initiatiefneemster. Kan zij duidelijk maken waarom zij met deze wetenschap dan toch vast blijft houden aan dit wetsvoorstel? Als mensen dan toch tegen onze vrije, democratische en liberale rechtsorde in worden gedwongen om een keuze te maken, dan is het geven van juiste en volledige informatie van essentieel belang, opdat mensen in vrijheid hun eigen weloverwogen beslissing ten aanzien van het eigen welzijn en het eigen lichaam kunnen nemen. Als een overheid het een goede zaak vindt dat wij ons aanmelden als orgaandonor, moet die overheid ons ook goed informeren en uitleggen waarom zij dat een goede zaak vindt. De potentiële postmortale donor heeft dan het volste recht om te weten wat er gebeurt als hij in een dergelijke situatie terechtkomt. Als dat niet gebeurt, zijn de geloofwaardigheid en integriteit van onze overheid in het geding. Het is dan ook heel jammer dat de resultaten van feitelijk onderzoek — zie bijvoorbeeld "Wat je over orgaandonatie zou moeten weten" van auteur Ger Lodewick, een boek dat ik gelezen heb — geen serieuze aandacht krijgen van het politieke spectrum, de mainstream media en de publieke omroep, die dat nota bene als haar wettelijke taak heeft.

Nabestaanden die toestemming moeten geven, zijn geholpen met dergelijke volledige en juiste informatie. Is onze geliefde overleden of is hij stervende? Wat houdt hersendood precies in? Wat gebeurt er allemaal als ik in deze situatie terechtkom, zowel als potentiële donor maar ook als nabestaande? Ik refereerde er al even aan: tijdens de expertmeeting werd daar door een van de insprekers ook op aangedrongen. Dat soort vragen zullen moeten worden beantwoord en bespreekbaar moeten worden gemaakt. Het maatschappelijke en publieke debat in dezen is op dit moment nog veel te eenzijdig. Als men daar pas later achter komt, kan dat, zo weten we inmiddels, onnodig veel verdriet en schuldgevoelens bij nabestaanden opleveren. Mijn vraag is dan ook: is de initiatiefneemster of is de minister van mening dat het publiek volledig en juist dient te worden geïnformeerd en dat dit in het maatschappelijke en publieke debat meer tot uiting zou moeten komen en dat men, zolang het debat nog niet is uitgekristalliseerd, dit wetsvoorstel nog even zou moeten laten voor wat het is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat de minister en wat gaat de initiatiefneemster ondernemen om het maatschappelijke en publieke debat op een minder eenzijdige wijze vorm te geven?

Voorzitter. De Partij voor de Vrijheid, mijn partij, staat pal voor het behoud van onze vrijheid en is dus tegen het afnemen of beperken van nog meer vrijheid van de burger. Iedereen in Nederland moet dan ook in vrijheid een keuze kunnen maken over orgaandonatie, en zelfs het maken van geen keuze is een vrije keuze. Welke keuze men ook maakt, deze zal op basis van eerlijke en objectieve voorlichting moeten worden gemaakt. Het lichaam van de Nederlander is geen staatseigendom maar helemaal van hemzelf. Het ADR-systeem wordt verkocht als iets rechtvaardigs, als iets moois, als iets sociaals, maar tegelijkertijd dwingt het burgers om te kiezen. Een keuze onder dwang is geen vrijwillige keuze en de overheid moet zich verre houden van het uitoefenen van dwang inzake onze keuzevrijheid. Naast de keuze voor of tegen het doneren van organen heeft men ook het recht om niet te kiezen, om geen keuze te maken.

Het ADR-systeem is bovendien in strijd met artikel 8 van het EVRM, het Handvest van de Grondrechten van de EU en met artikel 11 van de Grondwet, ondanks dat daarin is opgenomen dat iedereen het recht heeft op onaantastbaarheid van zijn lichaam, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen. De afbakening van het grondrecht in artikel 11 wordt daardoor grotendeels aan de wetgever overgelaten, waardoor het recht op lichamelijke integriteit geen absoluut recht meer is. De voorgestelde wetswijziging, inhoudende het opnemen van een Actief Donorregistratiesysteem, is daarvan het levende bewijs. Dat een wet beperkingen kan stellen aan het recht op onaantastbaarheid van ons lichaam zoals is vastgelegd in artikel 11, is nog te verdedigen als het om minder ingrijpende zaken gaat. Dan denk ik aan hoofdharen uitnemen of wangslijm afnemen bij een verdachte om daarmee onomstotelijk vast te kunnen stellen of het DNA van die verdachte wel of niet overeenkomt met het DNA dat op de plaats delict van een zwaar misdrijf is aangetroffen. Iedereen begrijpt dat in dat geval. Het maatschappelijk belang prevaleert dan dus boven het recht op onaantastbaarheid van het lichaam. Dat is helder. Maar met dit wetsvoorstel verwordt artikel 11 van de Grondwet over het onvervreemdbare principe van zelfbeschikking en het recht op lichamelijke en persoonlijke integriteit tot een lege dop. Hoe valt het te verdedigen dat zoiets ingrijpends als het uitnemen van organen zonder uitdrukkelijke toestemming van de betreffende persoon mogelijk wordt door het voorstel dat nu voor ons ligt? Graag een reactie van de indienster en van de minister allicht.

De patiënt, een mens, een individu, is altijd de baas over zijn eigen lichaam en dit wetsvoorstel is daarmee in strijd. Groepsmoraal en maatschappelijke druk dwingen je tot een keuze om je als donor te laten registreren. Daarmee wordt het recht op zelfbeschikking, op fysieke integriteit onder druk gezet en dus geweld aangedaan. Dit ADR-systeem lijkt op een onteigeningswet van het lichaam, van iemands organen, en dat staat haaks op het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam. Mensen worden moreel onder druk gezet. Bij twijfel wordt men geacht geen bezwaar te hebben. Men durft uiteindelijk al geen nee meer te zeggen. Heeft het consequenties, vraagt men zich af, als ik toch "nee" in ga vullen. De overheid, de Staat, krijgt steeds meer grip op het leven van de individuele burger. Die overheid, die Staat, bepaalt en beslist al heel veel voor ons en oefent steeds meer macht uit op de individuele burger en straks zelfs op ons meest persoonlijke bezit: ons eigen lichaam. De politiek heeft daartoe besloten door daar "ja" op te zeggen, met slechts één stem meer in de Tweede Kamer. Maar wij, voorzitter, kunnen gelukkig nog "nee" zeggen. Twijfel of geen keuze willen of kunnen maken — en daarmee worstelen heel veel Nederlanders — is automatisch een "ja", of de beslissing wordt aan de nabestaanden gelaten. De Staat dwingt ons dus om te kiezen. Er wordt geen enkele ruimte gelaten om buiten het register te blijven. Moeten kiezen bij twijfel is een gotspe. Geen keuze kunnen of willen maken wil niet zeggen dat men er niet mee bezig is, dat men er niet over nadenkt. Als een collectant voor een goed doel bij mij aan de deur komt, mag ik in alle vrijheid kiezen of ik wel of niet geef, of dat ik niet geef vanwege twijfel over wat dan ook met betrekking tot dat goede doel, terwijl de keuzevrijheid bij het afstaan van ons meest persoonlijke bezit, ons lichaam, onze organen, ons niet eens wordt toegestaan. De beslissingsbevoegdheid van de individuele persoon over de eigen organen, de vrijheid van het individu, een ultiem recht van elk individu, wordt volledig onderuitgehaald.

Voorzitter. Er is maar één conclusie te trekken wat onze fractie betreft, namelijk dat we niet anders kunnen dan tegen dit wetsvoorstel te stemmen.

Ik heb nog een aanvullende vraag aan de minister over de registratie, mocht dit wetsvoorstel aangenomen worden, wat ik natuurlijk niet hoop. Alle registratie wordt gedaan en verloopt via de Basisregistratie Personen of met behulp van DigiD. Toch blijkt dat 3% van de mensen boven de 18 niet zal worden bereikt. Dan spreken we wel over bijna een half miljoen mensen. Hoe denkt de minister dat probleem op te gaan lossen? Dat is toch wel een heel cruciale vraag.

Dank u wel, voorzitter. Dank u wel voor de aandacht. Het was een genoegen om hier te mogen spreken.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Kesteren. Wilt u even blijven staan?

Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.

U bent geboren en getogen stadjer. Voor de niet-Groningers onder ons: een stadjer is een inwoner van Groningen. Maar daarnaast bent u ook zeer betrokken bij het Groningse Ommeland. Ook weer voor de niet-Groningers onder ons: het Ommeland is de provincie Groningen, niet de stad.

Sinds 2011 bent u namelijk lid van de Provinciale Staten van Groningen en fractievoorzitter namens de PVV. In de Provinciale Staten zet u zich, in uw eigen woorden, in voor gedupeerden van de aardgaswinning en voor gedupeerden van windturbines in bewoond gebied. Tijdens de campagne van 2015 zei u zich daarnaast in Groningen én Den Haag te willen inzetten voor meer banen voor jongeren.

Dat laatste punt komt ongetwijfeld voort uit uw achtergrond in het onderwijs. U bent opgeleid als onderwijzer aan de Rijks pedagogische Academie Groningen. U bent opgeleid als onderwijzer aan de Rijks Pedagogische Academie Groningen. Van 1978 tot 1988 werkte u als zodanig aan een openbare basisschool in Hoogezand.

In 1988 haalde u de akte van bevoegdheid voor speciaal onderwijs. Aansluitend werkte u vijftien jaar als onderwijzer in Paterswolde op een school voor speciaal onderwijs en vijf jaar aan het Alfa-college, een regionaal opleidingscentrum in Groningen. Bij RENN4, een koepelorganisatie voor scholen in het speciaal onderwijs, werkte u vervolgens als ambulant begeleider.

Naast uw werk in het onderwijs en uw politiek-maatschappelijke carrière bent u sinds 1996 actief als makelaar/taxateur in onroerend goed in Groningen, Stad én Ommeland.

Tijdens het bezoek van de Provinciale Staten van Groningen en Drenthe aan deze Kamer in november 2017 hield u een referaat over duurzaamheid. U bepleitte daarin het gebruik van Groningse nuchterheid in de politiek.

Uw achtergrond in combinatie met die Groningse nuchterheid voorspelt een interessante verdere bijdrage aan het werk van deze Kamer en wij wensen u daarmee veel succes.

Ik schors de beraadslaging en de vergadering voor enkele minuten om de collegae de gelegenheid te geven u geluk te wensen met uw maidenspeech, maar niet dan nadat ik u als eerste heb gefeliciteerd met uw maidenspeech.