Plenair Bikker bij Debat met minister van Justitie en Veiligheid over de voorgenomen deelname van Nederland aan het Europees Openbaar Ministerie



Verslag van de vergadering van 3 april 2018 (2017/2018 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 18.20 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Mijn fractie heeft op een aantal punten echter nog wel een nadere beantwoording nodig om tot de helderheid te komen die wij nodig hebben om uiteindelijk onze afweging te kunnen maken. Vandaar dat ik die vragen wat staccato ga voorleggen.

Er gaat nu gekozen worden voor het model van een versterkte samenwerking. Collega Strik stelde daar al ter zake doende vragen over. Ik zou daarop willen aanvullen: kan de minister toch echt reflecteren op het feit dat er geen exitcriteria bestaan? Hij schrijft op meerdere plekken dat hij het van groot belang vindt om te kijken of het in 2020 werkt en of het EOM is wat wij beoogd hebben, maar als ik hem goed begrijp, is het, als wij nu zeggen dat we gaan meedoen, niet meer mogelijk om uit deze versterkte samenwerking te stappen. Hoe zit dat als de evaluatie er over vijf jaar is? Is dat voor de minister ook geen reden om juist op dit punt een agenda te ontwikkelen en om dit eveneens met landen te bespreken? Ik hoor hem daar graag nader over.

Dan de financiën. De impactanalyse is nog niet bekend. Collega's vroegen al wanneer deze wel bekend is. Ik vond in de BNC-fiche in 2013 de opmerking dat de zaken die voor Nederland in rekening worden gebracht — dus de normale politiemensen die opsporingsonderzoek doen, het OM en wat daar gebeurt enzovoort — voor rekening komt van het betreffende beleidsverantwoordelijke departement. Wanneer heeft de minister de impactanalyse bekend? Wat gebeurt er als de impact veel groter is dan hij verwacht? Kan hij in ieder geval met een bandbreedte aangeven wat zijn verwachting is en hoe deze opgevangen gaat worden?

Bovendien wil ik graag van de minister horen wat dit betekent voor de nationale opsporingscapaciteit in verhouding tot de huidige situatie. Verandert die capaciteit of blijft die hetzelfde? Ik hoor daar graag heldere woorden over.

Over de uitbreiding van de bevoegdheid heeft de minister zo klaar en helder mogelijk gezegd dat dat niet aan de orde is. In de brief waarnaar hij verwijst, is dat inderdaad een heel goede zin, maar in de zin daarna staat wel: "maar dan gaan we ook kijken hoe we nu eerst het huidige EOM, zoals het nu is voorgesteld, op een goede manier in werking kunnen brengen". Dat "nu eerst" maakte dat ik namens mijn fractie in de eerste termijn twijfels uitte. Ik hoop dat de minister daar begrip voor heeft, maar ik hoop nog meer — dat vind ik belangrijker — dat hij blijft staan voor "dat is niet aan de orde".

Als we dit hele proces bezien, dat erg lang heeft geduurd, vindt mijn fractie het ingewikkeld dat er strikt formeel geen toestemming van de Staten-Generaal en ook niet van deze Kamer nodig is voor een dergelijke stap. Ergens wringt dat. Ik hoor daar de minister graag over. Nu heeft de Kamer, ook door dit debat, wel het initiatief genomen. Ik verwacht op dit punt van collega Duthler ook nog een motie, die zal zien op verdere beslissingen, maar voor mij is de afweging dat dit debatten voor de toekomst zijn waarvan we moeten zeggen dat de Kamer daar gewoon bij betrokken behoort te zijn. De minister zal dat ook niet anders willen, omdat hij anders op een moment wordt teruggefloten dat voor hem ook erg onplezierig is. Kan hij op dit punt nog iets meer woorden wijden aan de democratische controle? Ik sluit mij aan bij de vragen van GroenLinks en de SGP daarover.

Er liggen nu twee moties voor. De motie van de PVV begint met "gehoord de beraadslaging" Dat vind ik, gezien het moment van indienen, een bijzondere term. We wachten het verdere debat daarover nog maar even af. Met betrekking tot de motie van collega Wezel vind ik het heel belangrijk wat de minister antwoordt over de impactanalyse. Ook over dat punt hoor ik de minister dus graag.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bikker. Ik geef het woord aan mevrouw Duthler.