Plenair Lintmeijer bij behandeling Modernisering Huurcommissie en introductie verhuurderbijdrage



Verslag van de vergadering van 29 mei 2018 (2017/2018 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.13 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Lintmeijer i (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. De woonsector — en dat is geen geheim — is in een groot deel van het land overspannen. In en om de grote steden in het westen en midden van het land stijgen de woningprijzen hard, zowel van koopwoningen als van huurwoningen. In sommige plaatsten kookt de sector droog, om de simpele reden dat de doorstroming niet op gang komt en het aanbod stokt. Gevolg: exploderende prijzen en woningzoekenden die niet aan een passende woning kunnen komen. Gelukkig hebben wij in dit land een sociale huursector, met onder andere corporaties die de opdracht hebben om te zorgen voor betaalbare huurwoningen en beperkte huurverhogingen. Maar ook in de sociale huursector en vooral in het segment daar net boven is door een combinatie van rijksbeleid en marktontwikkelingen de voorraad in veel steden afgenomen en is er druk op de prijzen. Het is een ander debat om de precieze oorzaken daarvan te benoemen en in elk geval is mijn fractie wel blij dat in veel nieuwe coalities in de steden het motto van de gemeentebesturen wordt: bouwen, bouwen, bouwen, voor de koopmarkt, de middenhuur en de sociale woningbouw. Als het maar duurzaam en niet te veel in het groen is, zeg ik daarbij.

Die productie, waarvan wij hopen dat die op gang komt, moet op termijn voor verlichting zorgen. Maar het zal nog wel even duren voordat de bouw de vraag heeft ingehaald. De druk op prijzen en huren zal dan ook nog blijven.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik hoor de heer Lintmeijer van GroenLinks een heel vurig pleidooi houden voor de verduurzaming van de woningen in de sociale huursector. Zojuist zijn de cijfers bekendgemaakt van de koepel van woningcorporaties Aedes. Daaruit blijkt dat het 108 miljard euro gaat kosten om de sociale huursector te verduurzamen. Hoe kijkt de heer Lintmeijer daartegen aan, gelet op het feit dat daarmee ook de huurprijzen zullen gaan stijgen? Want de kosten zullen toch ergens vandaan moeten komen.

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

Dat is een interessante vraag en ook een interessant debat, dat ik graag voer in alle kortheid hier. Mijn fractie is er met name in de sociale sector heel erg voorstander van dat de investeringen in energiebesparende maatregelen worden gecompenseerd door lagere energielasten op de rekening. Wij hebben eerder in deze Kamer een motie daarvoor ingediend, om garanties te geven dat de woonlasten van de huurder met name in het in lagere segment niet daardoor gaan stijgen. Dat blijft voor ons het uitgangspunt. Tegelijkertijd zijn wij ons er enorm van bewust dat het een heel grote operatie wordt om Nederland te verduurzamen en woningvoorraad overall energiezuinig te maken.

De heer Van Hattem (PVV):

Het punt is, dat Aedes juist zegt: het gaat gemiddeld €50.000 per sociale huurwoning kosten om de verduurzaming door te voeren. Dat ga je nooit in korte tijd terugverdienen met wat lagere energielasten. In hoeverre is zo'n voorstel uitvoerbaar? Hoe denkt u dit in de praktijk te kunnen brengen? Dit is toch totaal onrealistisch?

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

In mijn spreektekst had ik het over de initiatieven die gemeentebesturen nu nemen om veel nieuw te bouwen. Juist bij nieuwbouw is het veel efficiënter en kostenefficiënter om te investeren in duurzaamheid. Dan hoef je al die reparaties achteraf niet te doen. Ik denk dus dat het heel wel mogelijk is om nieuw te bouwen met nul op de meter.

Voorzitter. Ik wilde zeggen dat het goed is dat er een laagdrempelige en onafhankelijke Huurcommissie is die zich ook in een overspannen markt kan buigen over de vraag wat een redelijke huur is en waar huurders en verhuurders hun geschillen kunnen voorleggen. Het voorliggende wetsvoorstel om de Huurcommissie te moderniseren en de financiering aan ta passen voorziet in een aantal zaken, waarvan ik er een paar wil noemen: de uitbreiding van de taken van de Huurcommissie, het toevoegen van de mogelijkheid tot bemiddeling, het drempelbedrag en het wijzigen van de bekostiging. Voor mijn fractie is dat een mix van plussen en minnen waarvan we de eindafweging mede zullen maken aan de hand van dit debat en de antwoorden van de minister.

Eerst de uitbreiding van taken. Naast de vraag om de hoogte van de huur te toetsen, kunnen in dit wetsvoorstel ook klachten over het leveren van producten en diensten aan de Huurcommissie worden voorgelegd. Daar staan wij in beginsel positief tegenover. Dat geldt ook voor de begrenzing van die taak: geen kwesties waar huisuitzetting, afsluiten van gas en licht of maatregelen tegen wanbetaling aan vastzitten. Dergelijke zaken horen bij de rechter en dat vindt mijn fractie ook. Wel hebben we twee vragen bij deze taakuitbreiding.

Het wetsvoorstel maakt onderscheid tussen geschillen over een gereguleerd huurcontract en geschillen over een geliberaliseerd huurcontract. In het eerste geval — voorgaande sprekers wezen daar ook op — kan de Huurcommissie op verzoek van een partij geschillen beslechten. In het tweede geval kan de Huurcommissie uitsluitend advies uitbrengen als beide partijen daarom vragen. Mijn fractie betreurt die beperking. Is deze wetswijziging niet de gelegenheid om met name in het segment van de middenhuurcontracten, en wellicht ook verder, de Huurcommissie een zwaardere rol te geven?

In de memorie van toelichting en ook op andere plekken gaat het kabinet steeds uit van de veronderstelling dat in de geliberaliseerde huurmarkt huurcontracten en de afspraken over het leveren van diensten en producten tot stand komen in vrij overleg of onderhandeling tussen gelijkwaardige contractpartners. Wel, dream on. Die veronderstelling is een fictie. Die vrije markt van gelijkwaardige partners bestaat niet. Het is een aanbieders- of wat-de-gek-ervoor-geeftmarkt geworden. Zeker in het middensegment net boven socialesectorgrens verdienen huurders wat mijn fractie betreft veel betere bescherming. Deelt de minister de opvatting dat huurders in dit gemankeerde marktsegment de onderliggende partij zijn en dat zij betere bescherming verdienen? En kan het direct toegang geven tot de uitgebreidere geschillenbeslechting bij de Huurcommissie niet een eerste stap daarin zijn? Waarom brengt de minister bijvoorbeeld de geschillenregeling niet in lijn met de Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten uit 2015, die alle consumenten beschermt? En welke stappen ziet de minister nog meer om de positie te versterken van huurders in het middensegment, vaak mensen met niet de grootste portemonnee die maar net buiten de sociale huursector vallen?

De tweede vraag gaat over de naleving van de uitspraken van de Huurcommissie. Een uitspraak over de hoogte van de huur is eenvoudig uit te voeren: je kunt op je bankrekening zien of dat gebeurt. Bij uitspraken over bejegening, kwaliteit van de dienstverlening, wat krijg je voor je servicekosten en dergelijke is dat veel diffuser. Het is mijn fractie niet duidelijk op welke wijze het wetsvoorstel voorziet in een toets op de naleving van de uitspraken. Kan de minister ons daarvan een beeld schetsen?

Voorzitter. De Huurcommissie gaat niet alleen beslechten, maar ook bemiddelen. Dat past in een bredere maatschappelijke trend en wij zijn daar niet op tegen als dat leidt tot vlottere procedures tegen minder kosten. Maar oordeelsvorming en beslechten is iets anders dan bemiddelen en juist niet te snel tot eigen oordeelsvorming overgaan. Het vergt andere vaardigheden en andere bekwaamheden. De eerste proeven van beperkte aard zijn positief. Mijn fractie is zeer benieuwd hoe de ervaringen worden als bemiddeling of mediation een volwaardige en gelijkwaardige poot naast geschilbeslechting wordt. Zijn het dezelfde mensen die de ene keer oordeelsvormer en rechter en de volgende keer bemiddelaar zijn? Of komen er aparte mensen en functiegroepen voor de twee taken? En hoe gaat dat dan naast elkaar werken? Doet de bemiddelaar ook nazorg en toetst zij of hij of de bemiddeling ook blijvend effect heeft? We vragen de minister om de vinger aan de pols te houden en deze Kamer over pakweg twee, drie jaar te informeren of de bemiddeling daadwerkelijk heeft opgeleverd wat we ervan verwachten. Graag een toezegging hierop.

Dan het derde punt. Wij zijn niet voor het invoeren van een drempelbedrag. €3 per maand of €36 per jaar is voor mensen met een hele krappe beurs toch een paar nieuwe schoenen of niet. In specifieke gevallen kan het ook het verschil zijn tussen wel of niet geliberaliseerde huur. Bovendien lijkt het bedrag willekeurig. Waarom niet €1 of €4? Kan de minister toelichten waarom voor dit bedrag is gekozen en hoeveel minder geschillen of bemiddelingen zij verwacht bij het invoeren van de verschillende drempels? Bovenal is het voor mijn fractie ook een principieel punt. De verhuurder voldoet aan het puntenstelsel of hij voldoet er niet aan. Een beetje zwanger bestaat niet. Mijn fractie vindt dit punt ook van belang bij het maken van energieafspraken waarbij het uitgangspunt is dat de huurder de investering terugverdient door een lagere energierekening. Wij spraken daar eerder met de minister over in deze Kamer. Om draagvlak daarvoor te behouden komt dat precies. De fractie van GroenLinks wil voorkomen dat toch sluipenderwijs de woonlasten voor mensen met de laagste inkomens stijgen, ook al is het in de ogen van het kabinet "maar" met €36 per jaar.

Tot slot de bekostiging. Voor de fractie van GroenLinks is een laagdrempelige en onafhankelijke Huurcommissie een groot goed. Wonen is geen markt zoals andere waarin je met zelfregulering een eind kunt komen. In alle segmenten van de woonsector bepaalt de overheid de randvoorwaarden en de spelregels en bepaalt het overheidsbeleid de beweegruimte van huurders en verhuurders. In dat licht is ook de huidige situatie niet onlogisch dat diezelfde overheid vanuit het algemeen belang de verantwoordelijkheid neemt voor de bekostiging van een Huurcommissie die uit de algemene middelen wordt betaald. Veel minder logisch wordt het dat die Huurcommissie voor haar bekostiging voor een groot deel afhankelijk wordt van de verhuurders, die een specifiek belang hebben bij de uitkomsten van geschillen en bemiddeling. In de gereguleerde sector en het segment daar net boven is het juist in het overgrote deel van de gevallen de huurder die bescherming verdient. Om alle schijn van belangenverstrengeling te vermijden, moet er geen grote financiële afhankelijkheid van de verhuurder zijn. Bovendien: elke bijdrage van de verhuurder wordt uiteindelijk opgebracht door de huurder, want daar krijgt de verhuurder zijn geld van. Een bekostiging uit de algemene middelen blijft wat mijn fractie betreft, gezien de rol van de overheid als spelbepaler waarbinnen partijen opereren, de meest zuivere. Graag een reactie van de minister.

Als altijd zien wij ook uit naar de andere antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Lintmeijer. Ik geef het woord aan mevrouw Bikker.