Plenair Lintmeijer bij gezamenlijke behandeling van 12 wetsvoorstellen met betrekking tot samenvoegingen van gemeenten



Verslag van de vergadering van 9 juli 2018 (2017/2018 nr. 37)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 21.35 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Lintmeijer i (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Vandaag behandelen we twaalf wetsvoorstellen om te komen tot herindeling en schaalvergroting van gemeenten en een provinciale grenswijziging. Nu we in één behandeling zo veel fusies bespreken, waag ik me aan een korte, wat meer algemene beschouwing.

Sinds 1950 is het aantal gemeenten in Nederland drastisch gedaald, van ruim 1.000 naar krap 400 nu. Taakuitbreiding, grotere weerbaarheid en betere dienstverlening zijn daarbij vaak de doorslaggevende argumenten. De decentrale eenheidsstaat, die Nederland is, rust stevig op het fundament van lokale overheden. Achtereenvolgende kabinetten zijn er dan ook niet voor teruggeschrokken om steeds meer en zwaardere taken bij de gemeenten en daarmee dichter bij de burger te leggen. Vers zijn de drie grote decentralisaties in het sociale domein en de aankomende Omgevingswet. Die laatste legt een nog grotere verantwoordelijkheid bij gemeenten om eigen integrale afwegingen in het fysieke domein te maken. In de schaarse recente voorbeelden van publieke centralisatie, zoals die van de politie, is nu alweer de beweging zichtbaar om vooral de lokale en regionale taakuitoefening meer aandacht en zeggenschap te geven. Maar met decentralisatie gaat hand in hand de opschaling en toename van functionele regio's. Schaalvergroting op lokaal niveau is de andere kant van veel decentralisaties. Gemeenten voeren taken in toenemende mate gezamenlijk uit. Ons land wemelt daardoor inmiddels van de regionale samenwerkingsverbanden op het gebied van veiligheid, GGD, vervoer, arbeidsmarkt, sociale werkvoorziening, woningmarkt en noem maar op. En die regionalisering gaat verder. Dit kabinet stimuleert bijvoorbeeld lokale omroepen om samen te werken in streekomroepen en wil een nieuw cultuurstelsel baseren op een zestiental cultuurregio's, met elk een eigen profiel. Ook een groot deel van het maatschappelijk middenveld is regionaal georganiseerd en georiënteerd. Woningcorporaties, zorginstellingen en onderwijskoepels werken in overgrote mate regionaal en niet alleen lokaal.

Zo bezien is de regio, hoe veelsoortig ook georganiseerd, de schaal waarop publieke voorzieningen worden geregeld. Met als een heel groot nadeel dat veel regionale samenwerkingen, van bijvoorbeeld gemeenten, een gebrekkige democratische legitimatie hebben. Gemeenteraden staan op grotere afstand van de besluitvorming en de uitvoering. Van de dagelijkse bestuurders, vaak samenwerkende wethouders, gaat niemand er echt direct zelf over. Daardoor is rechtstreekse aanspreekbaarheid door de eigen gemeenteraad en verantwoording in de eigen raadszaal vaak lastig. Dat kleinere gemeenten in deze dynamiek samengaan tot grotere is wat mijn fractie betreft niet onlogisch. Een grotere gemeente met een eigen gekozen gemeenteraad en eigen college van B en W is directer te controleren dan een gemeenschappelijke regeling zonder direct gekozen bestuur. Als dat samengaan bovendien van onderaf tot stand komt, dan is er ook niet zo veel aan de hand. Maar wij zijn ook benieuwd naar de visie van deze minister op het lokaal bestuur. Herkent de minister de toenemende regionalisering? Opschalen van gemeenten hoeft niet het enige antwoord te zijn. De intergemeentelijke en regionale samenwerkingen zullen immers blijven bestaan. Heeft de minister een opvatting over het democratisch tekort in veel samenwerkingsverbanden? Hoe zou het kabinet kunnen helpen ervoor te zorgen dat colleges en raden daarin hun politieke keuzes kunnen blijven maken?

Voorzitter. Er is ook een andere kant aan de fusies van gemeenten: die van de bewoner, die vaak hecht aan zijn eigen buurt, wijk, dorp of kern. Die zich gemakkelijker identificeert met Aalburg, Cromstrijen, Marum of Onderbanken dan met een gemeente met een nog onwennige naam als Noardeast-Fryslân, en dat ligt niet alleen aan mijn uitspraak. Dat is begrijpelijk en het vergt ook een zorgvuldig proces van mensen betrekken, niet alleen bij de fusie zelf, maar juist ook daarna als de opschaling een feit is geworden.

In de meeste van de twaalf voorstellen die we nu zien, is er in het fusietraject een behoorlijk draagvlak gerealiseerd, met inachtneming van veel uiteenlopende individuele opvattingen die mensen daarbij hebben. De eerste grote uitzondering — hier al veel genoemd — is de fusie van Groningen, Haren en Ten Boer, waarbij in elk geval de inwoners en het gemeentebestuur van Haren zich echt niet kunnen vinden in de plannen. Kan de minister nog één keer overtuigend uitleggen waarom naar haar mening het proces toch voldoende zorgvuldig is verlopen? Of moeten we in dit geval constateren dat er te weinig draagvlak is om ook op termijn van een duurzame fusie te kunnen spreken? Specifieke zorgen maken wij ons over de positie van medewerkers van de gemeente Haren na de fusie. Zij mogen straks niet het kind van de rekening van een geëscaleerd proces worden. Dat geldt in het bijzonder ook voor de SW'ers die nu nog bij de gemeente Haren in dienst zijn. Zijn er voldoende garanties dat de meest kwetsbare medewerkers, waaronder deze groep, hun vaak goed aangepaste werk behouden?

De andere uitzondering is de Hoeksche Waard. Een decennialang proces, waarin uiteindelijk drie van de vijf betrokken gemeenteraden tegen en twee voor waren. Dat de provincie dan een keer haar verantwoordelijkheid neemt om een knoop door te hakken, snapt mijn fractie. Maar kan de minister nog eens aangeven waarom deze uitkomst onvermijdelijk en onontkoombaar is? En wat gaat de minister c.q. de provincie doen om te zorgen dat er na de mogelijke fusie wel een werkbare situatie ontstaat? De gemeenten zullen uiteindelijk hoe dan ook met elkaar verder moeten! In dat licht is het misschien ook interessant om eens te kijken hoe het vijf jaar na dato de gemeente Goeree-Overflakkee vergaat, die in een vergelijkbaar proces tot stand is gekomen. Daar heeft de minister in de memorie van antwoord kort iets over gezegd, maar wij horen graag wat meer toelichting op de lessen die uit die fusie en de periode erna getrokken kunnen worden.

De heer Köhler i (SP):

Ik wil de heer Lintmeijer vragen wat hij bedoelt met "de gemeenten". Hij had het over de Hoeksche Waard en zei "ze zullen hoe dan ook met elkaar verder moeten". Als de gemeenten allemaal worden opgeheven, en er komt één nieuwe gemeente, dan hoeven de gemeenten helemaal niet met elkaar verder.

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

In mijn geschreven tekst stond tussen haakjes "voormalige". Dat heb ik in het kader van de haast een beetje weggeslikt. Maar dat klopt. Als de gemeenten worden gefuseerd tot één gemeente, dan zijn er nog vijf achterliggende bij de fusie betrokken partijen die met elkaar tot een werkbare gemeente zullen moeten komen. Dus of het feest gaat niet door, en dan moeten ze op een of andere manier met elkaar blijven samenwerken. Of het feest gaat wel door, en dan zul je toch met elkaar tot een werkbare situatie moeten komen als vijf verschillende bloedgroepen die dan bij elkaar komen.

De heer Köhler (SP):

In dat laatste geval zie ik dat niet zo. Die vijf gemeentebesturen verdwijnen gewoon en er komt één nieuw gemeentebestuur. En dat heeft maling aan wat er aan meningsverschil was tussen de voormalige gemeentebesturen.

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

Nou ja, dat valt te bezien. De besturen verdwijnen maar de mensen blijven. En dat zijn toch vaak mensen die weer nieuwe besturen vormen.

De heer Köhler (SP):

Als het om de mensen gaat is de situatie evident. De overgrote meerderheid van de bewoners die zich in de Hoekse Waard hebben uitgesproken zijn tegen die fusie. Dan is de conclusie duidelijk en moeten wij die bewoners volgen.

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

Het gaat mij niet alleen om de inwoners, maar ook om de bewoners die samen de huidige besturen vormen en die straks, voor een deel nieuwe mensen en voor een deel bestaande mensen, toch met elkaar al dan niet één gemeente gaan vormen. Dan zal er toch ook iets aan het draagvlak moeten gebeuren in mijn optiek.

Wij hebben met instemming geconstateerd dat de minister het beleidskader uit 2013 wil actualiseren. Dat beleidskader gaat onder meer over draagvlak, samenhang, bestuurskracht en evenwichtige regionale verhoudingen. Wij zouden de minister graag meegeven om in een geactualiseerd beleidskader meer aandacht te geven aan de betrokkenheid van de inwoners, niet alleen voor maar ook na de fusie. De fusie stopt immers niet als de nieuwe gemeente in de Staatscourant is afgekondigd. Wij zouden niet willen voorschrijven hoe de betrokken gemeenten hun inwoners betrekken en raadplegen, maar wij willen wel een duidelijker verantwoordingskader daarvoor, dat aangeeft hoe inwoners zijn geraadpleegd, wat de uitkomsten van de raadpleging zijn en op welke wijze deze zijn meegenomen in de afwegingen.

We willen nadrukkelijk niet tornen aan de bevoegdheden van de raden om de uiteindelijke afweging te maken, maar wel helder kunnen zien hoe de belangen van de bewoners gewogen zijn. Ook zouden wij, zoals gezegd, in een nieuw beleidskader meer oog willen hebben voor behoud van de betrokkenheid van inwoners na de fusie. Nabijheid en herkenbare identiteit zijn belangrijk. Wij zouden graag instrumenten willen laten ontwikkelen — de nieuwe raad beslist daarover — om de identiteit van kernen en gemeenschappen te beschermen en te zorgen dat inwoners ook in de grotere gemeenten mee blijven doen aan de lokale democratie. Uit veel onderzoek blijkt dat de participatie van inwoners na een fusie afneemt en dat is onwenselijk.

Dan nog een paar heel korte vragen. Bij de fusie van Leerdam, Vianen en Zederik tot de gemeente Vijfheerenlanden wijzigt ook de provinciegrens en verandert de samenstelling van een aantal gemeenschappelijke regelingen. Wij vinden het jammer dat het tot september duurt voor er over de financiële consequenties daarvan duidelijkheid is. Misschien kan de minister daar nog iets meer over zeggen.

De vraag over de motie inzake Spaarndam is al gesteld en die wil ik graag ook herhalen.

Tot slot: wij staan in beginsel positief tegenover de meeste voorliggende herindelingen. Van een enkele fusie zijn wij nog niet overtuigd of het tot een werkbare samenwerking kan komen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel meneer Lintmeijer. Ik geef het woord aan mevrouw Huijbregts.