Plenair Niek Jan van Kesteren bij behandeling Vierde anti-witwasrichtlijn



Verslag van de vergadering van 9 juli 2018 (2017/2018 nr. 37)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 19.11 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Niek Jan van Kesteren i (CDA):

Voorzitter. Het wetsontwerp dat vandaag voorligt, kent een belangrijk doel: het tegengaan van het witwassen van geld, om zo corruptie en de financiering van terrorisme te bestrijden. Terrorisme heeft de afgelopen jaren dood en verderf gezaaid in grote delen van de wereld en corruptie is een kwaad dat de wortels van de democratie aantast. Belangrijker zaken zijn er nauwelijks. Het bevreemdt daarom wel dat de wetgeving veel te laat wordt ingevoerd. Dat had al op 26 juni 2017 gebeurd moeten zijn. Een voor de hand liggende vraag aan de minister is dan ook: is de toegevoegde waarde van deze voorstellen ten opzichte van de reeds bestaande wetgeving zo gering dat er veel tijd verloren is gegaan? Wetsontwerp 34808 geeft uitvoering aan de vierde Anti-witwasrichtlijn. Er waren al drie eerdere en er is inmiddels ook al een vijfde. De wetgevingsmachinerie draait op volle toeren. Er is derhalve ook al jaren uitvoeringswetgeving die financiële instellingen verplicht tot het melden van ongebruikelijke transacties en het doen van cliëntenonderzoek. Er zijn schattingen dat er in Nederland jaarlijks vele miljarden euro's worden witgewassen.

Voorzitter. Hoe zwaar en betekenisvol de bestrijding van corruptie en financiering van terrorisme ook zijn, het ontslaat ons niet van de verplichting om de proportionaliteit van de voorgestelde maatregelen in het oog te houden. Dat is de weging die we moeten maken. Het doel van de wetgeving is onomstreden, maar staan de toegepaste middelen hiermee in een juiste verhouding? Daarop zijn de vragen van de CDA-fractie in deze korte bijdrage gericht. Daarom vraag ik de minister een indicatie te geven hoeveel er de afgelopen jaren is gemeld aan witwasserij en hoeveel geld er is opgehaald aan boetes. Hoe effectief is het allemaal geweest? Zou hij in dit verband ook kunnen ingaan op recente berichtgeving, in onder meer NRC van afgelopen zaterdag, waarin melding werd gemaakt van een proef waarbij de politie namen van vermoedelijke terroristen doorgeeft aan de banken zodat die op zoek kunnen gaan naar ongebruikelijke transacties? Het schijnt dat deze proef 300 betalingen aan het licht heeft gebracht. Maar om hoeveel geld ging het in totaal?

Voorzitter. Mijn fractie is in algemene zin geïnteresseerd in het functioneren van de bestaande wetgeving op dit gebied. Immers, het voorliggende wetsontwerp bouwt voort op het bestaande. Hoe zijn bijvoorbeeld de ervaringen met ondernemingen die veel in contant geld doen? Bedrijven waar contante betalingen van €10.000 of meer ontvangen worden, moeten onderzoek doen. Hoeveel zijn dat er? Aan welke sectoren moeten we denken? En wat is er van hun meldingsplicht terechtgekomen in de afgelopen jaren? Ook hier graag een toelichting op de effectiviteit van de regels.

Dan, voorzitter, een andere vraag. De CDA-fractie is er voorstander van om bij de implementatie van Europese wetgeving geen extra regels op te nemen. Geen Hollandse koppen op de Europese regels, zogezegd. Kan de minister aangeven of dat hier al dan niet het geval is?

Het UBO-register dat eraan komt en waarvan de uitvoering in een volgende wet wordt neergelegd, vraagt wat onze fractie betreft om een schot voor de boeg. Het schijnt dat alle eigenaren van ondernemingen geregistreerd moeten worden. En niet alleen zij, maar ook de uiteindelijk verantwoordelijken van goededoeleninstellingen, politieke partijen, kerken en wellicht nog andere. Dat wordt een grote bureaucratische operatie. Staat het middel hier nog wel in verhouding tot het doel? Wij spijkeren in dit land alles dicht op het gebied van privacy, en hier kan in de toekomst het persoonlijk vermogen van burgers zomaar openbaar gemaakt worden, met alle veiligheidsrisico's van dien. Onze fractie vraagt het kabinet nog eens heel goed na te denken over de proportionaliteit, ook op dit punt.

Dan, voorzitter, er is al veel over gezegd: de Politically Exposed Persons. Het wetsontwerp breidt deze groep uit. De wetgeving gaat gelden voor kabinetsleden, parlementariërs, rechters, ambassadeurs en nog een paar andere categorieën. Als zij een transactie van €15.000 of meer doen, moet door de betrokken financiële instelling worden nagegaan of het wel zuivere koffie is. Gekeken moet worden waar het geld vandaan komt en waar het aan besteed wordt. Over privacy gesproken. En deze regel niet alleen voor de politici zelf, maar ook voor hun familieleden.

Is dit proportioneel? Uit de schriftelijke behandeling maak ik op dat het voorstel verdedigd wordt met de stelling dat dit soort wetgeving vooral in het buitenland noodzakelijk is. Wil dat zeggen dat we hier wetgeving aan het behandelen zijn die in Nederland niet nodig is? Mijn fractie is benieuwd naar de reactie van het kabinet hierop. Wat is de eigenstandige reden om deze wetgeving in te voeren? En wat zijn de mogelijkheden om in een algemene maatregel van bestuur, die op dit punt in voorbereiding is, een zo veel mogelijk praktische invulling te geven?

Voorzitter, tot zover de inbreng namens de CDA-fractie. Wij wachten met belangstelling de antwoorden af.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Kesteren. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord te voeren? Dat is niet het geval. Dan schors ik de beraadslaging.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering een kort moment in afwachting van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.