Plenair Nooren bij voortzetting behandeling Verlaagd wettelijk collegegeld



Verslag van de vergadering van 10 juli 2018 (2017/2018 nr. 38)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 16.25 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Nooren i (PvdA):

Voorzitter. Als we naar de wet kijken die we behandelen, biedt die ruimte voor alle specifieke groepen studenten om het collegegeld te verlagen. We danken de minister voor de antwoorden die hebben verduidelijkt hoe de keuzes zijn gemaakt die hebben geleid tot de verlaging die we vandaag bespreken. De kern van het debat ging over de onderbouwing van die verlaging voor alle studenten in het eerste jaar en voor twee jaar voor studenten die kiezen voor een lerarenopleiding.

Daarnaast heeft de minister laten zien dat ze staat voor het onderwijs en een breed palet aan maatregelen inzet om dat gestalte te geven. Mijn fractie realiseert zich dat het debat dat wij hier hebben misschien wel onvoldoende recht doet aan de breedte van de inzet die de minister pleegt. Dus wij zien wel uit naar de volgende gedachtewisseling over de andere maatregelen die mogelijk tot wetgeving zullen leiden.

Al met al zijn wij niet overtuigd van de onderbouwing van dit wetsvoorstel. We begrijpen bij dit wetsvoorstel heel goed dat dat wat in het regeerakkoord staat, zwaar gewogen heeft in de afweging het hier voor te leggen — ook al is dat een onvoldoende grond om hier een wetsvoorstel te verdedigen, zoals de heer Ganzevoort zegt.

Tegelijkertijd — mevrouw Bikker zei dat in de eerste termijn ook — moeten we het doen met het wetsvoorstel dat er nu ligt. Het positieve aan het wetsvoorstel is dat het voor alle studenten de financiële prikkel om te gaan studeren verlaagt. Dat heeft de minister toegelicht. Als het goedkoper is, dan ga je makkelijker die drempel over. Daarin verschillen de minister en mijn fractie niet van oordeel.

Dat lijkt mooi, máár, zoals mijn fractie in het debat heeft aangegeven, wij verwachten dat deze verlaging van de drempel voor een deel van de studenten weer teniet gedaan zal worden door het voornemen van de regering om de rente voor het studievoorschot vanaf volgend jaar te koppelen aan de tienjaarsrente. Met name voor studenten die gebruikmaken van deze wet en zeker voor de studenten die behoefte hebben aan een aanvullende beurs, kan dit de drempel om te gaan studeren weer gaan verhogen. De vraag die we daar in eerste termijn over hebben gesteld, namelijk wat de minister eraan doet om dat gevoel bij de studenten weg te nemen, is niet beantwoord. Kortom, ons gevoelen is dat de koppeling van de rente voor het studievoorschot aan de tienjaarsrente ongewenst is. Wat met de ene hand wordt gegeven, wordt met de andere hand weer teruggenomen. Een kabinet dat voor de toegankelijkheid van hoger onderwijs wil staan en die wil bevorderen, moet in de ogen van de PvdA-fractie geen maatregelen nemen die dat in de weg staan.

Als het gaat over de houdbaarheid van de overheidsfinanciering en je wil die agenderen, dan kan je als kabinet heel veel dingen doen, waaronder een goed integraal meerjarentreasurebeleid. Waarom wordt dat geld dan opgehaald bij de studenten, vraagt mijn fractie zich af. Vandaar dat mijn fractie een motie wil indienen.

De voorzitter:

Door de leden Nooren, Gerkens, Ganzevoort, Van Zandbrink, Sent en Fiers wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering met het wetsvoorstel Verlaagd wettelijke collegegeld (34911) de toegankelijkheid voor een studie in het hoger onderwijs voor alle studenten wil verbeteren;

constaterende dat dit gepaard gaat met het voornemen van het kabinet om de rente voor het studievoorschot aan te laten sluiten bij de tienjaarsrente;

overwegende dat hiermee de rente voor het studievoorschot feitelijk wordt verhoogd en dat deze verhoging met name ten laste komt van studenten uit gezinnen met een laag inkomen;

overwegende dat voor deze groep studenten de toegankelijkheid daarmee verslechtert en dit in strijd is met de wettelijke uitgangspunten van het sociaal leenstelsel;

verzoekt de regering om af te zien van het voornemen de rente voor het studievoorschot aan te laten sluiten bij de tienjaarsrente,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter I (34911).

De heer Bruijn i (VVD):

Ik heb een verhelderende vraag over deze motie, althans een vraag die gericht is op verheldering. We hebben net in het debat gehoord dat een kortetermijnkorting meestal meer effect heeft dan dezelfde korting op langere termijn, zeker als die uitgesmeerd wordt. De Partij van de Arbeid heeft dat ook enthousiast omarmd. Als het al zo zou zijn dat deze renteverhoging gekoppeld is aan de collegegeldverlaging, dan zou dat dus een beweging zijn die budgettair per saldo neutraal is, maar die wel precies het effect bewerkstelligt dat je op korte termijn met dezelfde euro een sterkere prikkel uitdeelt dan je op lange termijn kunt doen. Dus zelfs als het gekoppeld zou zijn ... Daarvan hebben we de regering overigens duidelijk horen zeggen dat dat níét zo is. In dat geval zou de motie ook tot een gat in de begroting van 170 miljoen leiden. Dat is overigens mijn andere vraag: hoe is dat dan gedekt? Maar zelfs als het wel gedekt zou zijn, dan is het toch precies een beweging áf van een langetermijnprikkel en náár een kortetermijnprikkel? En het is dan gratis. Dat is toch precies de beweging waarvan we net in het debat de Partij voor de Arbeid hebben horen zeggen dat die hartstikke mooi is?

Mevrouw Nooren (PvdA):

Even voor de zuiverheid van het debat: de heer Ganzevoort heeft gesproken over de onderbouwing van die kortetermijnprikkel. In de reacties die vanuit mijn fractie naar de minister zijn gegaan, heb ik er ten aanzien van de lerarenopleiding voor gepleit om dat lijntje juist wel iets langer vast te houden, om mensen daadwerkelijk naar het vak te krijgen. Er zijn ook onderzoeken gedaan waaruit blijkt dat een salarisverhoging bijvoorbeeld maar drie maanden effect heeft. Er zijn ook gedragsstudies die andere effecten laten zien.

Ten tweede, de regering heeft geen koppeling aangegeven en onderbouwt de koppeling van de tienjaarsrente aan de studieschuld met een breed beleid. Om hier geen Tweede Kamertje te spelen, heb ik vermeden om het te koppelen aan de dividendbelasting en andere maatregelen die dit kabinet neemt, maar ik heb de regering wel uitgedaagd om naar een integraal meerjarig treasurybeleid te kijken waarmee dit geringe bedrag ten opzichte van de totale staatsschuld goed op te vangen is.

De voorzitter:

Mijnheer Bruijn, tot slot.

De heer Bruijn (VVD):

Dan moet ik toch, als ik deze motie aan mijn fractie voorleg, daarbij vertellen dat het een motie zonder dekking is, die leidt tot een gat van 170 miljoen euro in de begroting van OCW, waarmee we ons onderwijs betalen.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Dat ophalen van dat geld, dat gaat niet naar OCW. Dat was voor de algemene houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Die koppeling met het voorstel inzake de tienjaarsrente klopt niet. De argumentatie die de minister heeft gegeven voor het voorstel inzake de tienjaarsrente in de antwoorden op vragen die u heeft gesteld, was gericht op de algemene houdbaarheid van het overheidsbeleid. Als u vraagt wat een potentiële dekking is, dan is dat een integraal meerjarig treasurybeleid om dit geringe bedrag in dat totale bedrag te compenseren. Daar gaat de minister van Financiën over.

De voorzitter:

Ik had al "tot slot" gezegd. Maar ik begrijp dat u nog één zin heeft?

De heer Bruijn (VVD):

De komende zin hoort er ook bij, voorzitter. Dan is het dus nog erger. Dan kan dus het effect van dit gat in de begroting niet alleen neerslaan binnen OCW maar zelfs binnen ieder beleidsterrein. Dat maakt het natuurlijk niet minder schadelijk. Maar ik neem deze motie mee naar mijn fractie.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Of niet, als je wilt dat de toegankelijkheid voor studenten een groot goed is.

Voorzitter. Ik rond af. Als we kijken naar de kwaliteit van de onderbouwing van de voorstellen die we besproken hebben, dan is die niet overtuigend. Dat laat onverlet dat ik mijn fractie zal adviseren om toch voor het voorstel te stemmen. Het collegegeld wordt verlaagd, de drempel voor jongeren om te studeren wordt lager c.q. studenten krijgen minder studieschuld omdat ze in ieder geval die €1.000 niet hoeven te lenen. Daarom zal ik mijn fractie adviseren het wetsvoorstel te steunen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Nooren. Ik geef het woord aan mevrouw Bikker.