Plenair Bruijn bij behandeling Register onderwijsdeelnemers



Verslag van de vergadering van 19 februari 2019 (2018/2019 nr. 19)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.18 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Bruijn i (VVD):

Dank u, voorzitter. Vandaag mag ik niet alleen het woord voeren namens de VVD-fractie, maar ook namens de fractie van de Partij van de Arbeid.

Het wetsvoorstel waarover wij vandaag spreken, lijkt technisch van aard, maar is praktisch relevant voor de onderwijsdeelnemers en de onderwijsinstellingen. De gegevens van alle scholieren, studenten en gediplomeerden worden namens de minister beheerd door de uitvoeringsinstantie Dienst Uitvoering Onderwijs, afgekort DUO. Dit gebeurt in het Basisregister Onderwijsdeelnemers, afgekort BRON. BRON was een van de eerste grootschalige geautomatiseerde systemen ter ondersteuning van beleidsuitvoering in Nederland. Het kwam er zeventien jaar geleden. Ondertussen zijn er onderwijsregisters toegevoegd, zoals over verzuim en diploma's, en daarmee ook nieuwe en andere wettelijke kaders. De gegevens bevinden zich inmiddels in ten minste vier verschillende registers, te weten BRON, het meldingsregister relatief verzuim, het diplomaregister en het register vrijstellingen en vervangende leerplicht. Deze gegevens zijn nodig voor algemene beleidsvorming en bekostiging van instellingen en voor specifiek beleid met betrekking tot zaken als schoolverzuim en uitval. Daarnaast is uitwisseling van gegevens tussen DUO en onderwijsinstellingen van belang voor examinering en diplomering van onderwijsdeelnemers.

Ondanks de vele overeenkomsten in het bedoelde gebruik van de gegevens zijn er tot op heden verschillende wetten voor deze registers. Dit alles maakt dat het totaal aan onderwijsregisters complex en onoverzichtelijk is geworden. Met het wetsvoorstel waarover wij vandaag spreken, wil de regering meer eenvoud en logica in de systematiek en meer mogelijkheden in de uitvoering mogelijk maken. De registers worden gebundeld, zonder inhoudelijke aanpassingen. Daarnaast maakt dit wetsvoorstel het mogelijk dat de geboorteplaats van een onderwijsdeelnemer in het register wordt opgenomen, wat nodig is voor de diploma-afgifte. Dat vermindert administratief werk en fouten. Ook is het de bedoeling dat onderwijsdeelnemers op termijn zelf inzicht hebben in al hun gegevens. De nieuwe registerwetgeving zal door haar integrale karakter een beter beeld bieden in wat er omgaat aan onderwijsinformatie. Er ontstaat een completer beeld van de gegevens die het ministerie van OCW over onderwijsdeelnemers verzamelt en ook van het gebruik van die gegevens. De integrale opzet van de nieuwe wetgeving vormt tegelijkertijd een beter uitgangspunt voor het bewaken van de samenhang tussen de onderwijssectoren op informatiegebied. De nieuwe registerwetgeving zal ook flexibeler en meer geschikt zijn om vernieuwingen op het gebied van digitalisering en hergebruik van gegevens te ondersteunen.

Voorzitter. Het uitgangspunt van deze wet, de bundeling van registers ten behoeve van eenvoud en logica, wordt door de leden van de fracties van VVD en Partij van de Arbeid van harte ondersteund. Wel zouden wij de minister willen vragen om in te gaan op de aspecten veiligheid en privacy.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik hoor de heer Bruijn een paar keer zeggen dat het gaat om een bundeling van registers. Ik heb het zo gelezen dat het gaat om een bundeling van de wettelijke kaders voor die registers en niet van de registers zelf.

De heer Bruijn (VVD):

Dat is juist: het gaat om de bundeling van de kaders. De registers bestaan in feite al en daar verandert inderdaad niks aan.

Naar aanleiding van een vraag van de fractie van GroenLinks schrijft de regering in de memorie van antwoord dat het wetsvoorstel er niet toe leidt dat er in technische zin een nieuw register wordt gebouwd. Gegevens zullen worden opgeslagen in de systemen die ten grondslag liggen aan de huidige vier registers. In het programma Doorontwikkelen BRON vindt modernisering van deze systemen plaats, maar de gegevens over onderwijsdeelnemers blijven in verschillende systemen opgeslagen. Maar als de hoeveelheid gegevens per register toeneemt, wat betekent dat dan voor de risico's bij ongeautoriseerd gebruik? Nemen die dan niet navenant toe, zo vraag ik de minister. De toegang van derden tot gegevens wordt door het bundelen van de registerbepalingen in beginsel niet anders of ruimer dan op dit moment, zo schrijft de regering. Dat moge zo zijn voor geautoriseerde toegang, maar hoe het zit het met de risico's bij ongeautoriseerde toegang? Blijven de systemen zelf in die zin separaat dat ongeautoriseerde toegang tot een van de systemen in de toekomst niet gemakkelijker leidt tot ongeautoriseerde toegang in een ander systeem? Hoe precies is DUO voorbereid op deze veranderingen in het algemeen en eventuele inbraken in het bijzonder? Welke aanvullende veiligheidsmaatregelen zijn er getroffen? Zou de minister in dit verband ook willen ingaan op de maximale bewaartermijn die noodzakelijk is voor het doel van deze registers?

Voorzitter. Tijdens de schriftelijke behandeling hebben de leden van de VVD-fractie een vraag gesteld over het gebruik van de doorstroominformatie. De nota van wijziging regelt een aanvulling van artikel 20, waardoor doorstroominformatie vanuit de leerjaren 1 tot en met 3 van het vo wordt doorgegeven aan het primair onderwijs, het p.o. Het p.o. gebruikt deze informatie om de schooladviezen die het geeft te verbeteren. Ook het vo is gebaat bij het ontvangen van doorstroominformatie vanuit het vervolgonderwijs. Met deze informatie kan het vo de kwaliteit van de loopbaanoriëntatie en loopbaanbegeleidingsprogramma's verder verbeteren, zo laat de VO-raad althans weten. En we hebben gevraagd of de regering heeft overwogen om analoog aan het p.o. in dit voorstel het ook voor het vo mogelijk te maken dat doorstroominformatie vanuit mbo, hbo en wo beschikbaar wordt gesteld. Te denken valt aan een voorstel dat het mogelijk maakt dat gegevens van leerlingen over opleiding en leerjaar vanuit BRON worden teruggekoppeld naar het vo. Daar zou misschien een apart wetsvoorstel voor nodig zijn.

De regering schrijft in de memorie van antwoord dat het leveren van de doorstroominformatie aan het vo zich naar de mening van de regering niet op één lijn laat stellen met het leveren van doorstroominformatie aan het p.o. In het p.o. is de doorstroominformatie een middel om de schooladviezen beter te kunnen evalueren. Basisscholen moeten voor elke leerling een schooladvies vaststellen over het volgen van aansluitend vervolgonderwijs. Dat schooladvies heeft een grote betekenis voor de verdere schoolloopbaan. Dit vraagt om een goede informatievoorziening aan de basisschool. Hier hoort ook bij het terugkoppelen van gegevens op individueel niveau via het register, zoals mogelijk gemaakt door de nota van wijziging. Het vo waar oriëntatie op studie en beroep onderdeel is van het programma wordt afgesloten met een diploma. Wat een leerling daarmee gaat doen, bijvoorbeeld wel of niet een vervolgstudie doen en welke studie is aan de leerling. Naast de activiteiten die de leerling verricht in het kader van loopbaanoriëntatie kunnen nog veel andere factoren uiteraard van invloed zijn op zijn uiteindelijke keuze. Dit betekent dat doorstroominformatie over een individuele leerling op zichzelf betrekkelijk weinig zegt over de kwaliteit van het loopbaanoriëntatieprogramma dat de school aanbiedt, zo redeneert de regering. De loopbaanoriëntatie is ook niet bepalend voor de mogelijkheden van aansluitend onderwijs en bedacht moet worden dat het verstrekken van informatie over de verdere onderwijscarrière aan een school de persoonlijke levenssfeer van de oud-leerling raakt.

Dit betekent volgens de regering dat er voldoende zwaarwegende redenen voor zo'n verstrekking moeten zijn. Voor de terugkoppeling naar het vo ziet de minister die redenen niet. Daarom is er niet voor gekozen om de levering van doorstroominformatie aan het vo op individueel niveau wettelijk te regelen. Dit laat onverlet dat vo-scholen wel kunnen beschikken over doorstroomgegevens op een geaggregeerd niet-persoonsgeboden niveau. Hieraan wordt invulling gegeven door het nationaal cohortonderzoek onderwijs, het NCO, dat een rapportage beschikbaar stelt aan scholen. Daarnaast ondersteunt het Expertisepunt LOB vo-mbo een verbetering van loopbaanoriëntatie en begeleiding in vo en mbo, zodat studiekeuzes tot minder uitval en verandering van opleiding in het vervolgonderwijs leiden. Het Expertisepunt LOB vo-mbo laat in 2018 en 2019 een monitor uitvoeren om de stand van zaken te volgen.

Voorzitter. Dat moge zo zijn, en ik begrijp dat de minister de proportionaliteit weegt, maar die argumentatie overtuigt toch nog niet helemaal. Geldt het argument dat het verstrekken van informatie over de verdere onderwijscarrière aan een school de persoonlijke levenssfeer van de oud-leerling raakt, niet evenzeer voor het leveren van vervolginformatie aan het p.o., wat nu mogelijk wordt gemaakt? Met betrekking tot het nut van de informatie geeft het vo zelf bij monde van de VO-raad aan dat zij wel degelijk gebaat is bij het ontvangen van doorstroominformatie vanuit het vervolgonderwijs. Omgekeerd bereiken ons uit het hoger onderwijs geluiden dat terugkoppeling van informatie aan vo en mbo — mbo waar het om het hbo gaat — nu heel moeilijk is en niet voldoet aan wat vo en mbo graag willen. Terwijl men die vraag over terugkoppeling in het hoger onderwijs vaak krijgt. Er is dus blijkbaar een behoefte. Met deze informatie kan het vo de kwaliteit van de loopbaanoriëntatie en loopbaanbegeleidingsprogramma's verder verbeteren.

Kan de minister aangeven wat terugkoppeling in de weg staat? Wat verzet zich tegen het verzoek van het vo en mbo, die er ook bij horen, om deze informatie te leveren? Mbo is hier natuurlijk in een dubbelrol, want ze is zowel ontvanger van informatie uit het hbo als leverancier van informatie aan het vo. Daarom neem ik het mbo mee. Het feit dat veel andere factoren van invloed kunnen zijn op het vervolgtraject geldt toch evenzeer voor de overgang p.o.-vo, waar behalve het schooladvies ook andere factoren van invloed zijn op de schoolkeuze. De minister verwijst naar het eerder genoemde NCO, maar het is de vraag of dat wel gebruikt wordt door scholen en of scholen meerwaarde zien in het NCO, zeker in deze context. Wij ontvangen signalen dat dat niet zo is. Kan de minister daar iets over zeggen? Is de minister bereid om over de wenselijkheid en mogelijkheid van terugkoppeling van doorstroom in gegevens met de VO-raad en eventueel met de MBO Raad nog eens te spreken en deze Kamer van de uitkomst daarvan op de hoogte te stellen? Is de minister bereid deze Kamer te informeren over de voortgang van de implementatie van dit wetsvoorstel?

Voorzitter. De leden van de fracties van PvdA en VVD zien de beantwoording met belangstelling tegemoet.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bruijn. Dan is nu het woord aan de heer Ganzevoort.