Plenair Schalk bij behandeling Wijziging rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs



Verslag van de vergadering van 27 mei 2019 (2018/2019 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.10 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Op 10 juli 2018 was er in deze Kamer een debat over het verlaagd wettelijk collegegeld. Aan dat debat heb ik niet meegedaan, maar het betreffende wetsvoorstel werd door de fractie van de SGP wel voluit gesteund. Tijdens dat debat werd een motie over de tienjaarsrente ingediend door mevrouw Nooren van de Partij van de Arbeid, die vooral op lage inkomens gericht was. Inderdaad werd deze motie niet gesteund door mijn fractie, zoals zij zojuist zelf ook heeft gemeld. Ik vond die motie destijds prematuur omdat dit geen onderdeel van het toen voorliggende wetsvoorstel was. Vandaag ligt er echter een wet voor die wel specifiek de wijziging van de rentemaatstaf van vijf naar tien jaar beoogt. Oftewel, nu is de tienjaarsrente zeer actueel, en mijn fractie heeft ernstige twijfels over dit wetsvoorstel.

Mijn eerste vraag is of we met alle maatregelen niet veel te ongericht aan het schieten zijn. Miskennen we met de generieke verlaging van het collegegeld en de verhoging van de rente niet de specifieke zorgen over de positie van de lage inkomens, maar ook de middeninkomens? Immers, die middeninkomens moeten zichzelf bedruipen. Dan komt deze renteverhoging extra hard binnen.

Mevrouw de voorzitter. In Nederland is geprobeerd te komen tot een sociaal studiefinancieringssysteem. Blijkbaar was er een aanpassing nodig, namelijk die van het verlaagd wettelijk collegegeld. De belangrijkste reden daarvoor was om te voorkomen dat studenten niet zouden gaan studeren door allerlei belemmeringen, met name leenangst, de hoge instroomkosten enzovoorts. Blijkens de cijfers is het effectief om dit soort belemmeringen te lijf te gaan. Je zou dus kunnen zeggen dat het een succesvolle actie lijkt. En successen moeten we koesteren en tot bloei laten komen. Maar de vrees van mijn fractie is dat die bloei wordt aangetast door het wetsvoorstel dat vandaag voor ons ligt: de wijziging van de rentemaatstaf voor het hoger onderwijs. Gelukkig gaat dat niet gelden voor de huidige studenten. Er is geen sprake van terugwerkende kracht of iets dergelijks; de minister heeft dat met kracht verwoord. Maar juist dat maakt mij extra bezorgd. Als een maatregel verdedigd wordt, onder andere door te melden dat het geen effect zal hebben voor de huidige studenten, dan impliceert dat op zich al dat het voor de toekomstige studenten vanaf 2020 minimaal verslechteren zal. Oftewel, de kans is groot dat het lenen van geld voor studie achteraf toch duurder wordt.

Deze gedachte wordt nog versterkt doordat de minister twee belangrijke doelen heeft genoemd: 1. de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en 2. de houdbaarheid van het leenstelsel. Kan de minister klip-en-klaar aangeven dat het eigenlijk de bedoeling is dat degenen die gaan studeren eerst naar binnen gelokt worden door studenten het wat ruimere jasje van het verlaagd collegegeld aan te bieden om vervolgens de broekriem aan te halen zodra deze studenten aan het werk zijn gegaan? Zeker, er wordt rekening gehouden met een laag rentebedrag. Het is natuurlijk absoluut niet te voorzien hoe de rente zich ontwikkelt, maar één ding lijkt mij duidelijk: de rente zal niet lager worden. Dat betekent dat er voor vele jaren een substantieel hoger rentebedrag kan gelden voor afgestudeerde studenten die werk krijgen en een inkomen boven minimumloon hebben. Als de overheid niet eens een inschatting kan maken van hoe dit zich zal ontwikkelen, hoe kan een aanstaande student van 18 jaar dan een verantwoorde keuze maken om wel of niet een verplichting aan te gaan waarvan niet in te schatten is hoe deze zal uitpakken?

Kortom, er is sprake van een tegenstrijdigheid die slecht uitpakt voor de betrokkenen. Het leenstelsel is aangepast, met als doel de belemmeringen om te gaan studeren weg te nemen. Vervolgens wordt de rekening achteraf gepresenteerd. Kan de minister dit uitleggen? Gaat dit niet negatief uitpakken?

Mevrouw de voorzitter, résumerend. Studenten krijgen te maken met het samenstel van wettelijke maatregelen, zoals de aanvullende beurs leenstelsel, het verlaagd collegegeld en de verhoging van de rentemaatstaf. Mijn laatste vraag luidt: is dit alles opgeteld nu een efficiënte en effectieve manier om de gewenste doelstellingen te bereiken?

Mevrouw de voorzitter, ik zie uit naar de reactie van de minister. Dank u wel.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik heb altijd waardering voor de analyses van de heer Schalk. Hij had het over de houdbaarheid van de rijksfinanciën in het algemeen en het financieringsstelsel in het bijzonder. Ik vroeg me af of hij mij misschien aan wat meer begrip zou kunnen helpen. Waar zit de houdbaarheid van het studiefinancieringsstelsel in? Heeft hij die gevonden? Ik heb die zelf niet gevonden, maar wellicht kan hij mij helpen.

De heer Schalk (SGP):

Dat is eigenlijk precies de vraag die ik zojuist heb gesteld aan de minister. Ik heb geconstateerd dat de minister in haar beantwoording van schriftelijke vragen van deze Kamer heeft aangegeven dat ze twee doelen heeft: de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en de houdbaarheid van het leenstelsel. Maar het wordt voor de rest inderdaad niet uitgewerkt, vandaar dat mijn vraag was of de minister dit klip-en-klaar kan toelichten.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dank. Dan hebben we dezelfde vraag.

De heer Schalk (SGP):

Oké.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Ik geef het woord aan mevrouw Martens.