Plenair Ganzevoort bij voortzetting behandeling Wijziging rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs



Verslag van de vergadering van 28 mei 2019 (2018/2019 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.36 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Dank voor uw geduld in onze eerste termijn, gelet op alle vragen die wij hadden. Dank aan de minister voor het beantwoorden en vooral voor de vrouwmoedigheid waarmee ze dat heeft gedaan.

De schoonheid van een debat als dat van vanavond is dat wij hier in alle scherpte de ins en outs van een voorstel overwegen. Bij die scherpte en die ins en outs zitten natuurlijk ook de momenten dat we elkaar niet helemaal begrijpen of dat we wat gefrustreerd raken, omdat het antwoord net niet is wat we willen horen et cetera, maar dat hoort ook bij het precies verkennen waar nu echt de zwakke punten in de plannen zitten.

Ik moet één punt rechtzetten. Of "rechtzetten": het ziet eigenlijk meer op het notenapparaat, waar onze voorzitter zo van houdt. Ik moet het maar even mondeling doen. Ik noemde de baardbelasting. Ik had dat natuurlijk niet zelf bedacht. De minister weet dat collega Frank Futselaar van de SP in de Tweede Kamer daar al eerder mee is gekomen, maar ook hij was niet de eerste. In alle eerlijkheid, in 1689 was het Peter de Grote die in het kader van het verwesteren van de Russische samenleving de baardbelasting invoerde. Dat even terzijde. Bij een algemene opleiding hoort dat je ook dat soort dingen weet. Ik weet niet of alle studenten van vandaag de dag nog zo'n brede opleiding kunnen volgen als ze zo veel geld moeten lenen, maar dat zien we dan wel.

De voorzitter:

Weet je ook waar de hondenbelasting vandaan komt?

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

De hondenbelasting? Ik heb zo'n hekel aan honden dat me dat niet lukt.

De voorzitter:

Daar ga ik volgende keer iets over vertellen.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik kan niet wachten. Dit was een interruptie, dus die gaat niet van mijn tijd af.

Voorzitter. We moeten de balans opmaken. De minister zegt dat ze de afspraken en de beloften gewoon nakomt. Volgens mij is in de eerste termijn duidelijk geworden dat ze feitelijk voorstelt om studenten meer te laten betalen voor hun studielening, hoe je ook verder over de precieze details, de regeling en de structuren praat. Zo simpel is het. Dat is een actieve ingreep van de minister die raakt aan de beloften. Ik kom op basis van mijn vragen tot de conclusie dat het voorstel niet voldoet aan de Aanwijzingen voor de regelgeving. Het doel is niet goed uitgewerkt en de alternatieven zijn niet overwogen. Dat zijn gewoon twee formele aspecten die zwak zijn in dit voorstel.

Er is niet duidelijk gemaakt wat de gevolgen voor de overheidsfinanciën zijn als dit niet aanvaard zou worden. De minister zegt daar wel iets over, maar uiteindelijk is voor deze Kamer de noodzaak van dit voorstel daarmee wel heel erg zwak. We hebben het ook uitgebreid gehad over de effecten op de toegankelijkheid, de punten die daar wel een rol bij spelen en de specifieke informatie die we hebben over lenen en kwetsbare groepen. De minister belooft wel dat zij iets aan die toegankelijkheid blijft doen, maar uiteindelijk is dat toch een punt dat wel degelijk verzwakt wordt door dit voorstel.

Dan komen we uiteindelijk, denk ik, bij de kern van de zaak: is dit voorstel nou wel of niet een ondermijning van het voorstel van het studievoorschot? Wat mijn fractie betreft is het dat duidelijk wel. De minister heeft het eigenlijk met zoveel woorden toegegeven: het is een afbouwen van de rentesubsidie. Dat staat gewoon in het doel. De rentesubsidie was een kenmerkend onderdeel van het studievoorschot. Het afbouwen van de rentesubsidie is daarmee per definitie een aantasting van het studievoorschot. Ingewikkelder dan dat is het niet. De minister zei: dit is een heel eenvoudig voorstel. Dat klopt. Het is een eenvoudig voorstel dat ten diepste een ondermijning is van de principes van het studievoorschot, en wel precies op dit punt, het afbouwen van de rentesubsidie. Daarmee is het per definitie ook een niet-nakomen van de belofte. Daar zit wat ons betreft het zwaarste punt.

Vervolgens komen er heel veel rekensommetjes. De minister zei dat we er nog veel meer kunnen maken, maar laten we dat niet doen. Laat ik er eentje noemen. De minister gebruikt regelmatig het voorbeeld van een studieschuld van gemiddeld €15.000, terwijl de verwachte studieschuld inmiddels al €21.000 is. Dat betekent iets voor de sommetjes. Maar hoe je de sommetjes ook maakt en hoe je ook kijkt naar de fluctuerende rentes, de kale uitkomst is ruim driekwart procent extra rente. Zo eenvoudig is het. Het is gemiddeld €5.500 per student. Dan kunnen we nog heel veel meer rekensommetjes maken, maar dit is het verhaal waarover het gaat. Het gaat om het aantasten van de kern van het studievoorschotstelsel, het niet-nakomen van de belofte en €5.500 extra schuld per student.

Dat was niet waar GroenLinks indertijd voor tekende. Dat was niet de idee die wij hadden bij het studievoorschotstelsel. Dat ging erover dat we de toegankelijkheid vergroten. Dat ging erover dat we op allerlei manieren zorgen voor een sociaal stelsel, niet alleen in de voorwaarden die nu nog blijven bestaan, maar ook in de aantasting van die voorwaarden, die nu wel degelijk plaatsvindt.

Voorzitter. Ik ga mijn fractie natuurlijk wat adviseren. Dat advies kan alleen maar negatief zijn. Deze minister kan niet rekenen op de steun van mijn fractie als het gaat om dit voorstel. Wij werken niet mee aan het uitkleden van het studievoorschot.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ganzevoort. Ik geef het woord aan mevrouw Nooren.