Plenair Van Rooijen bij Voortzetting Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 29 oktober 2019 (2019/2020 nr. 4)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.17 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter, ik begin met een persoonlijk woord. Volgende week maandag 4 november 2019 is het 75 jaar geleden dat drie Duitse soldaten besloten de molen in het Brabantse Drunen niet op te blazen. Alle mensen uit Drunen die in de molen schuilden, werden zo gered. De drie soldaten weigerden in de avond van 4 november het bevel tot opblazen van de molen op te volgen. In de veilig gedachte molen schuilden 93 burgers. Onder die 95 waren ook mijn grootouders, mijn vader en moeder, mijn jongere zusje Joan van 1 jaar en ik, 2 jaar en 3 maanden oud. Ik herinner mij het verblijf in de molen toch nog goed. Mijn jongere zusje Mega kijkt op de tribune vanmiddag mee.

Mevrouw Geke van de Merwe-Wouters heeft er in 2015 een boek over geschreven onder de titel Drunen ontsnapt aan massamoord. Dit is het boek wat mevrouw Geke van de Merwe heeft geschreven, vier jaar geleden, over de moord die in Drunen gelukkig niet heeft plaatsgevonden. Dit is de lijst van 93 personen die dat toen al hebben opgeschreven, mochten ze het overleven. Die zou in een kluis in de molen bewaard worden, en dat is later ook gebeurd. Hier zijn alle 95 namen, met de hand opgeschreven.

Ik maak er hier en nu gewag van omdat ik ook stil wil staan bij de stadhuismoord in Heusden. In de kelder van het stadhuis schuilden meer dan 150 mensen die dachten daar een veilige schuilplaats te hebben. Enkele uren na onze redding door drie Duitse soldaten, hebben andere Duitse soldaten in de nacht van 4 november het stadhuis in Heusden wél opgeblazen, waardoor 134 onschuldige burgers de dood vonden of werden vermoord. Met de razzia in Putten is dit de grootste burgermoord in Nederland. Niets kan treffender weergeven het verschil tussen leven en dood, maar ook tussen goed en kwaad. Ik zal op zondag 3 november bij de herdenking in Drunen aanwezig zijn en op 4 november weer bij de jaarlijkse stille tocht in Heusden.

Voorzitter. Het is mij een eer en genoegen vandaag namens mijn fractie, als fractievoorzitter, de verbale degens te mogen kruisen met het kabinet tijdens deze Algemene Politieke Beschouwingen. Het beleid geeft daarvoor een bijzondere aanleiding. Niet eerder was een kabinet zo positief over het eigen beleid en de inkomensontwikkeling van de burgers. Telkenmale was er de afgelopen jaren kritiek op het kabinet dat de economie zich wel herstelde, maar dat de mensen in het land daar nauwelijks iets van merkten. Maar zie, met de ingezette lastenverlichting gaat volgens het kabinet bijna iedereen er volgend jaar stevig op vooruit. Koopkrachtverbeteringen van 2% en meer sieren de Miljoenennota. Zelfs de oppositie werd er stil van. Zelden ontmoette een kabinet, althans volgens de media, een zo positieve oppositie. Hoe mooi kan het politieke leven soms zijn, minister-president en collega's in het kabinet.

Maar de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer waren nog niet afgelopen of de eerste barsten in al dit moois werden zichtbaar. De onvrede in het land is groot, en dan bedoel ik niet alleen de boeren op het Malieveld. Het is toch redelijk uniek dat het werkgeversprotest tegen het kabinetsbeleid in ons land zo breed gedragen wordt. Nooit vertoond, ook niet tijdens het kabinet-Den Uyl waar ik in zat: werkgevers op het Malieveld. Het land en de economie dreigen vast te lopen in veel te veel regelgeving en de mooie koopkrachtplaatjes verdwijnen als sneeuw voor de zon. Het zou interessant zijn te horen hoe het kabinet hierover denkt. Is er nog steeds zoveel optimisme of wordt het tijd wat realistischer naar het komend jaar te kijken? Is het kabinet nog van plan om dit najaar met aangepaste ramingen te komen?

Als we dan toch aan het aanpassen zijn, kunnen we gelijk naar de pensioenen kijken, voor acht miljoen werkenden en drie miljoen gepensioneerden. Het is toch tamelijk bizar dat het kabinet in de Miljoenennota doodleuk een inkomensverbetering voor gepensioneerden voorspelt, terwijl de pensioenfondsen nu dagelijks in de krant met kortingen van vele procenten dreigen. Ik heb er vandaag nog weinig over gehoord van collega's, maar het is al weken elke dag voorpaginanieuws. Daarmee kan de voorspelde koopkrachtverbetering voor zo'n vier miljoen gepensioneerden per ommegaande de prullenbak in. Na het enorme koopkrachtverlies van 20% in de afgelopen jaren door geen indexatie, komt er voor deze groep simpelweg nog een aanmerkelijke koopkrachtdaling bovenop. Kortingen tasten de algemene inkomensontwikkeling van vier miljoen mensen aan.

Eind volgende maand komt minister Koolmees met een verlossend woord, begrepen we uit recent overleg met de Tweede Kamer. Dat is natuurlijk veel te laat. Je kunt niet in september mooie dingen beloven en vervolgens twee maanden de tijd nemen om te bezien of je je beloftes wel kunt waarmaken. De minister-president heeft in het verleden wel meer zaken beloofd die hij niet kon waarmaken, maar dit gaat toch wel heel erg ver. Het wordt tijd voor duidelijke antwoorden en niet zo dadelijk weer allerlei excuses achteraf. Mensen willen het nu weten, laat ze niet bungelen in grote onzekerheid.

Kortom, mijn fractie verneemt graag van het kabinet hoe het tegen de nu ontstane situatie aankijkt. Blijft het kabinet almaar nadenken, blijft de onzekerheid bij miljoenen Nederlanders bestaan? Denkt het kabinet na over de economische consequenties van forse kortingen op de pensioenen? Is het verstandig, gelet op alle problemen die er in het buitenland zijn, om ons land ook nog eens te confronteren met een overvloed aan regelgeving voor het bedrijfsleven en een daverend pensioenprobleem dat eveneens door veel te strikte regelgeving wordt veroorzaakt? Is het kabinet eigenlijk niet bezig zijn eigen recessie te creëren?

Onze eigen landelijke profeet van strikte regelgeving, president Knot van De Nederlandsche Bank, kwam onlangs naar de Tweede Kamer om uit te leggen dat forse kortingen op het pensioen onvermijdelijk zijn. De rek is eruit. Op zichzelf was dit geen nieuw bericht, want dit is een verhaal dat De Nederlandsche Bank al jaren verkondigt, geholpen door de rigide rekenregels van het kabinet. Vaak worden dit soort berichten dan vergezeld van ondersteunende commentaren van deskundigen die vaak ook weer op een of andere manier aan De Nederlandsche Bank verbonden zijn. Dat is allemaal bekend en veel van hetzelfde.

Wat echter niet van hetzelfde was, was de brief van maar liefst 60 prominenten uit de wetenschap en het bedrijfsleven die onlangs naar de Tweede Kamer werd gestuurd. Een brief waarin het kabinet wordt opgeroepen nog eens heel goed over de eigen rekenregels na te denken. Ik telde in die groep prominenten een kleine 30 hoogleraren, 2 oud-directeuren van het Centraal Planbureau, 2 oud-plaatsvervangend directeuren van het Centraal Planbureau, ja zelfs 2 oud-leden van de directie van De Nederlandsche Bank en verder tal van andere bekenden uit het bedrijfsleven, ja, ook de politiek, en de wetenschap. Volgens een commentaar in De Telegraaf was het eigenlijk voor het eerst dat een groep die niet direct verbonden is met een van de partijen uit de pensioendiscussie, zich openlijk uitsprak tegen het kabinetsbeleid. Uiteraard kwam er een reactie van een aantal andere hoogleraren, maar dat waren er nog geen twintig en veelal bekend van eerdere commentaren.

Blijkbaar is de steun voor een aanpassing in de wetenschap en het bedrijfsleven veel groter dan het kabinet denkt. Ik zou dan ook aan het kabinet willen vragen hoe het aankijkt tegen het voorstel van deze groep van 60 deskundigen om op korte termijn een commissie in te richten die gaat kijken hoe wij de huidige rekenregels op een verstandige wijze kunnen aanpassen — zeker in het licht van de voorziene wijzigingen in ons pensioenstelsel — en of we niet veel meer de lijn van de Europese Commissie moeten volgen en ruimte moeten bieden aan een systeem waar wel degelijk met behaalde rendementen, die heel goed zijn, rekening wordt gehouden, zoals heel veel landen om ons heen doen. Landen met ook goede stelsels. Graag een antwoord van het kabinet.

Wellicht kan het kabinet dan gelijk antwoord geven op de vraag hoe we eigenlijk verder moeten als we dit niet doen. Als minister Koolmees, na heel lang nadenken, eind november bevalt van een brief waarin het kabinet toch eigenlijk onverkort vasthoudt aan de huidige rekenregels voor pensioenfondsen, zoals in juni ook afgesproken, wat gaan we dan doen? Gaan we dan aan de gepensioneerden uitleggen dat we, ondanks de recordrendementen van liefst 15% tot 20% van de pensioenfondsen dit jaar, toch fors op de pensioenen gaan korten? Omdat meneer Knot dat vraagt en zegt? Omdat volgens de regels van het kabinet de pensioenfondsen net moeten doen alsof ze de komende 50 jaar geen enkel rendement maken? Ik las onlangs de uitspraak van een communicatiedeskundige dat ons pensioenstelsel door het kabinet extreem slecht wordt verkocht. En dat voor een pensioenstelsel dat door het grootste, wereldwijde adviesbureau Mercer opnieuw is uitgeroepen tot het beste pensioenstelsel ter wereld.

Er valt dus de komende tijd heel veel uit te leggen. Wie gaat dat doen? Verschuilt het kabinet zich weer achter de pensioenfondsen — die het zelf maar moeten oplossen — of komt het kabinet met een bijsluiter, de bijsluiter van Rutte, waarin alles wordt uitgelegd? Waarin de minister-president vertelt dat de toegezegde koopkrachtstijging niet doorgaat voor miljoenen gepensioneerden? Dat dit helaas wederom een belofte is waaraan hij niet kan voldoen? Dat hij niet luistert naar een groot aantal deskundigen? Dat hij geen zin heeft om nog eens goed na te denken over hun voorstel? Ik ben erg benieuwd naar de antwoorden van de minister-president.

Dan kom ik op de jongeren. Dat zal de minister-president na het debat aan de overkant met de heer Krol misschien verbazen, maar hij kan bijleren. Als de minister-president dan antwoordt, kan hij misschien gelijk nog even ingaan op berichten in de media over dramatische kortingen op de opbouw van pensioenaanspraken voor jongere deelnemers. Ook de brief van de 60 prominenten wijst daar heel nadrukkelijk op. Want als we bij de kostprijspremie — onthoud dat nieuwe woord goed, minister-president — uitgaan van dezelfde rekenregels als voor de verplichtingen — wat nu gaat gebeuren — dan zal die premie voor de jongeren en werkenden zeer fors omhoog moeten. Mijn fractie maakt zich dan ook zeer grote zorgen over de pensioenopbouw van de jongeren. Het zij maar hier gezegd.

Het vakblad PensioenPro heeft tal van pensioenfondsen hierover benaderd. In hun reactie geven de ondervraagde fondsen aan dat de opbouw voor jongeren fors omlaag moet. Men spreekt zelfs letterlijk over dramatische kortingen op de opbouw van nieuwe pensioenen. Verwacht wordt dat de pensioenopbouw voor jongeren hooguit uitkomt op 50% van het middelloon. Het pensioenfonds van Philips rekent dit zelfs heel precies voor. Dan krijgen jongeren zo dadelijk pensioenen die misschien maar 30% van het eindloon bedragen. Gaat het kabinet dat ook in een bijsluiter uitleggen, in de hoop dat de jongeren toch blijven meedoen?

In alle oprechtheid, ik denk dat de kans daarop heel gering is. Ik verwacht niet dat jongeren gaan meedoen in een stelsel dat zulke lage uitkomsten in het vooruitzicht stelt. Ik ben benieuwd naar het antwoord van onze altijd zo optimistische minister-president over deze opbouwproblemen voor de jongere pensioendeelnemers. Maar ik denk dat we heel veel optimisme nodig hebben om aan de jongeren een stelsel te verkopen dat de komende 50 jaar 0% rendement veronderstelt.

Mijnheer de voorzitter. Wat te doen? Het lijkt mijn fractie bijzonder onverstandig om begin volgend jaar, als we nog midden in de pensioendiscussie zitten, forse kortingen op het pensioen door te voeren. Het advies van mijn fractie zou zijn dat het kabinet, met het oog op de komende pensioenvoorstellen, ten minste pas op de plaats maakt voor het komende jaar. Niet alleen voor een paar voor de hand liggende grote fondsen — denk aan ABP en Zorg en Welzijn — maar voor alle pensioenfondsen die momenteel geraakt worden door deze bijzondere omstandigheden. De twee metaalpensioenfondsen, met twee miljoen deelnemers voorop, krijgen de klap op 31 december, als de rekenrente-ellende doorgaat.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, u bent op dit moment al uw spreektijd voor 2020 aan het consumeren.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, dat kwam ook door een persoonlijk woord. Neem me niet kwalijk.

De voorzitter:

Misschien is het goed om af te ronden, anders heeft u volgend jaar ook geen spreektijd.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, ik heb nog twintig, nog tien seconden. Ik was bij de vraag: wat te doen? Niet korten dus, voor alle fondsen, ook de metaalfondsen, zodat deelnemers, jong en oud, kunnen delen in de toegenomen welvaart in ons land.

Ten slotte. De heer Rutte heeft vaak gezegd dat hij minister-president wil zijn voor alle Nederlanders. Welaan, voor een minister-president voor alle Nederlanders ligt hier een mooie taak: om de dreigende kortingen over het volgend jaar heen te tillen, om de koopkrachtbeloftes uit de Miljoenennota te honoreren en onze economie een steuntje in de rug te geven en om duidelijk aan te geven waar het kabinet nu naartoe wil. Mijn fractie vindt dat het kabinet dit naar de vele burgers die hierdoor geraakt worden, heel duidelijk zal moeten communiceren. Ik zie overigens uit naar de gedachtewisseling vanavond met de minister-president.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan de heer Schalk.