Plenair De Boer bij behandeling Experiment gesloten coffeeshopketen



Verslag van de vergadering van 5 november 2019 (2019/2020 nr. 5)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 11.45 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Allereerst feliciteer ik alle leden die vandaag hun maidenspeech hebben gehouden of nog gaan houden. En dat er nog vele mooie bijdragen mogen volgen.

Voor mij geen maidenspeech vandaag, maar een herintredersspeech. Het is toch weer even wennen.

Voorzitter. Vandaag behandelen we de wet experiment gesloten coffeeshopketen. Het gaat hierbij om een experiment waarin niet alleen de verkoop van wiet en hasjiesj onder voorwaarden wordt toegestaan, maar ook de productie ervan. Een experiment waarmee de hypocrisie van het Nederlandse softdrugsbeleid — gedogen van de verkoop van hasjiesj en wiet zonder legale productie en aanvoer toe te staan — wordt doorbroken. En dat is wat GroenLinks betreft een belangrijke stap.

Zoals bekend is GroenLinks een voorstander van de decriminalisering en regulering van gebruik, verkoop en productie van softdrugs. Niet omdat wij het gebruik van softdrugs idealiseren of propageren — ook wij zien de gevaren — maar omdat decriminalisering in combinatie met regulering de beste mogelijkheid is om zowel de volksgezondheid te beschermen als de criminaliteit die gepaard gaat met illegale productie en aanvoer, te verminderen. En wij staan niet alleen in dit standpunt. Ook bij degenen die zich bezighouden met openbare orde en criminaliteitsbestrijding, en bij degenen die werken op het gebied van de verslavingszorg en de volksgezondheid, is er veel steun voor de regulering van softdrugs. Om eindelijk de achterdeur van de coffeeshops eens goed te regelen, of om ze te sluiten, zoals collega Dittrich zei. Om de kwaliteit van softdrugs te kunnen reguleren en controleren, en zo de gezondheid van gebruikers beter te beschermen. Om de capaciteit van politie en justitie effectiever en efficiënter te kunnen inzetten. Om de teelt veiliger te maken voor het milieu en de omgeving. Om accijns te kunnen heffen, net zoals we dat doen op andere legale verslavende middelen als alcohol en tabak.

Zover is het nu nog niet. We hebben het nu over een experiment, een experiment dat wat ons betreft zeker niet ideaal is. Ook sprekers voor mij hebben daar al het een en ander over gezegd. Over de precieze invulling van het experiment zijn door ons en door andere partijen zowel hier als in de Tweede Kamer veel vragen gesteld, heel veel vragen. En zoals dat gaat, zijn wij met sommige antwoorden tevreden en met andere minder.

Zo betreuren wij het dat er niet is gekozen voor een experiment waarbij de gemeenten binnen een zekere bandbreedte zelf voorstellen konden doen voor de invulling. We betreuren het dat het, mede hierdoor, niet is gelukt om een van de G4-gemeenten aan het experiment te laten deelnemen. We spreken onze hoop uit dat de onderzoekscommissie die het experiment gaat uitvoeren een vorm vindt waarin, binnen de kaders van de wet, G4-gemeenten die dat willen, zoals Utrecht, alsnog betrokken kunnen worden.

Ook vinden wij dat de betrokkenheid van gebruikers bij het experiment er in de voorliggende regelgeving wat bekaaid afkomt, hoewel het issue dankzij een motie van Ploumen en Buitenweg in de Tweede Kamer wel op het netvlies is gekomen en inmiddels iets serieuzer wordt opgepakt. Ook over de ondersteuning van de gemeenten — zowel financieel als op het gebied van kennis en capaciteit — en de veiligheid van alle betrokkenen — ook daar is al eerder over gesproken — zal het laatste woord nog niet gezegd zijn. Wij vertrouwen erop dat de ministers hierin constructief samenwerking met de deelnemende gemeenten zoeken. En wij vertrouwen erop dat met name de Tweede Kamer — die door de ministers op verschillende punten zal worden geïnformeerd — haar controlerende taak hier zal vervullen.

Wat de fractie van GroenLinks betreft is het experiment, zoals gezegd, een eerste stap op weg naar de volledige decriminalisering en regulering van softdrugs. Een eerste stap die wat ons betreft zo snel mogelijk daadwerkelijk gezet moet gaan worden, en een eerste stap die wat ons betreft gevolgd moet worden door verdere stappen. In de nota naar aanleiding van het verslag antwoordden de ministers ons dat zij ernaar streven om alle wet- en regelgeving zodra deze gereed is, zo spoedig mogelijk in werking te laten treden. Ik maak hieruit op dat dat betekent dat er niet gewacht wordt op een van de vaste inwerkingtredingsdata zoals die worden gehanteerd: 1 januari of 1 juli. Graag een bevestiging. Verder vraag ik de ministers wat concreter te worden en een indicatie te geven van de verwachte ingangsdatum.

Voor wat betreft de vervolgstappen hebben de ministers al meerdere malen duidelijk gemaakt dat zij niet vooruit willen lopen op de uitkomsten van het experiment door alvast voorbereidingen te gaan treffen voor de voortzetting en uitbreiding na afloop van de experimenteerfase. Volgens hen is er voldoende tijd om na de evaluatie, die uiterlijk acht maanden voor het einde van het experiment moet zijn afgerond, een beslissing over het vervolg te nemen, waarbij op dat moment de experimenteerfase desgewenst met anderhalf jaar verlengd kan worden. Het kabinet is van oordeel dat die periode voldoende is om het experiment indien gewenst om te zetten in algemeen geldende wetgeving. Is dit niet een wat optimistische inschatting voor een heel wetgevingsproces over een onderwerp waarover naar ik aanneem, ook na het experiment geen unanimiteit bestaat binnen de Nederlandse politiek? En hoe kunnen we dan voorkomen dat de opgebouwde infrastructuur zal moeten worden afgebouwd als de verlengingstermijn te zijner tijd toch te kort blijkt? Zijn de ministers het met mij eens dat dat zeer onwenselijk zou zijn? En zijn zij bereid om in ieder geval processuele scenario's uit te werken om te voorkomen dat het zover hoeft te komen?

Wat de fractie van GroenLinks betreft moeten we voorkomen dat het nadenken over de verdere decriminalisering en regulering van softdrugs stopt "omdat er een experiment loopt". De ontwikkelingen zullen doorgaan, ook in andere landen, en ook in internationaal verband. Wij vinden het belangrijk dat Nederland in die discussies niet aan de zijlijn blijft staan, maar hieraan actief deelneemt. Zijn de ministers dat met mij eens? En zijn zij het er ook mee eens dat Nederland in de internationale discussies een positie moet innemen die omzetting van het experiment in algemeen geldende wetgeving in ieder geval mogelijk zou moeten maken? Eerder antwoordde de minister al dat er op zowel politiek als ambtelijk niveau contact is met Uruguay en Canada. Kunnen wij ervan op aan dat die contacten zullen worden voortgezet en mede gericht zullen zijn op het onderzoeken van de mogelijkheden van internationaalrechtelijke inpassing van de decriminalisering en regulering van softdrugs?

Hoe staat het met de contacten in Europa op dit punt? Is er op politiek en ambtelijk niveau ook contact met Luxemburg hierover? En hoever staat het eigenlijk met het proces van regulering in Luxemburg? Als dat er nog niet is, zijn de ministers bereid hiertoe het initiatief te nemen?

Voorzitter. Het zal na dit betoog niet verbazen dat de fractie van GroenLinks dit wetsvoorstel voor het experiment zal steunen in de hoop dat er na deze stap meerdere zullen volgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Een vraag van de heer Van Dijk.

De heer Van Dijk i (SGP):

Ik heb met belangstelling geluisterd naar de speech van mevrouw De Boer. Het viel mij op, zeker aan het begin van de speech, dat u de gevaren van drugsgebruik bepaald niet bagatelliseert. Dat is terecht, want we hoeven alleen maar te kijken op de website van Moedige Moeders, hoe moeders stuk gaan doordat hun kinderen aan de drugs zijn geraakt. Ik ga er dus van uit dat u het serieus zult menen. Ziet u het risico van dit wetsvoorstel dat het drugsgebruik hiermee wel verder kan worden genormaliseerd? Wilt u daar nog op reflecteren?

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Ik denk dat er risico's aan zijn verbonden, net zoals met alle andere soorten drugs en alcohol en tabak. Ik denk dat het goede van dit wetsvoorstel is dat er ook op de risico's daarvan wordt gewezen; dat er ook in de preventiesfeer het een en ander zal worden gedaan. Dus ja, wij zien de gevaren. Nu is het wel zo dat er wat ons betreft onderscheid gemaakt moet worden tussen softdrugs en harddrugs. De gevaren van hasjiesj en wiet zijn in ieder geval niet ernstiger dan bijvoorbeeld de gevaren van alcoholgebruik. Ook daar moeten wij voor waarschuwen en inzetten op preventie. Dat geldt dus ook voor hasjiesj en wiet.

De heer Van Dijk (SGP):

Of softdrugs nog soft zijn, vraag ik me heel erg af. Maar wordt het risico van normalisering niet veel groter nu ook de overheid haar stempel er eigenlijk op zet van "dit is goede stuff", om de woorden van collega Dittrich maar eens te gebruiken? Wordt dat risico dan toch niet te groot? Hoe verhoudt zich dit met de opening van uw speech dat de gevaren van drugsgebruik bepaald niet gebagatelliseerd mogen worden?

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Naar mijn oordeel is het veel beter om toezicht te houden op de kwaliteit van de drugs wanneer dat gereguleerd is dan wanneer het volledig in het criminele circuit zit, zoals nu het geval is. Althans, de teelt ervan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Bikker.