Plenair Meijer bij voortzetting behandeling Experiment gesloten coffeeshopketen



Verslag van de vergadering van 5 november 2019 (2019/2020 nr. 5)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 14.23 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Meijer i (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik sluit me natuurlijk namens de VVD-fractie aan bij de felicitaties aan degenen die een maidenspeech hebben gehouden: de heer Van Wely, de heer Janssen, de heer Dittrich, mevrouw Bezaan net en de heer Recourt zo meteen, veel succes. Ook u, voorzitter, feliciteer ik met uw eerste dag als waarnemend voorzitter op deze plek.

Voor mij is het ook de maidenspeech, en wat een passend en uitdagend onderwerp voor een maidenspeech. Passend, omdat het mij de gelegenheid geeft het voorliggende wetsvoorstel mede te toetsen aan mijn nog vrij recent achter mij liggende bestuurspraktijk. Juist de combinatie van die praktijkervaring en wetgeving, daarbij mede toetsend op uitvoerbaarheid, is voor mij een van de redenen waarom ik de Eerste Kamer zo waardevol vind. Niet alleen passend, ook uitdagend, omdat het onderwerp dat vandaag voorligt, uitlokt tot bredere beschouwingen. Dat bleek mij bij de voorbereiding in fractieverband. Dat bleek vorige week al bij de Algemene Politieke Beschouwingen, toen het al verschillende keren langskwam. En dat blijkt vandaag ook uit de bijdragen van diverse collega's.

Die bredere invalshoek is begrijpelijk. Sinds die ochtend van 18 september jongstleden waarop de advocaat Derk Wiersum werd geliquideerd, is de discussie over de aanpak van drugsgerelateerde criminaliteit in een andere fase beland. Het rapport De achterkant van Amsterdam en andere rapporten die vandaag hier geciteerd zijn, illustreren dat nog eens. Dat heeft zijn weerslag op de wijze waarop de VVD-fractie tegen het voorliggende wetsvoorstel aankijkt. In mijn fractie stond bij de bespreking niet zozeer de liberale invalshoek voorop en werd niet lacherig teruggekeken op eventuele eigen ervaringen met joints. In onze toets stond centraal hoe het voorgestelde experiment kan bijdragen aan de bestrijding van de met drugsgebruik en drugshandel samenhangende criminaliteit.

Mevrouw de voorzitter. Onze fractie heeft waardering voor de reactie van de minister van Justitie en Veiligheid op en sinds 18 september: een passende combinatie van ingehouden woede, betrokkenheid en daadkracht. In zijn recente brief over de contouren van een offensief tegen de georganiseerde criminaliteit wordt die lijn doorgetrokken. Daar kwam gisteren nog een extra incidenteel bedrag bij ter bestrijding van de ondermijnende criminaliteit. Het past ons niet nu met hem de gesuggereerde maatregelen in die brief door te nemen. Dat primaat ligt aan de overkant en daarover voert hij daar binnenkort ook verschillende debatten. Maar zeker ook gelet op de motie die de heer Rombouts heeft ingediend heeft, wil ik wel een paar dingen zeggen over wat ons toetsingskader is als eventuele maatregelen deze kant uit komen. Ook daarbij baseer ik mij op mijn eigen bestuurspraktijk, maar kijk ik met name in dit huis naar de uitvoerbaarheid.

Wat ons betreft staat bij die aanpak een integrale aanpak centraal. Het is niet alleen strafrechtelijk. Het is ook fiscaal, het is ook bestuursrechtelijk en het is nog veel breder. De heer Rombouts noemde verschillende andere branches die daarbij betrokken zijn. Ik ben zelf betrokken geweest bij de aanpak van de outlaw motorcycle gangs. Ik denk dat de minister kan zeggen dat door dat heel consequent breed aan te vliegen, daar toch voortgang is geboekt. De hele aanpak van de ondermijnende criminaliteit, die natuurlijk niet sinds 18 september in de steigers is gezet maar al langer loopt, is daarop gebaseerd.

Zo'n aanpak zal gepaard moeten gaan met begrippen als "continuïteit", "consistentie", "lange adem" en "verwachtingenmanagement". Deze problematiek los je niet binnen een paar jaar op met een project, maar vereist een brede en structurele aanpak. Wat dat betreft is het woord deltaplan in de motie van de heer Rombouts misschien op z'n plaats, hoewel we ook op dit punt voor inflatie moeten oppassen. Want voor je het weet is het ineens een topprioriteit.

De heer Rombouts vroeg om reacties op zijn motie. U kent ons toetsingskader en onze aanpak. Het lijkt wel een beetje op wat in de motie staat, maar ik wacht toch even de reactie van de minister af in hoeverre wat in de motie staat, van toegevoegde waarde is op wat hij zelf al in gang heeft gezet. Ik kom in tweede termijn terug op onze appreciatie van de motie.

De minister spreekt in zijn brief over een interventieteam. Wat mij betreft kan dat allemaal geweldig mooi zijn, als het maar niet betekent dat andere organisatieonderdelen die bezig zijn met de aanpak van de ondermijnende criminaliteit dan ineens denken dat ze een stapje terug kunnen doen. Zo'n interventieteam moet natuurlijk ook niet andere organisaties die met dit onderwerp bezig zijn leegzuigen.

Mevrouw de voorzitter. Vanzelfsprekend spelen bij de ontwikkeling van de drugsgerelateerde criminaliteit ook onze positie als doorvoerland en ons fiscale regime een rol. Die positie en dat klimaat brengen ook veel voordelen met zich mee. Ik wil daar niet aan tornen en ik wil deze breedte in dit debat ook niet opzoeken. Maar ik heb de les die Paul Scheffer recent in dit verband in de NRC trok, dat een open samenleving stoelt op rechtshandhaving, voor dit debat wel in mijn oren geknoopt.

Je kunt het onderwerp ook vanuit een kleinere schaal aanvliegen. De minister van Justitie en Veiligheid en ook de minister-president hebben er recent terecht op gewezen dat het ook de gebruikers zijn die dit systeem in stand houden. Ik zal dat niet ontkennen — ik kom daar zo nog even op terug — maar dat volstaat niet als antwoord op deze problematiek. Uit andere beleidsvelden is bekend dat gedragsbeïnvloeding ingekaderd moet worden en dat ook dat zeker een kwestie van lange adem zal zijn.

Ik kom terug bij het voorliggende wetsvoorstel. Het lijkt me vandaag zaak om niet zozeer naar anderen, maar vooral naar onszelf te kijken. Want is het niet de overheid, zijn wij het niet zelf die hier een grote verantwoordelijkheid hebben? Het voorstel ziet op experimenten binnen een systeem waarin de overheid zelf criminogene factoren heeft gecreëerd. Voor de VVD is de basisinvalshoek in dit debat om daar wat aan te doen. Het is toch zeer bijzonder dat wij met elkaar al bijna 50 jaar een gedoogconstructie in stand houden. Nu kent het begrip "gedogen" verschillende definities. Dat bleek vanochtend ook al. Het is handig als wij daar vandaag iets preciezer in zijn. Bestuursrechtelijk wordt gedogen vooral toegepast als er zicht is op legalisering op afzienbare termijn. Dat is met dit voorstel wat ons betreft niet aan de orde. In de volksmond is gedogen meer oogluikend toelaten. Dat heeft de laatste tijd een wat actievere en negatievere lading gekregen met het begrip wegkijken. Ook dat kan hier toch niet aan de orde zijn.

De gedoogconstructie in het coffeeshopbeleid is veel meer hybride. De voordeur is juist buitengewoon strak gereguleerd en daar wordt gelukkig ook strikt op gehandhaafd. We kennen de AHOJG-criteria en mijn ervaring is dat deze criteria behoorlijk werken. Straathandel wordt zo veel mogelijk voorkomen, 18-minners worden geweerd, overlast wordt voorkomen, geen handel in harddrugs enzovoort. Wat ons betreft wordt preventie aan deze criteria toegevoegd. Misschien kunnen we dan ook tot een eenvoudigere afkorting komen, want ik struikelde er net al over.

In de schriftelijke voorbereiding — veel dank trouwens aan de bewindslieden en de ambtenaren voor de zorgvuldige wijze waarop dit is gebeurd — is preventie door het kabinet zeer duidelijk benadrukt. Vorige week ontvingen we daarover nog een brief van de beide bewindslieden. Die aanpak ondersteunen we, maar het is een onderwerp dat wat ons betreft maar deels aan het experiment is gekoppeld en ook los van dit experiment verder vorm mag krijgen.

Mevrouw de voorzitter. Als het systeem aan de voordeur zo goed werkt, is het toch niet te begrijpen dat we aan de achterdeur nog steeds wegkijken. Dat heeft inmiddels geleid tot weer een volgende omschrijving van gedogen. Bij inbeslagnames van grote hoeveelheden drugs bestemd voor de achterdeur, komt de rechter tot uitspraken in de zin van: wel veroordelen, geen strafoplegging. Dat is toch wel uiterst ongemakkelijk voor de leden van de driehoek, die bij de handhaving en de opsporing hun verantwoordelijkheid proberen te nemen om de bevoorrading van coffeeshops uit de handen van de georganiseerde criminaliteit te halen.

Dat alleen geeft voor onze fractie al de noodzaak aan om met het onderwerp aan de slag te gaan. Door deze hybride constructie in ons coffeeshopbeleid wordt een crimineel circuit gecreëerd en in stand gehouden met uitwassen, zoals in mijn inleidende woorden geschetst. Maar ook met criminaliteit op veel kleinere schaal, die kwetsbare mensen treft die in afhankelijke posities verkeren en die invloed heeft op de leefbaarheid in minder sterke wijken. Het voorliggende voorstel om tot experimenten te komen, probeert daar wat aan te doen. Daarom beoordelen wij het voorstel in beginsel positief.

De dubbele doelstelling van het experiment, gezondheid en veiligheid, openbare orde en criminaliteitsbestrijding, is op zich natuurlijk positief. Maar dubbele doelstellingen maken een experiment meestal niet scherper. De VVD-fractie benadrukt de voortdurende aandacht voor gezondheid en kwaliteit binnen het coffeeshopbeleid, maar veel van die gezondheidsaspecten kunnen ook via de voordeur aangepakt worden. En dat gebeurt ook. In de schriftelijke voorbereiding bent u daarop ingegaan. Het experiment geeft wel extra mogelijkheden daarop te letten.

Terecht geeft u aan dat het experiment op zich geen aanzuigende werking op gebruikers moet hebben. Maar eventueel ernstige zorgen over deze aspecten bij collega's moeten wat ons betreft wel afgewogen worden tegen het ongemoeid laten van de criminaliteit, in samenhang met de achterdeur, als op deze gronden het wetsvoorstel niet gesteund wordt. Voor de VVD weegt het aanpakken van die problematiek bij de behandeling van dit wetsvoorstel het zwaarst.

Ons oordeel proberen we daarbij buiten een normatief afwegingskader te houden. Het gaat om reguleren. We beschouwen het niet als eerste stap naar legalisering, geen gejubel daarover, en ook niet als iets van: in de kern vinden we coffeeshops eigenlijk maar niks, dit voorstel leidt alleen maar tot normalisering. Nee, wij constateren dat er al tientallen jaren een systeem bestaat dat deels goed functioneert. We zouden op korte termijn ook niet zonder dat systeem kunnen, zonder dat dat tot erg veel overlast gaat leiden. We willen dat systeem dusdanig verder reguleren, dat criminogene factoren zo veel mogelijk gereduceerd worden. Dus geen legaliseren, geen normaliseren, maar reguleren, om de kwalijke gevolgen van ons gedoogbeleid te minimaliseren. Als wij dat vandaag, los van onze appreciatie van softdrugs in het algemeen, die ik van ieder respecteer, als gemeenschappelijke invalshoek kiezen, treft de georganiseerde criminaliteit misschien ook een georganiseerde overheid tegenover zich.

De VVD heeft waardering voor het instellen van een adviescommissie, de commissie-Knottnerus. In een later stadium komt er ook nog een onafhankelijke onderzoekscommissie bij de experimenten. Ook veel waardering voor het door hen al verrichte werk. Het is voor mij, in de voorbereiding op dit debat, erg waardevol gebleken. Het is dan ook zaak dat die commissies de ruimte krijgen om hun werk te doen. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat er spanning zit tussen de politieke basis van dit experiment en de wetenschappelijke begeleiding ervan. De SP wees daar net ook al op. Er wordt in de schriftelijke voorbereiding in onze ogen te vaak verwezen naar het regeerakkoord; een politiek document als reactie op inhoudelijke vragen. Ik doel dan met name op de omvang van het experiment. "Zes à tien (middel)grote gemeenten" staat er in het regeerakkoord. De enige vrijheid die het kabinet zich heeft gepermitteerd, is het schrappen van de haakjes rond middel.

Maar wij zijn hier in dit huis niet gebonden aan het regeerakkoord, zou ik tegen de regering willen zeggen. Vanochtend kwam dat in het debat met de ChristenUnie ook al aan de orde. Ik zou het op prijs stellen als de bewindslieden in hun beantwoording ook los van het regeerakkoord zouden kunnen antwoorden en dan met nadruk in zouden kunnen gaan op de opmerkingen van de Raad van State over de omvang van het experiment in relatie tot de hoge ambities en verwachtingen. De Raad van State doet dat in het verlengde van de commissie-Knottnerus en die teksten liegen er niet om. Er kunnen onvoldoende effecten worden gemeten om van zinvolle uitkomsten te kunnen spreken. De commissie beveelt een breder opgezet experiment aan.

Ik ken de argumenten van kabinetszijde: internationale afspraken en de beschikbare handhavingscapaciteit. Maar ik heb daar kanttekeningen bij. Eerst de internationale afspraken. Het kabinet stelt zelf dat de strijdigheid van het experiment met het geldend internationaal Europees recht afhankelijk is van de vraag of door middel van het experiment kan worden onderzocht of het een alternatief vormt voor het huidige beleid en daarmee belangen kan dienen die aan hetzelfde recht ten grondslag liggen, zoals de bestrijding van de criminaliteit. Maar als ik mij ten opzichte van internationale afspraken zou moeten verdedigen, doe ik dat liever met een stevig wetenschappelijk verhaal dat het alternatief ondersteunt, dan met een verwijzing naar de beperkte omvang van het experiment, in de hoop dat het oogluikend wordt toegelaten.

Dan het punt van handhaving. Ook het verhaal over de beperkte handhavingscapaciteit overtuigt ons niet. Voor ons is handhaving een zorgpunt. Het kabinet is in dit stadium nog redelijk vaag, want deelnemende gemeenten gaan waarschijnlijk te maken krijgen met een verstoorde markt. Onduidelijk is hoe bestaande leveranciers gaan reageren. Wellicht ontstaat er meer straathandel als het assortiment onvoldoende wordt bevonden. Gemeenten, uw partners, moeten bij de uitvoering van het experiment, bij de handhaving, bij juridische kwesties, voelen dat het Rijk hun bondgenoot is. Het Rijk is immers eerstverantwoordelijke voor het experiment. Kunnen de bewindslieden ons geruststellen dat met de deelnemende gemeenten zodanige afspraken worden gemaakt dat er tijdens het experiment geen discussies ontstaan over geld en capaciteit, maar dat kabinet en gemeenten zij aan zij staan in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit?

U verwijst, als het om geld en capaciteit gaat in de nota naar aanleiding van het verslag, naar paragraaf 4 van de motie van toelichting op het ontwerpbesluit. Hebben de partners ook met die beschrijving ingestemd? En als het om handhavingscapaciteit gaat, is de omvang van de deelnemende gemeenten toch belangrijker dan het aantal? Stel dat Amsterdam, met 167 coffeeshops, was geselecteerd in plaats van Hellevoetsluis, was Amsterdam dan om reden van handhavingscapaciteit buiten het experiment gevallen?

Daarmee kom ik de afwezigheid van de vier grote steden in het experiment. Mooi trouwens dat een aantal middelgrote steden, zoals Almere, Tilburg, Breda en Groningen, inmiddels als zesde stad van het land, meedoen. Onze fractie vindt de afwezigheid van de G4 uit de Randstad voor de relevantie van het experiment toch wel erg teleurstellend. In die steden is sprake van een andere dynamiek. Van specifieke uitdagingen, zegt de commissie-Knottnerus. Een andere dynamiek dan bij verschillende van de geselecteerde gemeenten. Dan denk ik ook aan sterkere clustering van relevante problematiek en een hoger percentage gebruikers.

Wij vragen de bewindslieden om wat meer oplossingsgericht en welwillender om te gaan met het advies van de commissie-Knottnerus om verder te kijken op welke wijze het experiment in Utrecht zo veel mogelijk geïmplementeerd kan worden. Door de bewindslieden is dat, omdat niet alle coffeeshophouders binnen een gemeente mee willen doen, toch wel erg makkelijk afgedaan door te verwijzen naar de regelgeving die daarvoor geen ruimte biedt. Er zijn toch andere geografische grenzen denkbaar dan gemeentegrenzen? Betrokkenheid van de G4-gemeenten bevordert de externe validiteit van het onderzoek, met name de generaliseerbaarheid van verworven inzichten naar grotere steden, stelt de commissie-Knottnerus. Voor de VVD-fractie weegt dat advies zwaar en ik vraag de bewindslieden nadrukkelijk daarop in te gaan.

Op het punt van handhaving heb ik nog een vraag. In de voorwaarden voor het experiment lees ik dat deelnemende coffeeshophouders een handelsvoorraad voor een week mogen aanhouden. Als ik het rapport getiteld De achterkant van Amsterdam lees en aan het rekenen sla, kom ik op een voorraad van gemiddeld 30 kilo per week, terwijl in de door mij net zo bejubelde criteria 500 gram wordt aangehouden. Dat is een verschil van een factor 60. Het lijkt mij lastig om dit criterium in een niet-deelnemende gemeente te blijven handhaven.

Dan de vraag wanneer het experiment geslaagd is en wat er na afronding van het experiment gebeurt. De commissie-Knottnerus geeft daar behartigenswaardige beschouwingen over, waarbij wat zachtere bestuurlijke termen — maar daarom niet minder relevant — als "vereende krachten", "commitment vooraf" en "motivatie van stakeholders" worden genoemd. We zijn benieuwd naar de opvattingen van de bewindslieden daarover. Bedenk daarbij dat partners in het experiment — dat zijn de gemeenten en coffeeshophouders — zich bij het afwegen van hun meerjarige betrokkenheid, niet kunnen verschuilen achter teksten als: dat is aan een volgend kabinet. We horen graag wat bespiegelingen van het kabinet over de verschillende mogelijke scenario's bij het eind van het experiment. De VVD is zeer benieuwd of we bij een mislukt experiment, in welke zin dan ook, weer teruggaan naar het oude systeem van wegkijken en ook wat er gebeurt als het kabinet er niet in slaagt om binnen de termijnen die daarvoor staan, een besluit te nemen over het toekomstige beleid. De ervaring rond dit voorstel geeft aan dat voor besluitvorming over coffeeshopbeleid tijd nodig is. Maar voor de VVD geldt aan het eind van het experiment ook het eerder door mij genoemde uitgangspunt dat een open samenleving stoelt op rechtshandhaving. Maar om te handhaven, heb je wel eerst regels nodig.

Voorzitter. Ik wacht met belangstelling de reactie van de bewindslieden af.

De voorzitter:

Dank u wel. Blijft u even staan. Meneer Meijer, mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets over uw achtergrond te vertellen.

Na uw studie planologie aan de Rijksuniversiteit Groningen werd u wetenschappelijk medewerker bij de RARO, de Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening. Na vijf jaar werd u plaatsvervangend secretaris van de RARO. Intussen was u in 1982 lid geworden van de gemeenteraad van Den Haag voor de VVD. Tussen 1989 en 2000 was u in de hofstad wethouder Verkeer en Vervoer, Openbare Werken en Monumentenzorg. Na achttien Haagse politieke jaren, waarvan u de laatste zes jaar locoburgemeester was, werd u in 2000 burgemeester van Zwolle. Tot u op 1 september jongstleden afscheid nam, was u met negentien jaar de op één na langstzittende burgemeester van Nederland in één gemeente.

Het moge duidelijk zijn: u houdt als bestuurder van de lange lijnen, wat niet voor niets ook de titel is van uw onlangs verschenen biografie. In uw werk in het openbaar bestuur houdt u de lange lijnen in het oog. Wat is op de lange termijn goed voor de stad, de regio en –- nu u Eerste Kamerlid bent –- het land? Maar enkele verkeersverbindingen zijn ook lange lijnen die heel concreet als een rode draad door uw carrière lopen. Zo is daar de tramtunnel in Den Haag, die uiteindelijk met fikse vertraging in 2004 openging. Over lange lijnen gesproken … U stond verder aan de wieg van de RandstadRail, die de oude Zoetermeer Stadslijn tussen Den Haag en Zoetermeer en de Hofpleinlijn, tussen Rotterdam en Den Haag, heeft vervangen. De stad Zwolle en omgeving maakte u veel beter bereikbaar door middel van de Hanzelijn.

Naast uw Kamerlidmaatschap bent u onder andere president-commissaris van de WILDLANDS Adventure Zoo in Emmen, voorzitter van de raad van toezicht van Kennispoort Regio Zwolle, van het Auditteam Voetbal en Veiligheid, van de Adviesraad Rotterdamsebaan in de gemeente Den Haag en van de Cultuurprijs Overijssel Provincie Overijssel.

Bij uw afscheid als burgemeester van Zwolle zei uw dochter dat u graag de regie in handen heeft, ook thuis. U regisseert zelfs Vaderdag, naar ik begrijp. Om regie te houden bent u in deze Kamer maar direct voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving geworden. Met de Invoeringswet Omgevingswet als cruciaal dossier kunt u uw jarenlang opgebouwde ervaring goed gebruiken om zaken in goede banen te leiden.

Nogmaals van harte welkom in deze Kamer.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Recourt. Hij spreekt de laatste maidenspeech uit en na zijn inbreng zullen we schorsen om iedereen die een maidenspeech heeft gehouden te feliciteren. De heer Recourt heeft mij uitdrukkelijk gezegd dat hij instaat voor reacties op zijn inbreng aan het eind van zijn termijn. Ga uw gang.