Plenair Van Huffelen bij behandeling Machtigingswet oprichting Invest-NL



Verslag van de vergadering van 12 november 2019 (2019/2020 nr. 6)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van Huffelen i (D66):

Voorzitter. Mijn hartelijke felicitaties aan mevrouw Karimi en de heer Van der Linden met hun maidenspeeches.

Vrijwel direct na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog richtte minister van Financiën Lieftinck de Maatschappij tot Financiering van het Nationaal Herstel op. Het doel van deze herstelbank was niet alleen het aanjagen van de economie in Nederland, maar ook het ontvangen van Marshallhulp. De herstelbank werd later omgevormd tot de Nationale Investeringsbank, waar ik persoonlijk goede herinneringen aan heb omdat ik in mijn eindexamenjaar in huis woonde bij een van de directieleden. Ondanks zijn belangrijke bijdrage heeft de overheid deze bank eind jaren negentig geprivatiseerd. In tegenstelling tot andere Europese landen heeft Nederland sinds die tijd geen nationale investeringsbank meer.

Waarom is een dergelijk instituut thans weer actueel? Vanuit het perspectief van mijn fractie heeft dat vooral te maken met een veranderend beeld op de rol van de overheid bij het stimuleren van economische ontwikkeling. In de jaren tachtig en negentig vierde het neoliberalisme hoogtij. Door de economische crisis van 2008 en de toenemende macht van multinationale internetbedrijven is de behoefte aan overheidsbemoeienis met de economie weer toegenomen. Vanuit het gedachtegoed van D66 is dat ook een goede zaak, omdat de markt niet alleen een goede marktmeester nodig heeft en regulering ter bescherming van individuen en de Staat, maar ook omdat de markt hier en daar aansporing en ondersteuning behoeft, ten behoeve van terreinen of activiteiten die niet van nature door de markt worden opgepakt. Denk daarbij aan het bestrijden van klimaatverandering, investeringen in duurzame landbouw of innovaties in gezondheidszorg en onderwijs.

Met veel belangstelling heb ik daarom kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de oprichting van Invest-NL. Met de oprichting van dit fonds zal de overheid opnieuw een taak op zich nemen die we sinds de jaren negentig hebben overgelaten aan de markt. Mijn fractie heeft naar aanleiding van dit wetsvoorstel een aantal vragen, geclusterd in een viertal thema's.

In eerste instantie hebben wij vragen naar aanleiding van de doelstelling en de focus van het fonds. Het fonds heeft een breed werkterrein: klimaat, landbouw, energie, zorg en onderwijs. Daar werd zojuist ook al aan gerefereerd. Het heeft daarmee het karakter van een allemansvriend gekregen. Daar ligt dan ook de potentiële zwakte. Bij onvoldoende focus kan de situatie ontstaan dat er weliswaar rendabele projecten worden gestimuleerd, maar dat er geen impuls wordt gegeven aan de gewenste maatschappelijke transitie. Hoe zal de regering er zorg voor dragen dat de individuele investeringen binnen het fonds zodanig worden gecoördineerd, bijvoorbeeld in de vorm van een programma, dat een maatschappelijke beweging of transitie wordt bevorderd? Kan de regering daartoe ook concrete bepalingen opnemen in bijvoorbeeld de aanvullende overeenkomst?

Het fonds heeft een dubbele opzet: enerzijds het financieren van maatschappelijketransitie-opgaven, anderzijds het bieden van toegang tot ondernemingsfinanciering voor start-ups en scale-ups. Deze algemene ondernemingsfinancieringen kunnen potentieel indruisen tegen de gewenste transities. Er zou bijvoorbeeld kunnen worden geïnvesteerd in CO2-reductie en tegelijkertijd in fossiele technologieën. Mijn vraag aan de regering is hoe zij kan waarborgen dat wordt voorkomen dat de investeringen van Invest-NL de door het kabinet gewenste beleidsdoelen tegenwerken. En hoe kan dit ook op langere termijn worden voorkomen?

Invest-NL is erop gericht om investeringen te ondersteunen die in de markt niet tot stand komen. Tegelijkertijd moet het fonds voldoen aan de regels voor staatssteun, moet het vermogen in stand worden gehouden en moet er een normrendement worden gerealiseerd. Het fonds zal ook nooit de enige investeerder zijn. Daarmee is de manoeuvreerruimte van het fonds beperkt. Bovendien is er op dit moment in de markt een grote hoeveelheid kapitaal beschikbaar. Ik heb begrepen dat de beoogd voorzitter van de raad van bestuur — hij zit hier in de zaal — aan de slag is met het inventariseren welke investeringen in aanmerking zouden kunnen komen. Kan de regering aangeven of deze eerste inventarisatie al voldoende kansrijke investeringsmogelijkheden heeft opgeleverd?

De regering heeft aangekondigd om naast Invest-NL ook een ander fonds in te richten. D66 noemt dat het toekomstfonds. Mijn fractie zal hierover tijdens de financiële beschouwingen graag met de regering van gedachten wisselen. In het kader van de behandeling van de voorliggende wet, inzake Invest-NL, hechten wij eraan op te merken dat het toekomstfonds zich zal moeten onderscheiden van dit fonds.

Ik ga over tot het thema governance. Bij de discussie over de oprichting zijn er vele vragen gesteld over hoe de activiteiten gemonitord en desgewenst bijgestuurd kunnen worden. De regering zet daartoe verschillende instrumenten in, te weten de statuten en een aanvullende overeenkomst met de minister van EZK, en daarnaast voortgangsrapportages en evaluaties. Maar op welke wijze kan het beste sturing worden gegeven? In mijn ervaring bij de rijksoverheid, in het bedrijfsleven en als toezichthouder heb ik geleerd dat sturen op vertrouwen de meest effectieve wijze van sturen is. Dit betekent ruimte geven aan de raad van bestuur van Invest-NL om van dit fonds een succes te maken. Sturen op vertrouwen is echter niet hetzelfde als alles loslaten, maar slechts het sturen op basis van twee belangrijke elementen: vooraf concreet vastgestelde KPI's of doelstellingen vaststellen waarop wordt getoetst, en daarnaast concrete principes waaraan het fonds zich moet houden, zoals maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Deze KPI's en principes worden aangekondigd in de aanvullende overeenkomst, maar op dit moment is nog niet duidelijk welke gehanteerd zullen worden. Wat zijn de belangrijkste KPI's en principes die de regering wil vaststellen en hoe wordt het succes van het fonds bepaald? Kan onze Kamer daar dan ook over worden geïnformeerd?

De raad van bestuur heeft volgens de statuten de goedkeuring van de aandeelhouder voor investeringen boven een bepaald bedrag nodig. Dit zou kunnen leiden tot een dubbele sturing. Op welke criteria gaat de minister van financiën als aandeelhouder zijn goedkeuring verlenen dan wel onthouden en hoe zorgt hij op dit punt voor afstemming met de minister van Economische Zaken?

Ik ga over naar het onderwerp samenwerking. Het succes van het fonds zal onder meer afhangen van de mate waarin bedrijven via dit fonds gebruik kunnen maken van Europese programma's en de mate waarin het fonds kan aansluiten op programma's van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen, de ROM's. Uit mijn ervaringen in Brabant en Rotterdam is gebleken hoe belangrijk de samenwerking tussen regionale ontwikkelingsmaatschappijen, overheden, ondernemers en wetenschappelijke instituten is. Door hulp bij locaties, vergunningen en toegang tot bestuurders en kennisinstituten kunnen ondernemingen bloeien. Het is niet voor niets dat de meest succesvolle innovatieve ondernemingen zich vaak clusteren op plekken met een dergelijke infrastructuur; ik denk aan Eindhoven en Rotterdam. Kan de regering aangeven hoe zij de samenwerking met de ROM's wil vormgeven, in het bijzonder daar waar geen ROM's aanwezig zijn, zoals in Amsterdam?

Mede in het licht van het voorgaande is de taak van Invest-NL om niet alleen investeerder te zijn, maar ook om op te treden als regisseur en coördinator om marktfalen te bestrijden. Wat mijn fractie betreft is die rol van Invest-NL misschien wel belangrijker dan de rol van investeerder. Kan de regering meer inzicht geven in de wijze waarop zij de rol van dit fonds in concreto ziet? Welke activiteiten zijn daarmee gemoeid en welk percentage van de activiteiten van het fonds wordt daarvoor jaarlijks ingezet?

De regering beoogt ook de samenwerking met private investeerders en het deelnemen van Invest-NL in andere fondsen. Kan de regering aangeven hoe zij in dit kader de samenwerking met pensioenfondsen ziet, mede gelet op de wens van meer investeringen van pensioenfondsen in Nederland?

Ik ga over naar het vierde blokje, maatschappelijk verantwoord ondernemen en diversiteit. Mijn fractie hecht er sterk aan dat de meest ambitieuze criteria op het gebied van mvo gelden voor zowel de organisatie van Invest-NL zelf als de organisaties waarin zij investeert. Vrijwel mijn hele werkzame leven houd ik mij met dit onderwerp bezig, van CO2-reductieprogramma's bij het ministerie van VROM tot windmolenparken bij Essent, en van mijn wethouderschap duurzaamheid in Rotterdam tot het realiseren van een uitstootvrij GVB. Recent is ook weer gebleken hoe belangrijk dit onderwerp is op zowel mondiale schaal, waarbij ik denk aan extreme weersomstandigheden, als op Nederlandse schaal, waarbij ik denk aan het stikstofdebat.

Maar niet alleen de groene kant van mvo is van belang. De Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties en de OESO-indicatoren gaan uit van een veel breder begrip van mvo, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid, armoedebestrijding en werkgelegenheid. Kan de regering aangeven hoe zij gaat borgen dat de meest ambitieuze mvo-criteria zullen worden gehanteerd voor zowel Invest-NL als de organisaties waarin zij zal gaan investeren? En heeft de minister van Financiën in navolging van zijn toezegging daarover in de Tweede Kamer inmiddels al voorstellen ontwikkeld om die criteria te laten gelden voor alle staatsdeelnemingen?

Naast diversiteit in het algemeen, op basis van geslacht, leeftijd, etniciteit, seksuele geaardheid en religie, zet ik mij sterk in voor de vrouwenzaak. Ook in de Tweede Kamer is over dit onderwerp gesproken in het licht van Invest-NL, maar ik hecht eraan het ook hier nog een keer te noemen. Het gaat dan om diversiteit binnen Invest-NL en diversiteit binnen de ondernemingen waarin zij investeert, omdat het maatschappelijk gewenst is om iedereen mee te laten doen en omdat het grote economische voordelen geeft. Er is geen reden meer om aan te nemen dat het wel vanzelf zal gaan. Anders was dit thema al opgelost in de generatie van mijn ouders, die hier op de tribune aanwezig zijn. Met in gedachten mijn grote voorbeeld Simone de Beauvoir en in navolging van Els Borst zou ik de regering dan ook willen vragen om op dit principe scherp toe te zien. De transitie van onze samenleving is te belangrijk om alleen aan mannen over te laten.

Ik kijk uit daar de beantwoording van onze vragen door de regering.

De voorzitter:

Mevrouw Van Huffelen, mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Dat u vandaag deelneemt aan het debat over een wetsvoorstel voor investeringen in energietransitie, duurzaamheid en mobiliteit mag gezien uw achtergrond geen verrassing zijn. Staat u mij toe om iets van die achtergrond te schetsen.

Na uw studie Bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Leiden én de Erasmus Universiteit Rotterdam begon u als senior beleidsmedewerker aan het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) het huidige ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM). U hield zich op het ministerie onder andere bezig met het CO2-reductieplan. Vanaf dat moment lopen energie en duurzaamheid als een rode draad door uw carrière. Zo was u van 1997 tot 2000 directeur van het Projectbureau Energie 2050, dat zich bezighield met het bevorderen van duurzame energie in Noord-Brabant. Aansluitend werkte u tien jaar in verschillende functies bij Essent, waaronder als directeur van de business unit New Energy Essent.

In mei 2010 werd u voor D66 wethouder van Rotterdam, met als portefeuille duurzaamheid, binnenstad en buitenruimte. Duurzaamheid in een havenstad als Rotterdam lijkt een tegenstelling, maar u zei daarover: "Het is een fabeltje dat grote bedrijven tegen duurzaamheid zijn; ook zij zien dat de wereld gaat veranderen en dat Rotterdam mee moet".

Sinds 2014 vult u "duurzaamheid" werktechnisch op een andere manier in. U bent algemeen directeur van het Gemeentelijk Vervoerbedrijf in Amsterdam. Ook bent u lid van de Mobiliteitstafel van het Klimaatakkoord, van de Policy Board van de Union Internationale des Transports Publics en van het bestuur van Railforum Nederland. Van 2015 tot 2016 was u ook nog voorzitter van de Fietsersbond.

In uw privéleven spelen mobiliteit en duurzaamheid eveneens een rol. Zo fietst u elke zomer twee weken met uw man per tandem. Uw broer zei daarover, in Het Financieele Dagblad: "Dan trappen ze met gemak 100 kilometer per dag. Typisch Alexandra: altijd de vaart erin willen houden." Of, om met Albert Einstein te spreken: "Het leven is als het berijden van een fiets: om je evenwicht te houden, moet je in beweging blijven."

Nogmaals, van harte welkom. Wij zien uit naar uw verdere inbrengen. Dank u wel.

Dan schors ik de vergadering voor enkele ogenblikken, zodat alle leden die in eerste termijn hun maidenspeech hebben gehouden, kunnen worden gefeliciteerd. Ik verzoek de heer Van der Linden, mevrouw Karimi en mevrouw Van Huffelen zich voor het rostrum op te stellen, zodat alle overige collega's u kunnen feliciteren, waarbij ik u als voorzitter graag als eerste feliciteer.