Plenair Ester bij Voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 19 november 2019 (2019/2020 nr. 7)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 14.58 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Voorzitter. Felicitaties aan collega Vendrik met zijn prachtige maidenspeech.

De Miljoenennota heeft een januskop. De voorkant toont een zonnig financieel beeld van een economie die er goed voorstaat, nog steeds een beetje groeit en weinig werkloosheid kent. De overheidsschuld daalt onder de 50% bbp, de belastinginkomsten nemen toe en we hebben, als ik goed heb geteld, voor het vijfde jaar een begrotingsoverschot. Ook Europees gezien voert ons land de goede lijsten aan.

De achterkant van de januskop is veel somberder en toont een beeld van turbulentie door de handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en China, door geopolitieke spanningen, door economische terugval in buurland Duitsland, door de zorgwekkende overheidsfinanciën in Italië en door de niet aflatende brexitperikelen. Een nieuwe economische crisis is niet ondenkbaar en zal ons land als open economie wederom fors raken. Dan zal moeten blijken hoe crisisbestendig onze economie is. De ChristenUnie-fractie betreurt het daarom dat deze Miljoenennota niet vergezeld ging van een nieuwe schokproefanalyse. Is het niet verstandig dat jaarlijks te doen? Ik dacht dat de heer Vendrik ook langs die lijnen redeneerde. Ik vraag in dit kader ook om een reactie op de waarschuwing van het IMF aan de eurozone om meer preventieve maatregelen te nemen om ons te wapenen tegen een economische omslag.

Voorzitter. Deze Financiële Beschouwingen worden gehouden tegen de dramatische achtergrond van stikstofcrisis en bouwcrisis. Het oplossen hiervan gaat tijd en vooral ook veel geld kosten. Mijn fractie vraagt naar de impact hiervan op de begroting 2020. In hoeverre is deze Miljoenennota eigenlijk nog actueel?

De ChristenUnie-fractie is, met andere fracties, blij met de dominantie van het brede welvaartsbegrip in de Miljoenennota. We moeten onze weg nog vinden om dat te integreren, maar de eerste stappen zijn gezet. Wij hebben daar samen met andere fracties sterk voor geijverd. Het geeft een veel completer beeld van het reilen en zeilen van Nederland. Het laat een land zien dat er in de kern wel goed bij ligt, maar ook grote uitdagingen kent rond de uitvoering van het Klimaat- en pensioenakkoord, de woningmarkt, de migratie en het op orde houden van de publieke dienstverlening. Gelukkig is er daarbij geen sprake van ontsporende inkomensongelijkheid. De koopkracht verbetert volgend jaar met om en nabij de 2% als gevolg van kabinetsbeleid en stijgende lonen. Het meest nog onder werkenden, wat minder onder uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden. We zien gelukkig ook dat de middenklasse wat meer gaat profiteren.

Voorzitter. Het meest opvallend aan deze Miljoenennota — het is door anderen ook al gezegd — is dat het kabinet na een jaar of 25 de ijzeren zalmnorm begraaft. Een norm die in het kader van het trendmatig anticyclisch begrotingsbeleid een strikte scheiding maakt tussen inkomsten en uitgaven. Deze Miljoenennota rekt de begrotingskaders op voor extra investeringen. Nu heeft de minister de lagere rente, de hogere belastinginkomsten en de dalende staatschuld natuurlijk aan zijn zijde, maar de paradigmawisseling gaat toch wel een beetje snel en vooral erg stil. De Raad van State was duidelijk "not amused". Als we van koers wijzigen, wat we mogen doen — de zalmnorm staat niet in de Grondwet — dan moeten we dat wel beredeneerd doen, en dat niet een beetje sneaky – excusez le mot – laten gebeuren.

Tijdens zijn eerste twee Financiële Beschouwingen mocht ik met de minister debatteren over de principes van de Jozefeconomie: zorg in goede tijden voor buffers voor slechte tijden en houd de hand een beetje op de knip. Hij bleek daarvan, zo herinner ik mij, een warm voorstander. Heeft de minister door het nieuwe verruimingsbeleid zijn eerdere financiële prudentie laten varen? De verslechtering volgend jaar van het structureel EMU-saldo is toch niet zonder zorgen. Een klein zetje en we duiken onder de Europese norm. De MLT-raming van gisteren door het CPB maakt ook niet echt vrolijk. De koopkracht duikelt vanaf 2025 naar nul en de vergrijzing gaat nu echt aantikken. De collectieve zorguitgaven — ook anderen wezen daarop — blijven groeien en klimmen in 2025 naar maar liefst 100 miljard. Ondergraaft het loslaten van de zalmnorm niet de bestuurlijke stabiliteit en de financiële regie van de minister zelf? Hoe verhoudt zich dat tot het regeerakkoord dat spreekt van bestendiging van geldende begrotingsnormen? De zalmnorm is niet sacrosanct, maar we hebben wel begrotingskaders nodig waar we aan vasthouden. Welke nieuwe norm gaan we hanteren, zo vraag ik de minister.

Voorzitter. Spaarders voelen zich verlamd door de dreiging van negatieve rente op hun tegoeden. In de Tweede Kamer gaf de minister aan niet te voelen voor een verbod op negatieve rente — zoals dat in sommige andere landen inmiddels wel geldt — maar wilde eerst het gesprek met de banken aangaan. Ik begrijp dat dit gesprek heeft plaatsgevonden en hoor graag de uitkomsten daarvan. Welke opties zijn er? ABN AMRO is inmiddels in beweging gekomen. De psychologische dreun van negatieve rente op spaarders zal hard aankomen en knagen aan het vertrouwen in onze financiële instituties. Het woord "vertrouwen" is vanochtend en vanmiddag al vaak langsgekomen. Dat wantrouwen is slecht voor ons land, zeker na een financiële crisis die alle Nederlanders heeft geraakt.

Die lage rente heeft gevolgen voor tal van dossiers, vooral voor het pensioendossier. Ook daarover is gesproken. Mijn fractie deelt de zorgen van gepensioneerden over de dreigende korting. Ook wij zien uit naar de brief die het kabinet vanmiddag over deze kwestie stuurt. Hoewel de groep gepensioneerden als collectief niet armlastig is, is het een slechte zaak dat we hen nu al een jaar of tien aan de zijlijn houden. Dat is niet goed voor de maatschappelijke cohesie. Dat is niet goed voor een generatie die zo bepalend is geweest voor de naoorlogse opbouw van ons land.

Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat de discussie over de rekenrente ook een groep raakt die niet aan tafel zit: de jongste generatie Nederlanders. Hun belangen moeten veel centraler in het pensioendebat staan, ook in dit huis. Deelt de minister deze insteek? Intergenerationele rechtvaardigheid is een groot goed en mijn fractie zal nieuwe voorstellen rond de rekenrente consistent op dit punt beoordelen.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Ik dacht: ik zal interrumperen, dan kan de heer Ester een slokje water nemen. Maar even serieus. Nog even over die lage rente. Ik begrijp dat de heer Ester die als probleem ziet. Het is ook een probleem voor spaarders en voor gepensioneerden. Maar wat is in de analyse van de heer Ester de oorzaak van die lage rente en zouden we daar in Europa en in Nederland iets aan kunnen doen?

De heer Ester (ChristenUnie):

Het heeft natuurlijk vele oorzaken. Het is niet alleen een kwestie van de ECB die stoute dingen doet in Frankfurt. De rente daalt al een jaar of 25. Dat is denk ik een belangrijke kanttekening die we moeten maken. De ECB heeft natuurlijk wel een belangrijke rol gespeeld in het verlagen van de rekenrente, waarbij je de vraag kunt stellen hoe effectief dat is geweest. Het antwoord daarop is niet alleen maar positief. Het gaat er in dit debat vooral om wat de gevolgen zijn van die rekenrente. Dat geldt voor het pensioen, maar het geldt ook voor andere dossiers.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik ben het met de heer Ester eens dat het in het debat moet gaan over de gevolgen, maar ik wil toch nog even terug naar de oorzaken. Ik ben blij dat de heer Ester zegt dat het niet alleen aan de ECB ligt. Ik wil even terugkomen op het debat van vanmorgen. Een van de analyses die je zou kunnen maken, is dat het ook komt doordat er te veel gespaard wordt, bijvoorbeeld in een land als Nederland. De heer Vendrik verwees al naar de macro-economische onevenwichtigheid. Nederland heeft een enorm overschot op de handelsbalans. Daar zitten ook structurele oorzaken. Het gaat niet alleen om Nederland. U zegt terecht dat het al 25 jaar lang zo is, ook in andere landen, die niet onder de ECB vallen. Maar dat vraagt misschien ook om een ander soort macro-economisch beleid en financieel-economisch beleid, ook hier te lande.

De heer Ester (ChristenUnie):

Daar kunnen we lang over praten, maar dan zou u ook moeten zeggen wat uw beeld daarvan is. Dat is mij nog niet helemaal duidelijk. Bij mij resoneert nog wel dat ene zinnetje: er wordt te veel gespaard in Nederland. Dat zei u in uw betoog. Aan zo'n uitspraak moet ik altijd een beetje wennen. Mensen sparen niet voor hun lol. Dat doen ze omdat ze er een bepaalde reden voor hebben, bijvoorbeeld omdat ze een financiële onzekerheid voelen en ze zich willen indekken tegen dingen die kunnen misgaan in de toekomst. Ik zeg het maar even niet-economisch: te veel sparen, dat vind ik niet zo'n sterke uitdrukking.

De voorzitter:

De heer Van Apeldoorn, de laatste.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Omdat de heer Ester mij vraagt naar mijn visie ...

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik zei niet dat ik ook het antwoord wilde.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nee, maar ik geef het toch. Natuurlijk sparen mensen om hele goede redenen, maar het gaat nu om een macro-economische analyse. Er zijn overigens ook heel grote private schulden in Nederland. Dat gaat samen en dat is ook een probleem, ook op individueel niveau. Het antwoord op het probleem van het spaaroverschot zou natuurlijk moeten zijn: investeringen. Die kunnen in dit geval alleen maar van de overheid komen.

De heer Ester (ChristenUnie):

Over investeringen kom ik zo meteen nog te spreken. Daar hebben we trouwens al veel over gesproken, toen het ging over Invest-NL en het investeringsfonds. Daar ga ik zo nog wat specifieke opmerkingen over maken. Dank daarvoor.

De minister heeft zich verbonden met de zorgen van de middenklasse in ons land. De Miljoenennota getuigt daarvan. Mijn fractie vraagt aandacht voor de groep die daar net tegen aanschuurt: werkende Nederlanders die in armoede leven. Het SCP-rapport Als werk weinig opbrengt, geeft een eerste beeld van deze groep werkende armen. Het gaat daarbij vooral om flexwerkers en sommige groepen zzp'ers. Het is een groep die in de tombola van toeslagen soms net aan het kortste eind trekt. Hebben de bewindslieden deze groep van "working poor" op het netvlies en zijn er ideeën binnen het kabinet hoe we deze kwetsbare groep verlichting kunnen bieden?

Armoede, of je nu werkt of niet, is afschuwelijk en we moeten er alles aan doen om die te voorkomen. Dat geldt zeker voor kinderarmoede, een zwarte vlek op ons welvaartsblazoen. Het is voor mijn fractie niet te verteren dat het kabinet zo'n moeite heeft met het formuleren van een kwantitatieve doelstelling om kinderarmoede tegen te gaan. Een op de negen kinderen leeft in armoede. Ongelooflijk eigenlijk! We hanteren op tal van beleidsterreinen kwantitatieve reductiedoelstellingen. Waarom kan dat met dit dossier niet? Ik vermag dat niet te begrijpen. Het kabinet moet echt meer uit de kast halen. Deze Kamer heeft daar wijze moties over aangenomen.

De heer Vendrik i (GroenLinks):

De heer Ester vroeg het kabinet naar een idee om iets te doen aan de positie van werkende armen. Prachtige vraag. Ik heb wel een idee. Het toptarief dat verlaagd wordt, brengen we gewoon terug naar het oude niveau en het geld dat we daarmee ophalen, brengen we naar de onderkant. Uitstekende maatregel voor werkende armen. Mee eens?

De heer Ester (ChristenUnie):

Het is in ieder geval de moeite waard om dat eens te verkennen. Het gaat overigens niet alleen om de onderste groep die u noemt. Het is niet altijd de onderste groep in de inkomensverdeling. Het is juist de groep die net tegen de middenklasse aan zit. Dat heeft te maken met fiscale incentives. Het heeft ook te maken met de toeslagentombola, waarover we het net hadden. Dat zijn heel dynamische gegevens. Het zijn geen statistische weerspiegelingen van een situatie. Het ene jaar hebben mensen zorgtoeslag of huurtoeslag en het andere jaar niet. Die tombola, die afwisseling, leidt nu net tot het probleem waar u en ik het over hebben en waarvoor een oplossing moet komen voor de working poor. Ik zoek de oplossingen binnen het fiscale domein. Ik ben uiteraard heel geïnteresseerd in hoe de bewindslieden dat zien.

De heer Backer i (D66):

Ik luister naar het betoog van collega Ester over armoede. Iedereen zal meteen zeggen: natuurlijk is het idioot dat we dit tolereren. Tegelijkertijd denk ik dat ook het realisme erbij betrokken moet worden dat de redenen waarom mensen in de armoede komen en de omstandigheden daaromtrent zeer divers zijn. Dat gaf u net zelf ook aan. Ik ken ook het onderzoek van mevrouw Duflo, waar collega Sent naar verwees. Zij geeft aan dat zij allerlei veldonderzoek doet dat aantoont dat er een ongelooflijk diverse problematiek is, die ook diverse vragen oproept: hoe moet je dat beleidsmatig doen? Nu komt mijn vraag. We hebben net de deactivering van de quotumheffing gehad in de Participatiewet. Als we nu weer iets gaan doen, waarvan men zegt "sympathiek, zo moeten we het doen, kwantificeren en elk jaar wat minder", dan ben ik zo bang dat je in eenzelfde soort dynamiek terechtkomt. Wat denkt de heer Ester daarvan?

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat geloof ik niet, althans niet dat laatste. Dat eerste neem ik graag over. Het SCP-rapport zelf duidt erop dat het een vrij heterogene groep is. Anders dan die deactivering waarover u het hebt, zijn dit gewoon mensen met een baan. Die werken gewoon. Ze zitten niet te wachten op een baan, want ze hebben een baan. Ze werken. Zij stuiten tegen die muur van fiscale prikkels die in hun geval net verkeerd uitvallen. Het is een groep mensen die op zich welwillend in het leven staan. Ze hebben een baan en ze willen werken, maar ze redden het niet. De vraag aan het kabinet is dan: herkent u dit probleem, vindt u het überhaupt een probleem en wat kunnen we eraan doen?

De heer Backer (D66):

Tot slot. We hadden gisteren de presentatie van het Belastingplan. Wij weten dat een deel van deze problematiek ook veroorzaakt wordt door de omslagpunten in de heffingskorting en alle andere kortingen. Dat speelt er dus wel doorheen; maar goed, ik wacht het antwoord af.

De heer Ester (ChristenUnie):

En die verschuiven nu een beetje, dus dat is winst, zou je kunnen zeggen.

Voorzitter. De koopkrachtkloof tussen eenverdieners en tweeverdieners is al jaren een doorn in het oog van mijn fractie. Vooral de algemene heffingskorting en de arbeidskorting zijn daar debet aan. Het verschil in marginale druk tussen beide groepen is niet uit te leggen. Gelukkig ervaart het kabinet deze kloof ook als pijnlijk en wil het de verschillen niet verder laten oplopen. Dat lukt bijna, zo hebben we gezien. De vraag blijft welke ruimte de bewindslieden nog zien om de ongelijke behandeling van een- en tweeverdieners om te buigen, ook na het onderzoek dat is uitgezet. Welke van de gepresenteerde beleidsvarianten heeft de voorkeur? Het kabinetsverhaal gaat hier, met alle respect, een beetje als een nachtkaars uit. Laat ik het iets scherper formuleren en anders aanvliegen: zijn de heffingskorting en de arbeidskorting niet aan het einde van hun fiscaal Latijn om arbeidsparticipatie te bevorderen? Zijn ze überhaupt nog wel effectief? Mijn fractie is overigens blij dat gezinnen met kinderen op een stevige koopkrachtverbetering van 2,6% mogen rekenen, de hoogste verbetering van alle groepen.

Voorzitter. Dan een korte blik op het Europese speelveld. De Duitse minister van Financiën kwam recent met voorstellen hoe een Europees depositogarantiestelsel op te tuigen, om daarmee onze bankenunie af te ronden. Hoe beoordeelt de minister deze Duitse draai? We trokken immers gemeenschappelijk op met Duitsland. Komt Nederland hierdoor geïsoleerd te staan? Kern van het verzet tegen dat garantiestelsel is dat sterke landen opdraaien voor het beleid van zwakke landen. Hoe duidt de minister de meer precieze Nederlandse positie? En hoe stelt hij zich de afronding van de bankenunie voor?

De afgelopen weken brandde een verwijtende discussie los over de Nederlandse bijdrage aan de Europese Unie. Er zit, zo zeg ik uit mijn hoofd, zo'n 5 miljard verschil tussen de Brusselse en Haagse berekeningen. De minister werd door Brussel verweten dat hij de Nederlandse burgers verkeerd informeert. Dat zijn nogal grote woorden. Mijn fractie krijgt graag een appreciatie van de ontstane situatie.

Voorzitter. Veel partijen hebben knarsetandend kennisgenomen van het nieuwe investeringsfonds; een fonds dat het verdienvermogen van Nederland op de lange termijn wil versterken. De onvrede richt zich vooral op het ontbreken van een concreet plan en een concreet budget. Mijn fractie begrijpt dit wel, maar voelt zich toch ook wel aangesproken door de ambities van dat toekomstfonds. We moeten ons innovatiepotentieel ontginnen en op peil houden, onze economie duurzaam maken en concurrerend houden. We willen ook komende generaties jongeren van een goede toekomst verzekeren. Nederland is misschien wel toe aan een ronde groots denken. Het verdienmodel zou uitstekend dat brede welvaartsbegrip als richtsnoer kunnen nemen. We moeten daar niet alleen — zo zou ik willen onderstrepen — gevestigde belangengroepen maar vooral ook nieuwe en jonge spelers bij betrekken. Ik noem de bruisende Nederlandse start-upwereld, die zeker zijn denkkracht zal willen aanbieden. Ik noem de inspirerende wereld van sociaal ondernemerschap. De ChristenUniefractie is benieuwd of de minister zich in deze oproep herkent en daar een bemiddelende rol in zou willen spelen.

Voorzitter, ik sluit af. De begroting 2020 bevat veel dat dankbaar stemt. Alle groepen gaan erop vooruit en de koopkrachtverschillen ontsporen niet. Er is zo'n 3 miljard beschikbaar voor lastenverlichting voor huishoudens en er gaat veel geld naar publieke voorzieningen. Maar internationaal zijn er grote zorgen die, als het even misgaat, de Nederlandse economie stevig zullen treffen. Prudent begrotingsbeleid blijft geboden.

De ChristenUniefractie wenst beide bewindslieden veel wijsheid en Gods zegen bij het op orde houden van de overheidsfinanciën. Ik kijk uit naar de antwoorden op onze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn.