Plenair Niek Jan van Kesteren bij voortzetting behandeling Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie



Verslag van de vergadering van 3 december 2019 (2019/2020 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.10 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Niek Jan van Kesteren i (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Kolen zijn een zeer vervuilende brandstof om elektriciteit mee te produceren. Het voorliggende wetsvoorstel beoogt deze productie te verbieden en daarmee de CO2-uitstoot aanzienlijk te reduceren en een belangrijke stap te zetten in het halen van de klimaatdoelen. De CDA-fractie onderschrijft deze gedachtelijn, maar daarmee is het laatste woord nog niet gezegd. Laat me eerst een algemene opmerking maken.

Ik had er al zo'n vermoeden van, maar sinds de recente eerste jaarlijkse analyse door de Raad van State van het klimaatbeleid van het kabinet, begin ik het steeds meer te geloven: het klimaatbeleid van het kabinet is onsamenhangend. Ik heb het in de schriftelijke voorbereiding een zoektocht genoemd waarin weinig vaststaat. Wie de voorgeschiedenis van het voorliggende wetsontwerp bekijkt, ziet dat dit ook in het verleden zo geweest is. Sterker, dan is er zelfs sprake van politieke wispelturigheid. Een van de vorige kabinetten bepleitte zo'n tien jaar geleden de bouw van kolencentrales om elektriciteit te produceren. De gedachte hierachter was: kolen zijn goedkoop en oneindig voorradig en de negatieve gevolgen voor het milieu worden ondervangen door ondergrondse CO2-opslag. Het leek het ei van Columbus. Leek, want het is er niet van gekomen. Dat wil zeggen: de ondergrondse opslag is nooit gerealiseerd, maar de centrales zijn wel gebouwd.

Er staan drie fonkelnieuwe installaties in ons land — bouwjaar 2015 of daaromtrent — en die zouden nog tientallen jaren kunnen produceren. Maar dat is niet de bedoeling. Deze kolencentrales moeten samen met enkele oudere exemplaren hun productie staken, omdat ze te veel CO2 uitstoten. Het regeerakkoord is duidelijk: uiterlijk in 2030 mogen er geen kolengestookte centrales meer zijn in Nederland.

Voorzitter. Dit is op zijn zachtst gezegd een zigzagbeleid van de overheid. In tien tijd is er een volledige ommedraai. Graag een reactie van de minister hierop alsook een antwoord op de vraag wat dit wispelturige gedrag zou kunnen betekenen voor de bereidheid van ondernemingen om in Nederland te investeren. Nederland sluit kolencentrales. Elders, bijvoorbeeld in Duitsland, draaien zulke centrales en zelfs bruinkoolcentrales gewoon verder. Het geeft de relativiteit of, om in de geest van het bovenstaande te blijven, de onsamenhangendheid der dingen duidelijk aan. Ook hierover graag een reactie van de minister.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik hoor de heer Van Kesteren praten over wispelturig beleid. Hoe kijkt hij dan terug op het beleid van zijn eigen partij? Uitgerekend in het kabinet-Balkenende II zijn de plannen voor de bouw van deze gloednieuwe kolencentrales gemaakt. U heeft het over centrales in andere landen. Deze gloednieuwe centrales hebben een energierendement van circa 47%. Ter vergelijking, centrales in Polen halen amper 30%. Dus wij gaan hier de schoonste, hypermoderne centrales sluiten om straks onze stroom te halen van andere centrales met veel lagere rendementen, die veel vervuilender zijn en vaak nog op bruinkool gestookt worden? Dat is op een globale schaal totaal niet het goede beleid? Hoe kijkt het CDA daarnaar? Ik ben toch heel erg benieuwd hoe u daar als partij in staat.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Eerst even uw opmerking dat het CDA in al die kabinetten zat die dit nu als wispelturig betitelde beleid hebben gedragen. Dat klopt. Ik wil ook het CDA niet uitsluiten van de betiteling "wispelturig" als het gaat om het beleid dat toen gevoerd is. We kijken daar nu op terug en mijn constatering is dat het zo is zoals het is. Waarom zeg ik dat? Omdat ik vind dat we moeten leren van het verleden. Ik kom daar zo nog op terug. Er zit veel beweeglijkheid in het beleid rond dit soort onderwerpen. Mijn pleidooi verderop in mijn betoog zal ook zijn om te kijken of we niet tot een meer consistente koers kunnen komen.

Dan uw vraag: hoe beoordeelt u het sluiten van deze centrales in het licht van het feit dat er elders centrales doordraaien? Dat maakt deel uit van het totaalbeleid dat dit kabinet voert. Ik beoordeel het ook als zodanig. Je kunt er natuurlijk van alles bij betrekken. Ik maak wel een kanttekening dat het begrijpen van dit soort beleid voor veel mensen ook vaak moeilijk is, maar wij hebben nu eenmaal dit pad uitgezet. Ik denk niet dat we daar op een andere manier over kunnen denken.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dat is toch een vrij dogmatische benadering: "we hebben dit pad uitgezet". Dus we zitten op een hele mooie snelweg, u gaat een hobbelpad op, een doodlopende weg, maar u zegt: nou ja, we hebben dit pad nou eenmaal uitgezet; het kost miljarden, het haalt ook niks uit voor het klimaat, maar we doen het maar, want we zitten nu eenmaal op dat pad. Ik neem aan dat de heer Van Kesteren toch bekend is met het gezegde "beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald". Dat zou toch in dit geval, denk ik, opgeld doen.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Ja, in zijn algemeenheid maakt dat opgang. Maar ik vraag u ook even te luisteren naar mijn verdere betoog en naar de kanttekeningen die ik heb bij de voorstellen die er op dit moment liggen.

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Wispelturig betekent dat je vandaag a zegt en morgen b, enzovoorts. Mijn vraag gaat over consistentie, over dat je vandaag a zegt en dat je vandaag niet ook b zegt. De consistentie zit 'm daarin dat destijds, toen de genoemde kabinetten een besluit namen over de vergunningverlening voor vier nieuwe kolencentrales, waarbij het er uiteindelijk drie zijn geworden, al ruimschoots bekend was dat die vergunningverlening — laat ik het mild uitdrukken — zwaar op gespannen voet stond met de toen al gekozen klimaatdoelstelling voor 2020 en daarna. Heeft de heer Van Kesteren daarop een reflectie te bieden?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Ik benader dit ook vanuit de keuzes die bedrijven konden maken om met dit beleid mee te gaan. En dan vind ik het wispelturig. Er zijn bepaalde verwachtingen gewekt en er is een bepaalde koers uitgezet, en die blijkt nu achteraf niet meer haalbaar, niet meer juist. Ik vind in zijn algemeenheid dat als binnen tien jaar volledig andere keuzes gemaakt worden, je dan wel van wispelturigheid kan spreken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijn vraag ging net over iets anders. Zou dan niet de les moeten zijn dat wanneer je klimaatdoelen stelt, je die politiek te allen tijde leidend laat zijn voor de besluiten die je neemt. Het zou heel fijn zijn om dat van de heer Van Kesteren te horen, als woordvoerder van het CDA. Dat is namelijk destijds niet gebeurd. Er werd destijds op dezelfde dag a gezegd en b gedaan. Dat is niet alleen wispelturig in de tijd, maar dat is ook zwaar inconsistent. Zou dat niet de belangrijkste les moeten zijn van wat hier is gebeurd?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Als ik deze geschiedenis beoordeel, dan denk ik dat de belangrijkste les voor mij is dat we deze zaken in samenspraak met alle betrokken partijen moeten doen. Politiek is altijd leidend, maar je kunt het bedrijfsleven in dit soort situaties niet buiten schot laten. Dat is niet verstandig.

De heer Crone i (PvdA):

Ik deel de opvatting dat je voor dit soort beleid in overleg moet gaan met zo veel mogelijk betrokken partners, maar het was voor de kolenbouwers al volstrekt duidelijk dat er een CO2-beleid was, maar ook dat ze zich daar met CCS aan konden ontworstelen. De heer Van Kesteren begon er zelf ook mee: met CCS zou er geen probleem zijn geweest wat betreft de CO2-emissie. Alleen ze hebben niet geleverd, maar de overheid heeft het ook niet afgedwongen. Dat is aan twee kanten fout, maar iedereen wist precies: als je CCS erbij doet, dan is het wel oké. Dat overleg heeft plaatsgevonden.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Jawel, maar de heer Crone kent de geschiedenis ook. Het CCS-project is mislukt omdat de bevolking niet wilde dat het zou gaan gebeuren. Daar ligt de bron van deze ontwikkeling.

De heer Crone (PvdA):

Dat was niet het geval voor bijvoorbeeld de onderzeese mogelijkheden van CCS en daar is nog steeds sprake van, begrijp ik uit de stukken. Ik kom er zelf ook nog op terug in mijn termijn, maar dan laat je wel heel gauw het koppie hangen. Het is op zijn minst een gedeeld risico geweest, maar de heer Van Kesteren zei dat er overleg moest plaatsvinden. Dat heeft plaatsgevonden.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Dat is waar, maar ik heb ook geconstateerd dat men op een gegeven moment uit de projecten is gegaan, ik denk vanuit de gedachte dat de kolenproductie politiek niet langer haalbaar zou zijn. De wederzijdse interesse en betrokkenheid zijn gaan verdampen een paar jaar geleden.

De heer Crone (PvdA):

Nee, de directie wist allang dat dit eraan kwam. Dat is ook door anderen benadrukt. Het was een bewust bedrijfsrisico om dit te gaan doen.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

De conclusie gaat mij wat ver, dat dit op dat moment al duidelijk had moeten zijn voor de bedrijven die het betreft.

Het tot nu toe gestelde moet men niet verstaan als de taal van een klimaatscepticus. Ik ben, net als mijn fractie, overtuigd van de ernst van het klimaatvraagstuk. Er zullen, conform het Akkoord van Parijs, vergaande maatregelen nodig zijn om de gevolgen van de opwarming van de aarde op te vangen. Daarvoor zal veel geld nodig zijn. Vandaar dat wij onlangs bij de Algemene Financiële Beschouwingen ervoor gepleit hebben via fondsvorming hierin te voorzien. Op zichzelf begrijpen wij ook de ratio van het voorliggende voorstel, ook met in het achterhoofd de Urgenda-uitspraak.

Bij dit alles geldt echter ook dat het overheidsbeleid voorspelbaar moet zijn. Wat betekent dit voor de betrokken ondernemingen? Ik heb uit de stukken de indruk overgehouden dat zij naar de mening van het kabinet hun toekomst moeten zoeken in het verstoken van biomassa.

Biomassa. Als er iets duidelijk is of duidelijk aan het worden is, is het wel dat biomassa steeds meer omstreden wordt. Uit onderzoek van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat blijkt dat biomassa 20% meer CO2-, stikstof- en fijnstofuitstoot geeft dan kolen. Onderzoek van het Planbureau voor de Leefbaarheid geeft bovendien aan dat de kolencentrales, als zij in 2030 overgaan op biomassa, dit niet winstgevend kunnen doen.

Hoe consistent is het dan om de bedrijven te suggereren hun heil te zoeken in biomassa? Worden ze niet de facto in de richting van sluiting gedreven omdat er voor hen geen alternatieven voor kolen zijn? En als dat zo is, is er dan geen sprake van onteigening en moet er dan geen schadevergoeding betaald worden? Is er een oordeel te geven over de juridische realiteitswaarde van eventuele claims?

Een andere vraag die mijn fractie heeft, is hoe het zit met de leveringszekerheid. Kan de minister garanderen dat, als wij de kolencentrales sluiten, de levering van elektriciteit desondanks gewaarborgd is?

De heer Van der Linden i (FvD):

Ik deel het pessimisme van de heer Van Kesteren ten aanzien van biomassa waartoe deze kolencentrales zouden kunnen worden omgebouwd. Is hij bereid om vandaag met ons en een aantal anderen de politieke uitspraak te doen dat die ombouw van kolencentrales tot biomassacentrales onwenselijk is? Hoe ziet de heer Van Kesteren dat?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

De term "onwenselijk" zult u van mij niet horen. Ik zie een enorme toename van twijfel over de toepasbaarheid van biomassa. Ik zie aankomen dat dit voor de centrales een groot probleem gaat worden. Het is meer een praktische kanttekening die ik daarbij maak.

De heer Van der Linden (FvD):

Voor de helderheid: is het CDA dan positief over die omvorming van kolencentrales tot biomassacentrales of is men daar negatief over?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Ik was daar tot voor kort positief over, maar ik zie de twijfel toenemen. Dan komt voor mij de vraag aan de orde hoe reëel het dan allemaal is.

De Raad van State verlangt van het kabinet een samenhangend klimaatbeleid. De CDA-fractie onderschrijft dit. Tegelijkertijd moeten we erkennen dat er zeer veel onzekerheden zijn als het gaat om de middelen en instrumenten die je kunt gebruiken. Wat op het ene moment het ei van Columbus lijkt, wordt korte tijd later onbruikbaar geacht. Zie de ondergrondse opslag van CO2. En je hoeft geen groot ziener te zijn om te voorspellen dat het met biomassa dezelfde kant op kan gaan.

Is het daarom niet te overwegen om een tussenstap te maken met dit wetsontwerp? Dus wel te kiezen voor sluiting op termijn, maar bijvoorbeeld in 2025 te bezien wat dan de realiteiten zijn. Bijvoorbeeld of er dan reële alternatieven zijn voor het gebruik van kolen door deze centrales? Dit zou ook wat lucht geven in de problematiek van de mogelijke onteigening en schadeloosstelling. Gaarne een reactie van de minister hierop.

Tot zover. Wij wachten de antwoorden van het kabinet met belangstelling af.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De laatste opmerking van de heer Van Kesteren roept een paar vragen op. Kan hij toelichten, snap ik het goed dat hij zegt dat het wetsvoorstel door kan gaan, dat het verbod op het gebruik van kolen uiterlijk 2030 van kracht blijft, maar dat er een wegingsmoment in 2025 komt? Hoe moeten wij dat voor ons zien?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

De rode draad in mijn betoog is dat heel veel zaken die wij vandaag voor waar aannemen, voor bruikbaar aannemen, over een paar jaar anders kunnen blijken te liggen. Dat maakt dat je de beslissingen die je neemt in dat licht moet zien. Ik heb sterk het gevoel dat als wij over vijf of zes jaar deze materie opnieuw beoordelen er dan allerlei nieuwe gegevenheden zijn die beslissingen kunnen beïnvloeden. Ik heb geleerd van het verleden dat wat waar lijkt, heel sterk verandert. Het lijkt mij niet onverstandig als je een heroverwegingsmoment in acht neemt om te kijken: waar staan wij met deze materie in 2025?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Snap ik goed dat de implicatie daarvan is een heroverwegingsmoment in 2025, dat het verbod op het verbruik van kolen in 2030 dan opnieuw ter discussie komt te staan?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Ja, dat zou kunnen als je op een gegeven moment tot de conclusie komt dat dit gelet op de omstandigheden het beste is. Dan zou je dat moeten kunnen doen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

En dat is niet wispelturig?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Dat is niet wispelturig als je het van te voren aangeeft.

De voorzitter:

Tot slot de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wat is dan de status van het voorstel dat wij vandaag bespreken? Komt er nu een verbod of niet?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Nou, ik kan me voorstellen...

De heer Vendrik (GroenLinks):

Een beetje verbod is toch vrij ingewikkeld.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Dat is een kwestie van nader overleg voeren daarover. Ik heb mijn gedachtegang weergegeven. Ik denk dat dit soort problematiek vraagt om een heroverweging, een tussenstap in een situatie waarin de werkelijkheid en de beschikbaarheid van kennis en instrumenten heel snel veranderen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Voorzitter. Ik word helemaal tureluurs van de wispelturigheid van het CDA. Nu wil men misschien over een tijdje wel weer kolencentrales. Biomassa werkt niet, begrijp ik. Dat ziet het CDA inmiddels ook in. Dat lijkt mij voortschrijdend inzicht. Ik ben daar blij mee, maar ik dacht dat de heer Van Kesteren heel lang bij VNO/NCW is betrokken. Ik neem aan dat hij ook bekend is met hoe langetermijninvesteringen en investeringsprojecten worden geselecteerd en hoe vaak buitenlandse raden van bestuur daarnaar kijken, met een langetermijnforcast. Je kunt natuurlijk niet wispelturig beleid voeren, het ene jaar dit beleid, wel kolen, dan weer geen kolen, en dan weer wel. Dan word je als land totaal onbetrouwbaar. Dan wordt het hier een soort bananenrepubliek. We kunnen die dan misschien in de centrale gooien. Misschien kunnen we daar nog energie uit opwekken. Maar ik ben echt zeer verbaasd dat de heer Van Kesteren een dergelijk, wispelturig jojobeleid wil gaan voeren. Dat had ik niet verwacht van het CDA.

De voorzitter:

Ik hoor geen vraag. Meneer Van Kesteren.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Ik beschouw het niet als een zigzagbeleid of een jojobeleid als je vraagt: wat is nou de les van het energiebeleid van de afgelopen tien tot vijftien jaar? Dat is dat de omstandigheden zeer snel veranderen. Waarom is het dan zo raar om te zeggen: ik kijk eens even vooruit en neem een beslissing, maar ik heroverweeg dat en creëer de mogelijkheid om dat nog eens goed te bekijken over een aantal jaren? Dat is, denk ik, ook in het belang van de ondernemingen die het betreft.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Kesteren. Dan is het woord aan mevrouw Gerkens.