Plenair Frentrop bij voortzetting behandeling Pakket Belastingplan 2020



Verslag van de vergadering van 10 december 2019 (2019/2020 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.26 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Frentrop i (FvD):

Voorzitter. Ik wil even reageren op het laatste blokje van de staatssecretaris, betreffende de problematiek bij de uitvoeringsorganisaties en mijn aanbeveling om daar ook het functioneren van de Algemene Bestuursdienst bij te betrekken. Als ik het goed samenvat, was het antwoord daarop: nou nee, dat hoeft eigenlijk niet. En: meldt u zich maar bij de minister van Binnenlandse Zaken. Ik vind dat niet echt een afdoende antwoord, omdat ik geprobeerd heb om aan te tonen dat het probleem nu net is dat er iets ernstig is misgegaan met de Belastingdienst, dat daarvoor niemand politiek verantwoordelijk is gehouden en dat daarvoor niemand ambtelijk verantwoordelijk is gehouden. Meneer Vendrik heeft toen meteen, terecht, de vinger opgeheven, want we kijken hier niet naar het functioneren van individuele ambtenaren, maar natuurlijk wel naar de manier waarop die ambtenaren worden benoemd en aangesteld. Dat gebeurt allemaal door de Algemene Bestuursdienst. Ik kan me niet voorstellen dat dat allemaal goed is gegaan.

Bij iedere organisatie is het van groot belang te kijken wie benoemt en wie selecteert. Ik denk dat er juist bij de topambtenaren sprake is van een verschuiving in het aandachtsgebied. De topambtenaren zijn zowel adviseur van de bewindspersonen als manager van een grote organisatie. Dat zijn twee capaciteiten die niet in iedere persoon te verenigen zijn. Ook is aan de orde gekomen dat de Belastingdienst een van de grootste uitvoeringsorganisaties is en dus heel veel managementtalent vraagt. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om, met zijn collega's, nog eens goed na te denken over de vraag of de rol van de Algemene Bestuursdienst niet moet worden betrokken in het onderzoek naar de problematiek rond de uitvoeringsorganisaties.

Het tweede punt is de vermogensrendementsheffing. Ik dank de staatssecretaris voor de verduidelijking dat ook de mensen die in 2015 en 2016 onrecht is aangedaan, onder de algemene regeling kunnen vallen. Hij vraagt begrip voor het feit dat hij pas in 2022 wat kan doen aan het lopende onrecht. Dat begrip krijgt hij niet van de fractie van Forum voor Democratie omdat hij, zoals hij zelf heeft uitgelegd, niet veel kan doen. Het enige wat hij kan doen, is parameters veranderen. Maar het kan wel makkelijk. Er is een parameter in de vermogensrendementsheffing die heel makkelijk te veranderen is, namelijk de hoogte van het fiduciair rendement. Het kan dus wel met één druk op de knop. Daar is geen tijd voor nodig en daar zijn geen ingewikkelde ICT-systemen voor nodig. Dat kan dus meteen.

Dan heb ik tijdens het debat ook heel veel geleerd van de woordvoerders van de andere fracties. Zo veel, dat het niet eenvoudig valt samen te vatten, maar één ding wel. Dat betreft een punt dat ik wel belangrijk vind en dat niet heel veel aan de orde is geweest in het kader van het Belastingplan: de Nederlandse autonomie. Daar proef ik een duidelijk verschil van opvatting tussen twee regeringsfracties. Meneer Essers van het CDA zei over de internationale regelgeving dat er via de OESO zo veel op ons afkomt dat het misschien wel verstandig zou zijn om als wij dingen moeten ratificeren bij de OESO, die eerst aan het parlement voor te leggen. Dat is een richting van denken waar ik zeer achter sta en die ik de regering zou willen aanbevelen.

Daarentegen hoorde ik mevrouw Van Huffelen van de D66-fractie zeggen dat we misschien de unanimiteit bij de besluitvorming over belastingheffing in de Europese Unie maar moeten opheffen. Dat betekent dat de fractie van D66 vindt dat andere landen binnen de Europese Unie wel kunnen bepalen hoe de belastingen hier worden samengesteld. Ik zou de regering willen verzoeken om die weg van denken niet te volgen, ook al is het de partij van de staatssecretaris.

Het andere wat ik heb geleerd, is dat de kosten van het niet goed doordachte klimaatbeleid langzaam maar zeker duidelijk worden. Dat blijkt allereerst bij de discussie over de opslag duurzame energie. Naar ik uit de krant heb begrepen, zou de fractie van GroenLinks het kabinetsbeleid en het hele Belastingplan sowieso al steunen en voor gaan stemmen. Maar blijkbaar is er bij de opslag duurzame energie veel onduidelijkheid. Ook de VVD heeft gesproken over een onvoorspelbare impact en gezegd dat dat niet kan. Er wordt grote schade aangericht, er worden kosten aan de Nederlandse economie aangebracht, er wordt menselijk leed aangericht en bedrijven gaan failliet. Dat kunt u wel gaan monitoren, maar dan is het kalf verdronken in de put van dit deel van het klimaatbeleid.

Een andere les over de kosten van het klimaatbeleid betreft de sluiting van de kolencentrales, die al even aan de orde is geweest. Mag daar nu wel of geen biomassa in worden gebruikt? De truc is om die kolencentrales te onteigenen zonder betaling. Ik denk dat dat niet gaat lukken, maar dat er een grote rekening voor de regering aankomt voor de kosten van het klimaatbeleid.

Dan heb ik een oproep tot een soort Ruttenorm gehoord. In mijn ogen is dat een pleidooi voor een centraal geleide economie, waarbij de regering kijkt hoeveel de lonen gemiddeld stijgen en op basis daarvan bepaalt wat het vennootschapsbelastingtarief zou moeten zijn. Ik zou de regering willen vragen om niet op die suggestie in te gaan. Een suggestie, die natuurlijk komt van de geestelijke erfgenamen van de Communistische Partij Nederland, die voorstander is van een geleide economie. Ik denk dat we niet terug moeten naar dat denken.

In datzelfde kader zou ik de regering willen vragen om niet in te gaan op de suggestie van het instellen van zogeheten gratis kinderopvang, om tegemoet te komen aan de problemen rond de toeslagen op kinderopvanggebied. Dat is de richting van een staatscrèche, waar alle kleine kindertjes worden opgevoed. Dat lijkt mij niet de goede richting.

Deze lessen heb ik getrokken uit dit interessante debat.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Crone heeft nog een interruptie voor de heer Frentrop.

De heer Crone i (PvdA):

Gratis kinderopvang bestaat natuurlijk niet, want het wordt altijd betaald. De kinderopvang kan precies hetzelfde blijven als nu, met particulieren en stichtingen die dat doen, alleen de financiering verandert. Burgers krijgen bijvoorbeeld een voucher, een vergoeding of een lage prijs. Als u nu even die afschrikwekkende ideologie weglaat — want dat wil ik ook niet, daar zijn we het over eens — wilt u dan meedenken over zo'n systeem? Want dan is het heel markconform, er blijft concurrentie tussen de kinderopvanginstellingen — want je kiest de beste voor je kinderen — alleen de financieringsstroom wordt anders. En markteconomisch is het niet duurder.

De heer Frentrop (FvD):

Ik denk heel graag mee, maar ik ben zeer bevreesd voor staatscrèche-achtige zaken.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Ester.