Plenair Rietkerk bij voortzetting behandeling Aanvullingswet geluid Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 11 februari 2020 (2019/2020 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.41 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rietkerk i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank ik de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik heb drie punten.

Het eerste gaat over het uitvoeringsaspect van vergunningverlening, handhaving en toezicht. Ik denk dat de CDA-fractie heeft aangegeven dat zij pleit voor een voortdurende verbetering. Wij merkten bij de minister op dat vlak herkenning. Wij hebben begrepen dat de specifieke onafhankelijke commissie een andere commissie is dan de commissie die jaarlijks gaat rapporteren. Deze andere commissie zal het VTH-stelsel bezien. We zullen ook bij de voortgangsbrief op basis van de toezegging bij het KB beoordelen hoe de staatssecretaris hieraan invulling geeft en hoe stevig, robuust en duurzaam dit handen en voeten krijgt.

Het tweede punt gaat over de cumulatie van geluid. De minister gaf in haar antwoorden weer dat binnen de niveaus verbetering mogelijk was. Ik heb niet geïnterrumpeerd omdat ik hier nu in de tweede termijn toch een toelichting op wil vragen. Wat bedoelde de minister daarmee?

In het verlengde daarvan heb ik bij interruptie de vraag gesteld of de wettelijke normen voor geluidshinder en externe veiligheidsrisico's in de Wet luchtvaart even zwaar wegen als die van andere sectoren in de Omgevingswet. De minister antwoordde dat de geluidsnormen gewoon worden overgezet in de Omgevingswet, maar ik wil toch namens de CDA-fractie vragen om iets weer te geven van hoe die weging dan gaat. Is die even zwaar of zitten daar verschillen tussen? Het gaat mij niet om de techniek, het gaat mij om de beleidsmatige afweging. Wat weegt zwaarder?

Ten slotte gaat het CDA in op zijn aangekondigde aangelegen punt: het behoud door de provincie van de bevoegdheid met betrekking tot de geluidproductieplafonds op industrieterreinen van regionaal belang, die vaak ook meerdere gemeenten betreft. Het zijn dus regionale industrieterreinen. Het antwoord van de minister was opnieuw een procesantwoord: VNG en IPO zijn nog in overleg. Nou, die zijn al even in overleg. Zie de motie die het CDA met andere fracties indient als een steun om daadkracht te tonen en daar uit te komen. Zeker ook omdat de minister inhoudelijk geen bezwaar heeft tegen de kern van het verzoek, denken wij.

"De Kamer, gehoord de beraadslaging, ..." Sorry.

De voorzitter:

U wilt een motie indienen, denk ik?

De heer Rietkerk (CDA):

Ja, mij is verteld dat ik die dan moet voorlezen.

De voorzitter:

Nee, als u de motie indient, lees ik die voor u voor.

De heer Rietkerk (CDA):

Dat is mooi, want ik had rekening gehouden met mijn spreektijd, zodat ik daar nog tijd voor had.

De voorzitter:

Die loopt wel door, ja.

De heer Rietkerk (CDA):

Ja.

De voorzitter:

Door de leden Rietkerk, Van Gurp, Kluit, Essers en Dessing wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat naar huidig recht provincies bevoegd zijn, op grond van de Wet geluidhinder, industrieterreinen van regionaal belang aan te wijzen in de provinciale verordening;

overwegende dat deze bevoegdheid van Provinciale Staten onder de Omgevingswet niet terugkeert;

overwegende dat onder de Omgevingswet (artikel 2.12a) weliswaar de mogelijkheid bestaat voor de gemeenteraad Provinciale Staten te verzoeken de geluidproductieplafonds rondom industrieterreinen vast te stellen, maar dat dat niet hetzelfde is, en niet in lijn is met het uitgangspunt om aan te sluiten bij de bestaande bestuurlijke taakverdeling;

overwegende dat bestaande praktijk heeft aangetoond dat het doelmatig en doeltreffend is dat de provincies vanwege het gemeenteoverstijgende belang hierin een zelfstandige bevoegdheid hebben;

overwegende dat de Omgevingswet er niet toe leidt dat het belang bij besluitvorming bij industrieterreinen van regionaal belang (als zodanig aangewezen in de omgevingsverordening) ineens doelmatiger en doeltreffender door de gemeentebesturen kan worden behartigd;

overwegende dat de regeling tot lastenverzwaring leidt bij de gemeenten;

overwegende dat ook in de toekomst het doelmatiger en doeltreffender is om de vaststelling en het beheer van geluidproductieplafonds voor industrieterreinen van regionaal belang, zeker die terreinen waarbij de gemeentegrenzen worden overschreden, bij de provincie onder te brengen;

verzoekt de regering in de Aanvullingswet geluid op te nemen dat provincies bevoegd blijven in hun omgevingsverordening industrieterreinen van regionaal belang aan te wijzen, inclusief de bevoegdheid tot wijzigen en vaststellen en naleven van geluidproductieplafonds voor die terreinen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter H (35054).

Dank u wel, meneer Rietkerk.

Dan is het woord aan de heer Janssen.