Plenair Recourt bij beleidsdebat over de Staat van de rechtsstaat



Verslag van de vergadering van 10 maart 2020 (2019/2020 nr. 23)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.08 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Recourt i (PvdA):

Dank, voorzitter. Eerst wens ik de twee leden die zo hun maidenspeech houden veel succes. Alvast gefeliciteerd vanaf deze plek.

Vermoedelijk vorige week is in Iran de Iraanse mensenrechtenadvocate Sotoudeh na een geheim proces veroordeeld tot 38 jaar cel en 148 zweepslagen voor haar werkzaamheden als advocaat. Gisteren is in Nederland in alle openheid het proces tegen een aantal verdachten van het neerhalen van de vlucht MH17 begonnen. "Ubi iudicia deficiunt, incipit bellum." Deze tekst van Hugo de Groot is het motto van de Hoge Raad en staat pontificaal op hun nieuwe onderkomen. Volgens de Hoge Raad betekent het: waar rechterlijke beslissingen tekortschieten, begint de oorlog. Er is discussie over de juiste vertaling. Maar in het perspectief van de rechtsstaat is volgens mij de enige juiste vertaling: waar geen toegang is tot de rechter, begint de oorlog. Ging het De Groot nog om een oorlog tussen staten, inmiddels gaat het om het verzet en het afhaken van burgers. Als burgers worden overvraagd, niet worden gehoord maar met wantrouwen worden bejegend en keihard op een foutje worden afgerekend, dan vervalt rechtsbescherming in machtsbescherming. In een goed functionerende rechtsstaat weet de burger zich gehoord en beschermd en handelt de overheid zo dat een burger haar beslissingen als rechtvaardig kan ervaren. De staat van de rechtsstaat gaat over het perspectief van de burger.

De democratische rechtsstaat kent twee onafscheidelijke elementen: de democratie borgt de pluriformiteit, de veelheid aan belangen in Nederland, en de rechtsstaat biedt de zekerheid. De rechtsstaat beschermt het individu tegen anderen en tegen de overheid. De rechtsstaat beschermt de minderheid tegen de meerderheid, borgt dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden en borgt dat de burger zich kan weren tegen willekeur en onrechtmatig overheidshandelen. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet.

Voor het functioneren van de rechtsstaat zijn waarheid en vertrouwen noodzakelijke ingrediënten. Ook toegang tot de onafhankelijke rechter is een even evidente als noodzakelijke voorwaarde, net zoals de onafhankelijke plaats die de rechter inneemt in de trias politica. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet meer. Ontwikkelingen in binnen- en buitenland nopen tot grote zorg.

Er wordt heel hard gewerkt in de justitieketen. Er gaat veel goed. Vele duizenden professionals doen iedere dag hun werk, soms zelfs met gevaar voor lijf en leden. Hun persoonlijke en professionele inzet maakt dat systeemfouten geen ernstige gevolgen krijgen. Het hart voor de zaak is heel groot en dat wordt niet altijd voldoende gezien en gewaardeerd. Sterker, daar wordt soms misbruik van gemaakt. Daarom wil ik hier namens de Partij van de Arbeid mijn grote waardering uitspreken voor al die agenten, advocaten, ambtenaren, rechters, reclasseringswerkers, officieren van justitie en al die anderen.

Zonder rechtsstaat geldt het recht van de sterkste. Onze rechtsstaat is in serieus gevaar als individuen, groepen of organisaties zich structureel weten te onttrekken aan de werking van het recht. In het rapport De achterkant van Amsterdam — de heer Van Wely noemde het ook al — wordt deze conclusie getrokken voor onze hoofdstad, en dat baart zorgen. De politie lijkt de macht op straat te hebben verloren aan de georganiseerde drugscriminaliteit. En dat gaat extreem ver: zij bepalen wie mag leven en wie niet. De moord op advocaat Derk Wiersum is hiervan het absolute dieptepunt. Hierbij is de rechtsstaat niet alleen omzeild of gecorrumpeerd, maar zelfs aangevallen. Het is naïef te veronderstellen dat dit alleen in Amsterdam gebeurt en niet in de rest van Nederland. Hoe keren we het tij? Het rapport doet enkele aanbevelingen. Wellicht de belangrijkste is: wees volhardend. Mijn vraag aan de ministers vandaag is: hoe wordt deze aanbeveling landelijk gerealiseerd? Zien zij ook een taak voor zichzelf om toe te zien dat dit ook in alle regio's en gemeenten gebeurt? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?

Er zijn door het huidige en het vorige kabinet substantieel extra middelen ingezet om bijvoorbeeld de drugscriminaliteit in met name Brabant te bestrijden. Op welke wijze is geborgd dat deze aanpak en de bijbehorende middelen echt duurzaam zijn, zo vraagt de PvdA-fractie zich af. Op welke wijze is geborgd dat er volhard kan en zal worden? Deze vragen sluiten aan bij de in deze Kamer aangenomen motie van collega Rosenmöller over verduurzaming van de financiering van de justitieketen. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie?

Voorzitter. Grote jongens uit de onderwereld verdienen een harde aanpak. De loopjongens daarentegen zouden een heel andere aanpak moeten krijgen. Toen ik laatst vroeg aan een rechercheur of hij vond dat de recherche extra geld kon gebruiken, antwoordde hij tot mijn grote verbazing dat dat altijd kon, de criminaliteit is nooit op, maar dat het veel zinvoller is om te kijken of het geld niet effectiever besteed kan worden om te voorkomen dat bijvoorbeeld kwetsbare jongeren met een laag IQ in de criminaliteit terecht komen. De Partij van de Arbeidfractie vraagt de minister van Justitie of hij onderschrijft dat een gedifferentieerde aanpak op zijn plaats is, zelfs als dat betekent dat middelen ingezet moeten worden buiten de justitieketen. Op welke manier vindt binnen het kabinet deze afweging plaats? Het gaat niet vanzelf, is onze indruk. Den Haag werkt verkokerd en organisatiebelangen worden hartstochtelijk verdedigd, ook als dit betekent dat het totale resultaat minder is. Onderschrijft de minister van Justitie onze zienswijze of ziet hij dit anders? De terechte integrale aanpak is tot nu toe vooral repressief gericht. Hoe maakt de minister deze ook preventief?

De rechtsstaat erodeert eveneens als het zoeklicht van justitie sommige wetsovertreders maar zelden raakt. Onze goede infrastructuur, waaronder financiële dienstverlening, wordt ingezet om criminele gelden wit te wassen. Een deel van die sector werkt amoreel: het maakt hen niet uit voor wie zij hun diensten inzetten. Op welke wijze gaat dit kabinet de pakkans van deze zogenaamde facilitators structureel verhogen? Onderkent de minister van Justitie onze opvatting dat dit nodig is om twee redenen? Eén: het maakt Nederland minder aantrekkelijk als vestigingsplaats voor de internationale drugshandel. Maar wellicht nog belangrijker is de tweede reden: het maakt zichtbaar dat justitie geen verschil maakt naar je sociaal-economische positie in de samenleving. Of je nu met de handen aan de cocaïne zit of het drugsgeld witwast, het maakt in verwijtbaarheid geen verschil en dus ook niet in de kans op vervolging en de morele afkeuring. Te vaak wordt het beeld bevestigd dat de machtigen met hun dure advocaten de dans ontspringen. Maak met voorbeelden zichtbaar dat de gelijkheid voor de wet ook echt in de praktijk wordt gebracht en verstevig zo het draagvlak. De rechtsstaat is er voor iedere burger. Daarom vraag ik de minister wat hij gaat doen om dit te waarborgen.

Vertrouwen is onmisbaar in een rechtsstaat. De overheid mag niet fundamenteel wantrouwend zijn richting haar burgers. Op dit punt is het misgegaan bij de Belastingdienst, nu als laatste weer met het aanleggen van zwarte lijsten. Het ging ook niet goed bij de invoering van het gemeenschappelijke opsporingssysteem SyRi. In beide gevallen is voor de opsporing gebruik gemaakt van algoritmes. Naast evidente voordelen hebben algoritmes een groot nadeel: ze werken in het verborgene. Welke input ze krijgen en welke keuzes eraan ten grondslag liggen, is niet toetsbaar, maar kan voor het functioneren van de rechtsstaat fnuikende gevolgen hebben: discriminatie, achterstelling en geïnstitutionaliseerd wantrouwen. Waar is de rechtsbescherming tegen algoritmes? Kan de minister van Justitie aangeven hoe de werking van algoritmes in de opsporing gecontroleerd kan worden en hoe hier rechtsbescherming tegen kan worden verkregen? En kan de minister garanderen dat op het moment dat de rechtspraak met algoritmes gaat werken, en dat gaat eerder gebeuren dan we nu denken, uitgesloten is dat deze nadelige effecten zullen optreden? Hoe bereidt de minister van JenV zich voor op deze nabije toekomst? Welke normen bestaan er op dit moment voor de toepassing van algoritmes in opsporing, berechting of financiering van de rechtsbijstand? De ontwikkeling van kunstmatige intelligentie moet door de overheid normatief gestuurd en begrensd worden en daar kan niet al te lang mee worden gewacht. We hopen dat de minister van Justitie dit onderschrijft.

Macht behoeft tegenmacht. Kritiek op de rechtspraak is in dit licht heel wel mogelijk: inhoudelijke kritiek op uitspraken, maar ook systeemkritiek. Deze kritiek vraagt echter grote zorgvuldigheid: de rechter, zowel individueel als als instituut, is de meest kwetsbare pijler in het systeem van checks-and-balances. Het moedwillig beschadigen van het gezag van de rechter is moedwillig de rechtsstaat beschadigen. Je bent daarmee bezig op het moment dat je de integriteit van rechter in twijfel trekt als die een onwelgevallige uitspraak doet. Dan speel je vanuit politiek opportunisme of vanuit gekrenkt machtsdenken niet meer op de bal, maar op de man. In de praktijk is dat overigens meestal een vrouw. En met die man of vrouw haal je de rechtsstaat neer. Je ziet het gebeuren in Polen, Rusland en de VS, maar je ziet het ook in Nederland met uitspraken van politici. Mijn fractie maakt zich hier grote zorgen over. De machtsbalans is immers geen statisch gegeven. De ruimte die de wetgever niet inneemt, moet zelfs worden ingenomen door de rechter. Rechtsweigering is strafbaar. Wil je die balans veranderen, dan zul je als wetgever naar je eigen rol moeten kijken. Uitspraken als "rechters trekken de macht naar zich toe" suggereren een persoonlijke ambitie van de rechter en zijn daarmee beschadigend voor zijn gezag. De motie-Cliteur, gesteund door de SGP, waarin wordt geconstateerd dat in een democratie het zwaartepunt van de macht bij de wetgevende macht dient te liggen omdat alleen die een democratisch mandaat heeft, miskent de onderlinge afhankelijkheid en dynamiek in de rechtsstaat. Dat miskent dat in een rechtsstaat niemand het laatste woord heeft. Onderschrijven de ministers deze zienswijze van mijn fractie? We zijn benieuwd.

De commissie-Remkes heeft een voorstel gedaan om de positie van de rechter iets losser te maken van de politiek en daarmee iets minder kwetsbaar voor politieke profilering over de rug van de rechter. De commissie stelt voor de benoeming van de leden van de Hoge Raad niet langer op rechtstreekse voordracht door de Tweede Kamer te laten doen, maar hier een commissie voor te benoemen die door de Hoge Raad en de Tweede Kamer gezamenlijk wordt gevuld. Deze commissie doet dan een dwingende voordracht aan de regering. Mijn fractie is blij dat de regering positief op dit voorstel van de staatscommissie heeft gereageerd. Wanneer gaan wij dit in de praktijk zien? Wat is de stand van zaken? Hoe wordt dit ingevuld?

De rechtsstaat is er primair voor de burger. Sinds het WRR-rapport "Weten is nog geen doen" zijn we weer attent gemaakt op het feit dat niet iedere burger rationeel, slim en adequaat handelt. Zijn "doenvermogen" is beperkt. Toch maken we steeds moeilijker wetten, bouwen we fatale termijnen in en rekenen we fouten hard aan. Dit zet de rechtsstaat op grote afstand van veel burgers. De rechtsstaat is er niet voor iedereen, maar alleen voor de mensen die de weg weten of het geld hebben om dit uit te zoeken. Daarom moet de overheid bij een conflict op zoek naar de achterliggende oorzaak. We hangen burgers te vaak op aan termijnen, digitale structuren of andere formele vereisten, waar velen niet aan kunnen voldoen. Waarom omarmen we niet het idee van president Macron om iedere burger het recht te geven om een keer een fout te maken? In een tweepartijengeschil met de overheid kan en moet de overheid maatwerk leveren; responsief zijn. In zijn artikel "Wetgeving in een responsieve rechtsstaat" heeft professor Scheltema een nieuw artikel 3:4a in de Awb voorgesteld. Dit luidt: "Indien de toepassing van een wettelijke regel leidt tot nadelige gevolgen die onevenredig zijn in verhouding tot de met die regel te dienen doelen, en de belanghebbende hiervan geen verwijt kan worden gemaakt, kan van de regel worden afgeweken voor zover dat nodig is om tot een meer evenwichtige regeltoepassing te komen." Gaat de minister voor Rechtsbescherming dit voorstel overnemen en, zo nee, waarom niet? Kan de minister voor Rechtsbescherming toezeggen dat hij de bestuursrechtelijke regeling, waaronder de Awb, tegen het licht gaat houden om te bezien waar deze verder moet worden aangepast om daadwerkelijk responsief te kunnen zijn? Hoe gaat de minister voor Rechtsbescherming realiseren dat leidinggevenden hun ambtenaren ook echt de ruimte geven om dat maatwerk te leveren?

De heer Backer i (D66):

Voorzitter. Ik denk dat ik weet dat de heer Recourt en zijn fractie voor deze regeling zouden zijn, als ik hem zo beluister, maar het is een interessant punt dat hij opbrengt, want het is het hart van een deel van de discussie. Hier geef je de rechter namelijk meer ruimte om maatwerk te leveren. Meer maatwerk betekent minder voorspelbaarheid. Ik moest bij dat onderwerp onwillekeurig denken aan de toeslagenaffaire. Al langer zeggen heel veel advocaten en anderen dat de rechter veel meer zijn ruimte had moeten nemen omdat er veel te veel mensen zijn benadeeld. Is de heer Recourt in die gedachte zelf voorstander van een dergelijke invoering in het algemeen bestuursrecht?

De heer Recourt (PvdA):

Laten we beginnen met: de oproep is eerst aan het bestuur. Ik hoop dat daarmee de weg naar de rechter zelfs kan worden voorkomen. Op het moment dat het bestuur de burger daadwerkelijk hoort en ziet, uitgaand van een tweepartijengeschil — bij een meerpartijengeschil moet je wat strakker in de regel zitten — moet er worden gekeken of de regel in het individuele geval redelijk uitpakt. Dat is uiteindelijk ook de taak van de rechter. Hij moet die vrijheid altijd hebben, maar het is in eerste instantie aan het bestuur. Ik pleit zeker niet voor een volkomen willekeurige benadering, want het recht dient ook voorspelbaar te zijn. Al die anderen die buiten de rechter om een oplossing willen, moeten zo ongeveer weten wat ze kunnen krijgen als ze naar de rechter gaan. Ik voer vooral een pleidooi voor de responsiviteit, voor de individuele benadering. Wij als wetgever maken generieke wetten. Individuele gevallen passen daar per definitie niet altijd onder. Daar moet zicht op zijn om draagvlak onder de rechtsstaat te houden.

De heer Backer (D66):

Maar dat wordt dus vaak opgelost met ruimere normen, en daarmee een grotere discretionaire bevoegdheid voor de rechter om recht te doen in het individuele geval. Dan kom je op een discussie die eerder is aangezwengeld. Dat geeft de rechter namelijk meer invulmogelijkheden dan hij daarvoor had. Je doet dat vanuit de wetgevende gedachte, de bestuursgedachte dat dit rechtvaardiger is. Is dat het uitgangspunt van de interventie van de heer Recourt?

De heer Recourt (PvdA):

Nee, net een slag anders. Ik begin bij de achterkant, in dit geval de rechter. Ja, die moet altijd de ruimte hebben om in het individuele geval af te wijken als de toepassing van de generieke wetgeving onredelijk uitpakt. Je ziet steeds vaker in wetgeving dat bijvoorbeeld een hardheidsclausule ontbreekt of heel klein wordt ingevuld, wat de rechter op een andere manier minder ruimte geeft om in het individuele geval af te wijken. Daar ben ik tegen, want die ruimte moet er zijn. Ik ga een stap verder, want die ruimte moet er ook zijn in het bestuur. Maak ruimte om van die wat mij betreft duidelijke wet met gesloten normen af te wijken in het individuele geval als die niet past. Het is geen pleidooi om open normen in wetgeving te creëren, eerder het tegenovergestelde. Maak duidelijke wetten met duidelijke normen waar de burger zich aan moet houden. Alleen realiseer je dat een wet een generiek middel is. Die past niet op ieders geval. Daar moet ruimte zijn om af te wijken. Ik heb straks nog een aantal concrete suggesties voor hoe dat beter zou kunnen.

Mevrouw De Blécourt-Wouterse i (VVD):

Mag ik meneer Recourt vragen hoe hij wil omgaan met de precedentwerking en de herkenbaarheid?

De heer Recourt (PvdA):

Ik zou in herhaling vervallen, maar precedentwerking is er maar zeer beperkt als je het unieke van ieder geval ziet. Ik ben niet voor een overheid die bij ieder apart geval de ene keer naar links en de andere keer rechts kijkt, terwijl het in de basis vergelijkbaar is. Je moet ook voorspelbaar zijn. Op het moment dat er zaken zijn waarbij die voorspelbaarheid leidt tot onrecht, moet je wat ruimte geven. Dan moet je naar de burger kijken en zeggen: misschien hebben we u overschat waar het gaat om het houden aan een termijn. Of u was verplicht een digitale route te doorlopen, maar dat heeft u niet goed gedaan. Of u heeft een verkeerde toeslag aangevraagd, of u heeft die niet op tijd aangevraagd. Laten we kijken wat het probleem daarachter is in plaats van meteen een stevige boete op te leggen omdat we dat nu eenmaal altijd doen.

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Het lijkt me niet eenvoudig, maar ik zal eens op uw idee kauwen.

De heer Recourt (PvdA):

Dank. Het is een pleidooi voor een meer repressieve … Hoewel, repressieve …

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog

De heer Recourt (PvdA):

Het is zeker geen pleidooi voor een meer repressieve rechtsstaat, maar wel voor een rechtsstaat die meer rekening houdt met de bijzondere omstandigheden van de individuele burger.

Ik zoek even waar ik gebleven was. Kan de minister, in samenspraak met de bestuursrechter zelf, kijken naar de toetsing door de bestuursrechter met als doel de regels zo aan te passen dat de rechter nog een extra stap kan maken om zo veel als mogelijk inhoudelijk het geschil te toetsen? Ik denk aan het relativeren van de formele rechtskracht of het tegengaan van bewijsfuiken. Een bewijsfuik is bijvoorbeeld: u had dit op moment A moeten zeggen, dat heeft u niet gedaan, nu bent u te laat en kan het bewijs niet meer worden meegenomen. Laten we daar iets soepeler mee omgaan. Zo neem je de burger serieus, zonder hem altijd gelijk te geven. We zijn benieuwd of de minister voor Rechtsbescherming onze opvattingen op dit punt deelt.

Voorzitter. Ik zie dat de tijd tijdens de interruptie door is gelopen, maar dit terzijde.

De voorzitter:

De tijd is gestopt tijdens de interruptie. Ik heb de klok weer aangezet toen u uw betoog hervatte. De klok loopt nu ook.

De heer Recourt (PvdA):

De relativiteit van de tijd is een onderwerp op zichzelf. Die kan zomaar verdwijnen.

Het is van groot belang dat in een rechtsstaat alle partijen hun rol kennen, bijvoorbeeld ook de officier van justitie. Hij is een onafhankelijk magistraat. Hij moet in staat gesteld worden om onafhankelijk en professioneel te handelen in een individuele zaak. In de huidige praktijk lijken zaken veelvuldig buiten de rechter door een secretaris te worden beslist, maar blijven ondertussen tijd en capaciteit zeer schaarse goederen. Mijn fractie is bezorgd over de staat van het Openbaar Ministerie. Het OM lijkt inmiddels louter een efficiënte en tot op het bot uitgeklede uitvoeringsorganisatie van het ministerie. Het onderbrengen van de gehele keten in één ministerie, dat van Justitie en Veiligheid, is rationeel vanuit efficiencydenken. Mijn fractie wil meer rechtsstatelijk denken. De checks-and-balances moeten beter worden geborgd door de rechtspraak en de uitvoering weer bij twee ministeries onder te brengen. Mijn fractie wil mondige professionals die opkomen voor de professionele waarden van hun werk. De overheid is geen bedrijf. Hoe kijken de ministers aan tegen het voorstel om de politie weer onder te brengen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken om zo weer tegenspraak binnen de keten te organiseren?

Zonder toegang tot de rechter is er geen functionerende rechtsstaat. Zo simpel is het. Toegang tot de rechter kost geld; geld voor de rechtspraak en geld voor de rechtsbijstand. Behoorlijk bestuur betekent dat je voor dit fundamentele onderdeel van de rechtsstaat begroot wat nodig is om voldoende kwaliteit te bieden. De kwaliteit van de dienst is het vertrekpunt, het geld volgt. Financiering is uiteraard niet onbeperkt. Het blijven collectieve middelen waar kritisch mee moet worden omgesprongen, maar het is een element bij de inhoudelijke afweging. Toch is deze inhoudelijke afweging niet gemaakt bij de financiering van de sociale advocatuur. Niet ter discussie staat dat de huidige financiële vergoeding van sociale advocaten onder de maat is, ook na de recente ophoging. Mijn fractie hoopt dat de minister voor Rechtsbescherming dit onderschrijft. De broodnodige toegezegde correctie komt eventueel en pas jaren later als plannen die het beroep op advocaten moeten terugdringen ook daadwerkelijk het benodigde geld opleveren. Ook bij de rechtspraak is — als logische reactie op het verleden — de bekostiging te lang dominant geweest. Nog niet gerealiseerde onzekere bezuinigingen zijn al meegeteld in de begroting. Dit doet schade die groter is en langer duurt dan de bezuinigingen hebben opgeleverd. 21.300 strafzaken kunnen niet op tijd worden afgedaan door een tekort aan rechters, zo lazen we een paar dagen geleden in de krant. Wat voor onrecht moeten veel burgers hierdoor ervaren! Mijn fractie verzoekt de minister voor Rechtsbescherming dringend om voor de hele keten, en met name voor de gefinancierde rechtsbijstand, voor de komende begroting meer rekening te houden met wat nodig is in plaats van wat hij er voor over heeft. Is hij hiertoe bereid? En zo niet, hoe kan dan gezorgd worden dat strafzaken tijdig en adequaat worden afgedaan?

Hetzelfde kan worden gezegd voor de hoogte van de griffierechten. Ik heb gezocht naar inhoudelijk onderzoek naar de effecten van de hoogte van het griffierecht op de toegang tot de rechter. Ik kon niet vinden wie er hierdoor van de rechter worden afgehouden. Er is wel een WODC-onderzoek uit 2017, maar dat kijkt vooral naar de financiële cijfermatige kant van de zaak. Vormen de huidige hoge griffierechten een redelijke drempel voor de burger? Kan er een optimum worden bepaald tussen drempel en toegang? Ook hier lijkt geen inhoudelijk onderzoek en debat te zijn over de hoogte van de griffiegelden, maar in plaats daarvan een financieel gedreven tarief. Kan de minister voor Rechtsbescherming mij aangeven of er een inhoudelijk onderzoek bestaat en, zo ja, wat dan de uitkomsten zijn van dit onderzoek? Dan kunnen we op basis van deze gegevens het politieke debat voeren. Bestaat zo'n onderzoek inderdaad niet, wil de minister dit dan initiëren?

De minister voor Rechtsbescherming heeft een ambitieus plan neergelegd voor de wijziging van het stelsel van financiering van rechtsbijstand. Voorgangers hebben het ook geprobeerd en dit is mislukt. Dat de minister met experimenten werkt en zo aan draagvlak bouwt, kan mijn fractie goed begrijpen. Ik heb nog wel een paar vragen. Kan de minister een vergelijk geven tussen kwaliteitsborging van rechtsbijstand door advocaten en niet-advocaten? Welke controle en toezicht zijn er op de kwaliteit van beide groepen rechtshulpverleners? Welke correctie- en klachtmogelijkheden zijn er en zijn die even effectief? Mijn fractie is niet principieel tegen het verder beleggen van rechtshulp bij anderen dan advocaten. Wij willen wel voorkomen dat ook hier wederom economische motieven het systeem bepalen en er een race to the bottom ontstaat binnen een ongelijk speelveld. Of ontwikkelt de advocatuur zich tot A-merk voor de vermogenden en wordt de rest een B-merk voor de minvermogenden? Ook een onwenselijke situatie.

Mijn fractie is verder benieuwd hoe de minister voor Rechtsbescherming tegenover het publiek aanbieden van rechtshulp staat. De advocatuur heeft op grote delen van de rechtshulp een monopolie. Dit monopolie wordt deels losgelaten. Waarom zetten we niet ook in op verbetering van de eerste lijn en laten we de juridische loketten bescheiden publieke rechtshulp verlenen? Dit zou prima passen in de opzet van de minister om met verschillende plannen te experimenteren. Graag een reactie.

Mijn fractie is blij met de experimenten om geschillen buiten de rechter op te lossen. De burger heeft niets aan juridische geschilbeslechting als dit zijn probleem niet oplost. De versterking van mediation in alle rechtsgebieden ligt mijn fractie na aan hart. Het denken in herstellen is voor alle betrokkenen, en daarmee ook voor de samenleving zelf, vele malen constructiever en effectiever dan het denken in afrekening en vergelding, hoewel dit laatste overigens soms nodig is voor herstel. We gaan naar een systeem waarin de mediator een volwaardig en zelfstandig beroep is met bijbehorende kwaliteitsborging. We gaan hopelijk naar een tijd waar bij alle schadegevende conflicten nagedacht wordt hoe deze schade kan worden hersteld. Een interventie waar het slachtoffer nadeel van ondervindt, kan geen herstelrecht zijn.

Alternatieven voor rechtspraak kunnen alleen goed functioneren als voorliggende voorziening als de toegang tot de rechter geborgd is. Partijen worden bij de mediator tot redelijkheid uitgedaagd omdat ze weten dat de wederpartij bij onredelijkheid altijd naar de rechter kan stappen. Hierbij is van groot belang dat partijen enigszins kunnen voorspellen wat ze bij de rechter zullen krijgen, bijvoorbeeld aan alimentatie, zo zeg ik ook in de richting van de heer Backer. Alternatieve geschilbeslechting kan dus alleen groeien in de schaduw van de rechtspraak en met goede al dan niet digitale rechtshulp. Ik zou het graag nog een stap verder brengen: haal de rechtspraak binnen de alternatieve geschilbeslechting. Als bij een mediation over een complexe echtscheiding op een onderdeel geen overeenstemming kan worden bereikt, bijvoorbeeld over de kinderalimentatie, kan de rechter in dit deelgeschil de knoop doorhakken, waarna de mediation kan doorgaan. Kan de minister toezeggen dat deze deelgeschillenregeling in de op stapel staande mediationwetgeving blijft bestaan?

Voorzitter. Ik rond af. In een goed functionerende rechtsstaat gaat het uiteindelijk om de bescherming van de burger, niet in de laatste plaats tegen de overheid zelf. De burger, iedere burger, moet rechtsstatelijke garanties van veiligheid en rechtvaardigheid ervaren. De rechtsstaat is er voor hem of haar. Dit vraagt een regering die loskomt van efficiencydenken en rechtsstatelijk denken vooropstelt. Dit vraagt om een overheid die de burger, ieder apart, ziet voor wie die is. Dit vraagt om effectieve toegang tot een effectieve en gezaghebbende rechter. Want waar geen toegang is tot de rechter, begint de oorlog en faalt de rechtsstaat. Ik zie uit naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Recourt. De heer Backer.

De heer Backer (D66):

Dank aan de heer Recourt voor zijn indrukwekkende betoog. We hebben elkaar niet gesproken over de inhoud, maar mijn eigen betoog zal er zeer op lijken. Ik wou nog heel even stilstaan bij het punt van de ontbrekende rechtsstaat. Ik vind het beeld van die 298 witte stoelen voor de Russische ambassade, waarvan 3 voor onze oud-collega Witteveen en zijn vrouw en dochter, wel heel sprekend. Dat is zeg maar de morele kant ervan, maar er is ook nog een hele praktische kant: mensen gaan niet meer naar de rechter, want dat is gevaarlijk. Dat betekent dat er naar een alternatieve conflictoplossing wordt gezocht. Nou kom ik bij het punt. In de zaak van de Russische Federatie tegen Yukos is dat gedaan onder de arbitrage van het ECT, het Energy Charter Treaty. Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Haagse gerechtshof over die zaak?

De heer Recourt (PvdA):

Nee, dat heb ik niet.

De heer Backer (D66):

Ik haal het even aan, omdat het op twee punten interessant is. Er is geklaagd over het arbitrale vonnis. Dat kan onder het Nederlandse arbitragerecht. Ik zeg het maar even, want deze discussie werpt haar schaduw vooruit over komende discussies. Er kan worden geklaagd, en dat is gedaan, over de bevoegdheid van het arbitragehof en uiteindelijk heeft het hof Den Haag gezegd: de instantie was bevoegd en de uitspraak staat. Het hof bevestigt de uitspraak en veroordeelt de Russische Federatie tot betaling van 50 miljard schadevergoeding. Nou komt even het punt van de politieke rechter.

De voorzitter:

Kunt u de vraag kort formuleren?

De heer Backer (D66):

Dit is wel een belangrijk punt, voorzitter. Denkt u dat een rechter die instructies van de politiek ontvangt, in de verhouding tussen Nederland en de Russische Federatie, waar allerlei andere dingen spelen, waaronder het proces dat ik net noemde, daarover in vrijheid zou kunnen spreken?

De heer Recourt (PvdA):

Dat is bijna een retorische vraag. Het is evident dat een rechter moet rechtspreken. Ik zei het zelf al. De vraag die hem of haar voorgelegd wordt, moet beantwoord worden. Een heel enkele keer kun je zeggen: ik schuif dit door naar het bordje van de politiek, want dit kan niet. Maar in het algemeen moet je in de ruimte stappen die gegeven wordt. Dat is hier dus kennelijk ook gebeurd. De rechter heeft deze zaak op zijn bordje gekregen en moest dus kijken of dat arbitrale vonnis in stand gehouden moest worden. Uiteraard, op het moment dat de politiek zich ermee gaat bemoeien, is de rechtsstaat in zwaar weer. Maar in Nederland is het gelukkig nog niet zover.

De voorzitter:

De heer Backer, derde.

De heer Backer (D66):

Ik haal het aan omdat het een opmerkelijke uitspraak is, maar niemand het erover heeft gehad. Ik ben blij dat we er even over hebben kunnen spreken. Dank u wel.

De heer Recourt (PvdA):

Als laatste reactie: gisteren bij de hoorzitting bleek maar weer dat de rechter in 99,9% van de gevallen terughoudend is. Nederland heeft geen activistische rechtspraak en laten we dat er dan ook niet van maken.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Recourt. Dan ga ik naar mevrouw Baay-Timmerman.