Plenair Dittrich bij voortzetting behandeling Tijdelijke wet maatregelen covid-19



Verslag van de vergadering van 26 oktober 2020 (2020/2021 nr. 6)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.15 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dittrich i (D66):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de drie bewindslieden voor hun uitgebreide en zorgvuldige beantwoording. Die heeft heel veel vragen van mijn fractie weggenomen. Ik kan dus ook redelijk kort zijn in mijn tweede termijn. Ik ben mijn bijdrage begonnen met het wetgevingsproces en de maatschappelijke commotie die daarover ontstond. Minister De Jonge heeft daar heel ruiterlijk op geantwoord dat het procesmatig en inhoudelijk beter had gemoeten. Daar wil ik het dan verder ook bij laten, want ik denk dat het voor ons allemaal belangrijk is dat we naar de toekomst kijken en dat we deze geschiedenis verder overlaten aan onder andere de Onderzoeksraad voor Veiligheid, die ook nog onderzoek gaat doen of al aan het doen is naar allerlei zaken rond corona.

Het tweede punt dat ik kort aan de orde wil stellen, is dat punt over de rol van de Eerste Kamer in relatie tot die van de Tweede Kamer. Nou, we hebben allemaal het advies van de Raad van State gelezen, we hebben de uitgebreide beantwoording gehoord, dus daar is zeer veel meer duidelijkheid over gekomen. Ik kan wel zeggen dat ik in mijn eigen bijdrage in eerste termijn begon met te zeggen dat wij als fractie een zeker ongemak voelden bij dat amendement vanuit de Tweede Kamer. Dat ongemak is er toch nog wel op een aantal onderdelen, en met name richt zich dat op de verlenging van de wet. Dus ik kan me heel goed voorstellen dat, als de wet verlengd gaat worden, als het kabinet dat wil en er informatie komt naar de Tweede en de Eerste Kamer, we dan toch nog eens goed kijken of die rolverdeling adequaat is geregeld.

Het derde punt dat ik aan de orde zou willen stellen, is voor ons erg belangrijk: de verdringingskwestie van de reguliere gezondheidszorg. Daar heeft de minister van Volksgezondheid ook uitgebreid op geantwoord. Wat ik eruit begrijp, is — even kort samengevat — dat het veld daar ook druk mee bezig is en daar ook allerlei plannen en voorstellen voor ontwikkelt. Ik kan in deze termijn zeggen dat wij dat nauwgezet zullen volgen, want we denken dat het voor mensen in Nederland enorm belangrijk is om te weten hoe het gaat met de verdringing van de reguliere gezondheidszorg door de coronazorg.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik hoor de heer Dittrich nu toch anders praten dan in zijn eerste termijn. Hij zegt dat er toch nog wel eens even goed gekeken moet worden naar hoe dat nou gaat met die instemming van de Eerste Kamer. Nou, het is in ieder geval positief dat er wat voortschrijdend inzicht is waar te nemen bij D66. Gaat dat ook betekenen dat u mijn aangepaste motie om dat te bewerkstelligen, gaat steunen zo meteen?

De heer Dittrich (D66):

Ik heb uw aangepaste motie nog niet gezien. Sorry daarvoor.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Die zal ik dan even voor u ronddelen.

De heer Dittrich (D66):

Maar ik kan u zeggen dat wij vóór de stemming een fractievergadering hebben, en daar zullen we natuurlijk alle moties die zijn ingediend in dit Kamerdebat bespreken. Ik weet niet wat er in uw aangepaste motie staat, maar dat hoor ik straks dan wel. Maar wat ik erg belangrijk vind, is dat deze wet wordt aangenomen, dat we ook weer aan het werk gaan, en dat mensen in Nederland weten: dit is de wet, dit is afgesproken. En mijn inhoudelijke bijdrage was dat, als het tot een verlenging zou komen — en we mogen er wel van uitgaan dat dat voorstel gedaan wordt — we dan ook weer eens kijken naar die rolverdeling tussen Tweede en Eerste Kamer.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ja, maar er is natuurlijk maar één moment om dat te regelen, en dat is nu, vóór de stemming; en niet dat we over een aantal maanden nog eens gaan kijken. We moeten nu het ijzer smeden, als het heet is. Het is nu aan de orde, dus ik ga u straks nog wel even benaderen om te kijken of ik u met mijn motie mee kan krijgen.

De voorzitter:

Het lijkt me goed als we nu doorgaan.

De heer Dittrich (D66):

Ik wacht de tweede termijn van de heer Otten af, maar het wil niet gezegd zijn dat nu het moment is en verder nooit meer.

Voorzitter. Het volgende punt is de communicatie. Het is altijd lastig om precies te gaan vertellen wat je gaat doen met die communicatie, maar het is natuurlijk wel belangrijk dat mensen in Nederland weten wat er nu is afgesproken, wat er in de wet staat en wat de vervolgstappen zijn. Dus nogmaals mijn oproep om dat op een heldere manier te doen. Ook dat zullen wij volgen en we zullen daar bij gelegenheid met het kabinet op terugkomen, mochten we denken dat dat niet goed genoeg is.

Voorzitter. Nog twee kleine punten. De desinformatie. Ik zou alleen willen zeggen dat de overheid wel moet oppassen dat de overheid niet de rol op zich gaat nemen om te gaan zeggen: deze meningsuiting is wel goed, en deze niet. Als dat in een land als Polen zou gebeuren — ik noem maar even een voorbeeld — zouden we ook zeggen: dat gaat echt te ver. Dus wat dat betreft moet er wel voorzichtigheid worden betracht, maar moet uiteraard, als er feitelijke onjuistheden of wat dan ook gebezigd worden, dat natuurlijk vanuit de overheid naar voren gebracht worden.

Tot slot, voorzitter. Er was even een punt aan de orde over covid en de tijdelijke verkiezingen. De minister van Binnenlandse Zaken zei, heel terecht: 18 november zijn er al herindelingsverkiezingen. Morgen bespreken we dit onderwerp in de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken. Ik snap de urgentie heel goed. Ik heb de heer Van Pareren gehoord, die dat ook aan de orde heeft gesteld. Ik hoop, zeg ik tegen de collega's, dat we morgen kunnen afspreken dat we zo snel mogelijk handelen en al op 3 november kunnen stemmen, zodat de mensen in de gemeentes weten waar ze aan toe zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Dittrich. Dan is het woord aan de heer Van Dijk namens de fractie van de SGP.