Plenair Crone bij behandeling Wet verandering koppeling AOW-leeftijd



Verslag van de vergadering van 24 november 2020 (2020/2021 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.02 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Crone i (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik zal de schoonmaker danken. Vorig jaar stond ik hier op 1 juli. Toen was er een maidenspeech over dit onderwerp van de AOW-leeftijd. Ik had me er 37 jaar op voorbereid. Mijn eerste baan was namelijk op het ministerie van Sociale Zaken, waar ik sommetjes over de vergrijzing moest maken. Ik zal niet zeggen dat ik goed kan rekenen, maar het is wel precies uitgekomen. Natuurlijk wisten we 37 jaar geleden ook al wie op dat moment en daarna nog geboren zouden worden en hoe het verder zou gaan met de vergrijzing, zij het dat de levensverwachting nog harder is gestegen dan we toen dachten. Ik had me vorig jaar dus 37 jaar op het debat voorbereid en vandaag heb ik me 38 jaar voorbereid op dit debat.

Voorzitter. We hebben na de oorlog wel wat meegemaakt in dit land, want de levensverwachting is enorm gestegen. Straks zal ik nog wat zeggen over de arbeidsparticipatie en het aantal mensen die werken. Maar de kern van dit wetsontwerp steunen we graag, want het was toch te gek om voor één jaar levensverwachting extra een jaar later met pensioen te gaan en dus langer te moeten werken? Want we werken toch om te leven? We leven niet om te werken. Dat een-op-eenverband vonden we sociaal gezien te ver gaan.

Deze wet is een gevolg van de motie-Buma van 17 november 2018. Ik heb Buma nog even gesproken. Hij is naar Leeuwarden vertrokken, dus neem ik het stokje over. De motie is uitgevoerd. Het kabinet heeft onderzoek gedaan en het RIVM — laten we daar maar een streep onder zetten: het RIVM — vindt dat dit verantwoord is. We steunden de inhaalslag die er is gemaakt bij het pensioenakkoord, waar dit een onderdeel van is. We vonden dat er een inhaalslag gemaakt moest worden: van 65 naar 67 jaar. We weten immers allemaal dat de oorspronkelijke leeftijd sinds 1957 nooit is aangepast. Maar vanaf 1957 is de levensverwachting wel gestegen. In de traditie van Drees en Suurhoff is daar wel over gesproken: is het sociaal en sober om ook iets te doen aan die leeftijd van 65 jaar? Die kan niet ongewijzigd blijven, in de zin van ogen dicht, langer leven en geen arbeidsparticipatie. Als steeds meer mensen langer leven zonder dat daar werknemers tegenover staan, dan komt de betaalbaarheid echt in het geding.

Het aantal ouderen is dus gestegen. Dat komt door de levensverwachting, maar ook door de bevolkingsgroei zelf. Het is dus een volumeaspect. Er zijn meer mensen geboren na de oorlog en ze leven langer. Tegelijkertijd is de participatie natuurlijk enorm gaan dalen vanaf de zeventiger jaren. Twee getallen daarover zijn toch wel veelzeggend. Tussen 55 en 65 jaar kwamen steeds meer VUT-achtige regelingen, waardoor de participatie was gezakt. In de laatste vijftien jaar, waarin de VUT-regelingen wat zijn dichtgeschroeid, is de participatie weer hard gestegen: van 42% naar nu 71%. Meneer Kox zit geïnteresseerd te luisteren. Dit zijn geen formules, maar belangrijke feiten. Nog maar 42% van de mensen tussen de 55 en 65 werkte en die mensen hadden ook een hogere leeftijdsverwachting. Ik kan dus ook zeggen: meneer Van Rooijen, die mensen betalen die premie allang niet meer, maar zijn er wel van gaan genieten. Dat fiscalisering onvermijdelijk werd, in welke vorm dan ook, is natuurlijk ook simpel een kwestie van één plus één is twee.

Voorzitter. Gelukkig is de participatie nu gestegen naar 71%. Ook is de pensioenleeftijd zelf enorm opgelopen. Vorige week zijn we precies uitgekomen op 65 jaar als gemiddelde pensioenleeftijd. Die was twintig jaar geleden al gezakt naar 60. We hebben natuurlijk allemaal meegemaakt dat iedereen om ons heen al op de leeftijd van 59, 60 of 61 vertrok. Dat gold niet voor alle groepen, maar het gemiddelde is veelzeggend. Er moest dus een leeftijdscorrectie komen: een leeftijd tussen 65 en 67, waar we nu op zitten.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

In mijn bijdrage heb ik aangegeven dat een stijging van de AOW-leeftijd op zichzelf denkbaar is. Ik heb de minister gevraagd om dat nog eens uit te leggen. Ons probleem zit in die koppeling. Of het nou sneller gaat of langzamer, er zit een koppeling in de wet. Ik denk dat wij bijna het enige land in de wereld zijn dat niet alleen zo'n goed pensioenstelsel, maar ook deze koppeling heeft. Wat vindt u ervan om dat periodiek, om de vijf of tien jaar, te bekijken aan de hand van de ontwikkeling van de levensverwachting? Dan voorkom je eigenlijk ook wat we nu hebben: als de levensverwachting stijgt, gaat de AOW-leeftijd omhoog, maar als de levensverwachting daalt, zij het kortstondig, dan kan de AOW-leeftijd niet naar beneden.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben ook nieuwsgierig naar het antwoord van de minister, want volgens mij is er in de Tweede Kamer ook even over gesproken. Er zit een koppeling, maar volgens mij om de vijf jaar, want je kunt je langdurige investeringen, je pensioenpremie, je beleggingen en je pensioenfonds natuurlijk niet jaar op jaar veranderen. Het zou dus kunnen zijn dat de levensverwachting zo indondert, al of niet door corona, dat je het omgekeerde zou kunnen krijgen en dat je wat eerder mag stoppen omdat de levensverwachting afneemt. Maar als het zo slecht gaat door corona, denk ik dat de economie ook instort en dat ook de participatie en de economische groei dus minder zullen worden. Ik ben dus benieuwd naar die balans, maar natuurlijk moet dat iedere vijf jaar bekeken worden en dan kan het kabinet reageren met maatregelen. Die kunnen vrijwillig zijn — langer doorwerken — en die kunnen onvrijwillig zijn. Dat is een terecht thema.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Het is juist wat de heer Crone zegt: er is in ieder geval nog een anticipatie van vijf jaar. Maar daar doelde ik niet op. Ik wijs op wat mevrouw Merkel destijds deed in Duitsland, dat toch een beetje een vergelijkbare economie heeft. Zij had de politieke moed om al een paar jaar geleden te zeggen dat er tot 2030 een standstill is van de AOW-leeftijd. Die is wat hoger dan bij ons, ook nu nog, namelijk 67 jaar. Mijn vraag aan u is: wat vindt u daarvan? Dan kun je dat na vijf of tien jaar dus weer eens bekijken. Dan weet je wat er intussen gebeurd is.

De heer Crone (PvdA):

Ik zou bijna zeggen: ik ben niet de premier. Maar ik citeer hem nu uit de Politieke Beschouwingen, want toen had u ook dit soort vragen. Hij zei toen: wees voorzichtig met vergelijken met andere landen. Want Duitsland heeft weer een ander systeem. We hoorden net al over het opbouwsysteem in Italië. Iedereen roept maar in de kranten: daar gaan ze zo vroeg met pensioen. Ja, maar dan krijg je ook veel minder. Wij kunnen morgen de pensioenleeftijd op 62 jaar stellen, maar gelet op de AOW- en de pensioenpotten gaat de uitkering dan niet naar 70% of 80%, maar naar 45% van het laatste inkomen. Ik hoorde de SP daar net voor pleiten. Dat gaan we toch niet doen? Wij hebben dus een ankermoment en daaromheen bewegen we. Anderen hebben een bewegend ankermoment. Die hebben dus een sleepanker. Er zijn nergens zoveel arme ouderen als in Duitsland, want daar hebben ze die AOW niet. Wilt u dat?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik vind het heel slim dat u mijn vraag in een breder antwoord trekt.

De heer Crone (PvdA):

Feiten zijn nooit slim.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Wat u zegt, kan ik niet helemaal ontkennen. Ze hebben in Duitsland geen aanvullend pensioenstelsel. Eigenlijk heeft heel Europa dat niet. Wij hebben overigens een wat lagere AOW-uitkering, mede omdat we dat fantastische pensioenstelsel hebben. In andere landen is de staatsuitkering in vergelijking met ons AOW-pensioen zelfs wat hoger. Maar mijn punt was: wat vindt u ervan om de Duitse variant, althans op het punt van de AOW-leeftijd, te bekijken?

De heer Crone (PvdA):

Dat zou cherrypicking zijn van een elementje uit Duitsland. Daarom was mijn antwoord wel degelijk to the point, want je kunt niet overal cherrypicking doen: de laagste leeftijd, de laagste premie, de minste fiscalisering. Wij hebben een balans. U zegt dat wij geen hoge AOW hebben. We hebben een hele hoge AOW, maar ten opzichte van de pensioenen is die laag, omdat de pensioenen ook zo hoog zijn. We hebben dus nog steeds het beste stelsel van de wereld, het relatief grootste omslagdeel en het relatief grootste pensioendeel ten opzichte van andere landen. Voor Frankrijk geldt hetzelfde: daar moet je heel lang werken, veel uren maken en geen breukjaar hebben. Die mensen werken dadelijk echt allemaal door, ook tot 67, want anders hebben ze gewoon te weinig AOW en pensioen. Ons systeem is niet zo slecht.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, tot slot.

De heer Crone (PvdA):

Ik ga er steeds meer in geloven, nu ik het zo zeg.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja. Dat stimuleert mij ook in mijn eigen denken; dat even terzijde. U noemde de fiscalisering van de AOW. Kunt u mij eens uitleggen waarom fiscalisering van de AOW rechtvaardig is als mensen met een AOW en een pensioen van maximaal €25.000 €5.000 aan de top betalen over hun AOW — in mijn geval is dat ook zo — en over het aanvullende pensioendeel van €25.000 ook nog eens €5.000 betalen? Bij een aanvullend pensioen van €25.000 of meer houden ze netto van die €10.000 dus 0,0 over en dat pensioen van €25.000 wordt al vijftien jaar geïndexeerd. Kunt u mij dat uitleggen?

De heer Crone (PvdA):

Ik heb in de Volkskrant en andere kranten nog een stuk geschreven om aan de heer Van Dam uit te leggen dat fiscalisering een alternatieve optie was c.q. samen met AOW-leeftijdsverandering kon plaatsvinden. Ik kreeg toen gewoon gelijk van iedereen die het een beetje kan uitrekenen. Of je moet de AOW-premie zover verhogen … Maar toen zei Marcel van Dam net zoiets als u: "Ik heb toch al mijn hele leven AOW-premie betaald?" Weet u hoe laag de pensioenpremie was in 1960, om maar wat te noemen? Die was gewoon veel lager dan nu. Die mensen hebben toen dus weinig betaald, terwijl ze nu nog genieten van hun pensioen. Dat is ze gegund, maar die mensen hebben toen niet betaald voor hun eigen levensverwachting. Die rekening ligt nu dus bij de jongeren. Daarom is terecht gezegd: we fiscaliseren het en dan betalen niet de arme ouderen het — want die betalen niks; die krijgen zelfs een ouderenkorting — maar de rijkere ouderen betalen het wel. Dat is heel terecht. Onder de 65 wordt de fiscalisering overigens ook niet betaald door armen, maar via ons progressieve stelsel. God, ik kan die artikelen van twintig jaar geleden bijna uit mijn hoofd citeren.

De voorzitter:

De heer Van Rooijen, tot slot.

De heer Crone (PvdA):

Het is draagkracht. Het is niet leeftijd pakken, maar draagkracht pakken. Als grondslag pakken, bedoel ik.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Het wordt heel geanimeerd eigenlijk. Ik weet niet of we dat lang moeten doen; dat komt later wel een keer. Ik had nog één opmerking. Weet u nog wat er gebeurde toen PvdA-lijsttrekker Bos zei: wij gaan de rijke ouderen AOW-premie laten betalen? Toen werd hem gevraagd wie de rijke ouderen waren. Nou, dat waren dan de mensen met een pensioen van €15.000. De volgende dag verloor de Partij van de Arbeid tien zetels.

De heer Crone (PvdA):

Ik geloof dat ik dag en nacht tegelijktijd aan de linkerhand en de rechterhand van de heer Bos liep. Ik had de sommetjes helpen maken, zal ik maar bescheiden zeggen. Het was niet het pakken van ouderen en niet het pakken van jongeren. Het was het mee laten betalen via de belasting door mensen met sterkere schouders, onder de 65 en boven de 65. U framet het dus helemaal verkeerd door net te doen alsof de ouderen allemaal moesten betalen. Dat was niet het geval. De koopkrachtplaatjes waren tot op tienden achter de komma nauwkeurig gelijk. Die sommen heb ik overigens óók nog in mijn bureaula liggen. Ik zal ze u ook sturen.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, dit wordt echt de laatste.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, zeker, voorzitter. Ik wou net zeggen: ik durf geen vragen meer te stellen.

De heer Crone (PvdA):

Het wordt veel te leuk!

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik ben allang door de drie interrupties heen, maar we vinden het allemaal toch wel een beetje relevant, denk ik. Het gaat nu niet over welles-nietes — ik praat daar graag een andere keer met u over — maar mijn herinnering is dat Bos toen aankondigde dat voor de aanvullende pensioenen van de rijkere ouderen, zoals hij dat noemde, die belasting er zou komen. En toen hem gevraagd werd wat hij daaronder verstond, bleek dat €15.000 bruto te zijn. En dat is naast de AOW heel weinig. Dat was het punt. Die bosbelasting bestaat overigens nu nog in een andere vorm, doordat de ouderen gewoon gepakt worden via een mindere inflatiecorrectie.

De heer Crone (PvdA):

Het frame "bosbelasting" is toen door uw toenmalige partijleider Balkenende gelanceerd. Het was geen aparte belasting. Het is nooit een bosbelasting geweest. Het was een tariefsaanpassinkje in de inkomstenbelastings- en AOW-premiesfeer, zoals kabinetten daarvoor, waar uw partij ook in had gezeten, al twintig jaar deden. Hij draaide iets harder aan een knopje en aan een ander knopje, maar het frame is helemaal de andere kant op ontploft.

De heer Kox i (SP):

Het is altijd leuk om op zo'n dinsdagmiddag te horen dat de man achter de bosbelasting, die geen bosbelasting was, niet Wouter Bos was, maar Ferd Crone. Dat is toch leuk om dat nu weer te weten! Er zijn veel partijen waarin er eenheid van denken is.

De heer Crone (PvdA):

Nou, er zijn niet veel partijen waarin er eenheid van denken is.

De voorzitter:

Ik heb het woord gegeven aan de heer Kox.

De heer Kox (SP):

Verder was het collega Crone al opgevallen dat ik oplettend zat te luisteren naar zijn verhaal, maar heeft hij kennelijk op een iets andere manier naar mijn verhaal geluisterd. Hij zei namelijk licht verwijtend in mijn richting dat ik gepleit had voor een vroegere AOW voor een veel lager percentage. Nou wordt alles wat wij zeggen hier keurig meegeschreven, dus kan collega Crone nalezen dat ik dat in ieder geval niet gezegd heb … Ja, precies, de heer Van Rooijen misschien! Waar is hij nu?

Minister Koolmees i:

Gevlucht!

De heer Kox (SP):

Als hij iets zegt is het altijd interessant, maar dan heb ik het niet gezegd. Wat ik heb gezegd, en daar wil ik collega Crone over bevragen, is dat naar de mening van mijn partij de aanvliegroute verkeerd is geweest. Ze zijn begonnen met te zeggen: we gaan een recht afnemen van mensen door de leeftijd te verhogen en daarna gaan we zien wat de effecten zijn. Mijn partij heeft bepleit om eerst te zorgen dat mensen langer kunnen werken. Verbeter de arbeid; maak de arbeid meer geschikt. En mijn partij heeft gezegd: ga nou inzetten op het aantrekkelijker maken van het werken na je 65ste. Het interessante was dat het niet alleen mijn partij was die dat voorstelde, maar vooral ook de partij van collega Crone. Wij liepen gelijk op. Op enig moment is daar een verandering in gekomen, maar deelt …

Minister Koolmees:

Dat gebeurt vaker.

De heer Kox (SP):

Dat is ook goed, dat mag. Links loopt wel altijd vooruit, maar niet altijd tegelijkertijd. Maar mijn vraag is of collega Crone het er nog steeds mee eens is dat we eigenlijk aan het begin een fout hebben gemaakt en daardoor veel vertrouwen van burgers hebben verloren. Als we eerst de arbeid meer geschikt hadden gemaakt en de arbeid na 65 meer aantrekkelijk hadden gemaakt, dan hadden we wellicht hetzelfde resultaat bereikt. Dat is althans mijn perceptie.

De heer Crone (PvdA):

We hoeven niet een wedstrijdje te doen wie in het verleden de meeste fouten heeft gemaakt, maar ik heb altijd zelf gevonden en geschreven dat als de levensverwachting toeneemt en de participatie afneemt, je altijd aan twee kanten iets moet doen. Dan moet je de participatie bevorderen. Nou, daar zijn onze partijen het meestal wel over eens geweest als het bijvoorbeeld gaat om vrouwenparticipatie en participatie van minderheden. Ook zijn toen een keer de VUT-regelingen dichtgeschroeid. Daar hadden we meer pijn over in onze buik. Je ziet nu wel wat voor effect dat heeft gehad. Dus, we hebben voortdurend maatregelen bepleit voor lage inkomensgroepen, minder gezonde mensen, lager opgeleiden enzovoorts, omdat die vaak het slachtoffer zijn van het verlengen van dit soort regelingen. Daar heb ik straks nog een korte vraag over aan de minister. Het is daarom heel belangrijk dat die RVU er nu komt, want dat is een onderdeel van het pakket. Langer werken, oké, maar dan moet iedereen het ook kunnen. De andere kant van de zaak is precies hetzelfde. Ik spreek alleen maar ouderen die zeggen: "Ik snap heus dat ik wat langer kan werken, want ik ben nu gezonder dan mijn vader toen hij 65 was". Dat voelen mensen zelf. En ze zeggen: als ik het niet doe, moeten de lasten voor de werkenden — dat zijn mijn kinderen — nog hoger worden. Het aantal mensen dat werkt ten opzichte van het aantal ouderen verandert van 1 : 1 naar dadelijk 1 : 5. Dat is geen formule. Het is heel simpel: hoe gaat u een AOW betalen vanaf 65 jaar als er dadelijk minder werkenden en er zo veel 80- of 90-plussers zijn? Dat is een vraag aan u.

De heer Kox (SP):

Dat is een eeuwige vraag, want het was ook minister Liefting die tegen Willem Drees zei: "Het is onbetaalbaar wat je wil. Dat zal nooit betaald kunnen worden uit de financiën van het Rijk." Toen zei Drees, zuinig als ie was: Piet, je zal zien dat dit toch echt te betalen is. Als wij zuinig met onze middelen omgaan, kunnen we ook zuinig op onze ouderen zijn. Het is maar een herinnering. Maar de vraag blijft: vindt de Partij van de Arbeid met ons nog steeds dat omdat we zijn begonnen met het afnemen van rechten, dat schade heeft berokkend? Het zijn met name de mensen met de zware beroepen die helemaal niet die gemiddelde leeftijd halen, die daar ver onder zitten en het zo gemeen hebben gevonden. Zij zeggen: wij gaan eerder dood en dan gaan ze de pensioenleeftijd ook nog verhogen. Ik kom uit een familie met heel veel mensen die nu de pensioenleeftijd bereiken en die blij kunnen kijken naar de gemiddelde leeftijd, maar ik durf voor weinig van mijn broers en zussen de garantie te geven dat ze die gaan halen op basis van het werk dat ze verricht hebben. Daar hebben we het mee te doen, maar dat is mijn kritiek op het beleid van de afgelopen regeringen en deze regering. Maar ik heb ook gezegd: we hebben het ermee te doen. We hebben een andere keuze gemaakt, maar ik wijk niet af van het standpunt dat de PvdA, GroenLinks en de SP aanvankelijk hadden, namelijk maak eerst de arbeid meer geschikt, maak eerst het doorwerken na 65 interessant en kom dan pas aan de rechten.

De heer Crone (PvdA):

Als beide pensioenakkoorden een steun van rond 80% krijgen van de vakbeweging, dan denk ik dat dat niet zo slecht is, want iedereen snapt die balans. Men leeft langer, men is gezonder en men kan dus best wat langer werken, want men weet: als ik het niet doe, moeten mijn kinderen nog meer belasting betalen. Die balans is er. Maar ik kom nu graag op mijn vraag aan de minister. Ziet hij iets veranderen in de levensverwachting? Dat is even het coronapunt, zal ik maar zeggen. Dan herhaal ik de vragen die net zijn gesteld. Gaan we dit iedere vijf jaar herijken? Hoe werkt dit dan technisch uit? Ik zie de levensverwachting niet zo snel dalen. Maar goed, het zou toch kunnen gebeuren. Gaat dan de AOW omlaag? Wat betekent het voor de andere kant van de zaak? De participatie heeft natuurlijk ook een tikje van corona meegekregen, al valt het nog steeds wel mee met de werkloosheid. Maar stel dat dat structureel gebeurt — in die zin is dat in deze cijferreeks nog niet zo gauw dramatisch — kunnen we dan voor vijf jaar een vrij stabiel besluit nemen?

Mevrouw Moonen i (D66):

Ik zit met belangstelling naar uw betoog te luisteren, meneer Crone. We hebben iets gemeenschappelijks. Op 2 juli 2019 had ik ook mijn maidenspeech, net als u. Ik heb toen namens D66 inbreng geleverd bij de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd. Een van mijn punten was indertijd het punt dat u nu ook maakt: worden mensen genoeg gestimuleerd om juist langer door te werken dan de AOW-gerechtigde leeftijd? Dat punt maakte ik precies om de reden die u nu aangeeft: de verhouding werkenden/niet-werkenden. Minister Koolmees reageerde toen op mijn vraag door te zeggen: in principe staat werkgevers en werknemers niets in de weg om met elkaar afspraken te maken om langer door te werken. Mijn vraag aan de heer Crone is: ziet u nog aanvullende mogelijkheden om juist te stimuleren dat mensen, zeker mensen die daar fysiek en intellectueel goed toe in staat zijn, doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd? Dat is ook altijd een belangrijk punt geweest voor D66.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben er altijd voor, maar ik lees ook altijd weer dat er een balans is. Werkgevers vinden het wel prettig om een einddatum te hebben. De vrijwilligheid zit vaker aan de kant van de werknemer die door wil werken, terwijl de werkgever dan om welke reden dan ook denkt: ik wil voor jou wel een ander. Laat de minister het beantwoorden, maar ik ben er altijd voor dat mensen vrijwillig kunnen doorwerken. Ik zal nu toch maar onthullen dat ik nu slachtoffer of onderwerp ben, want ik ben vorige week de pensioengerechtigde leeftijd gepasseerd. Maar de grijze cellen doen het nog goed geloof ik, want in ieder geval mijn langetermijngeheugen is nog goed. Op de korte termijn gaat het ook nog wel even.

Ik wil nog even ingaan op die RVU-regeling, want mensen die inderdaad niet langer kunnen doorwerken, hebben natuurlijk een mooie balans gekregen in dit stuk, want in dit voorstel in het pensioenakkoord kunnen mensen toch wat eerder vervroegd uittreden. Ook daar zijn wij achteraf gezien iets doorgeslagen in het dichtschroeien van VUT-achtige regelingen. Ik wil de minister iets vragen, mede gelet op welke uitvoeringsproblemen we nu kennelijk überhaupt gaan krijgen. Vanmorgen stonden er weer enorme stukken in de krant over hoe de pensioenfondsen het allemaal moeten gaan uitvoeren. Maar goed, wanneer komt dat RVU-stuk hier? Hier zullen we ook een zware uitvoeringstoets op leggen, naast het principe. Ik hoop dat de minister straks ook kan zeggen dat dat niet zonder een zeer soepele uitvoering kan plaatsvinden.

Over de levensverwachting hebben we al gesproken, voorzitter. Het laatste is dan de participatie. Deze maatregelen zijn goed betaalbaar, omdat de participatie op hoog niveau is gekomen en waarschijnlijk blijft. Maar daarop krijg ik ook antwoord van de minister.

Ik rond af, voorzitter. Wij zijn blij met deze sociale aanpassing van de AOW-leeftijd. We werken om te leven en we leven niet door omdat we het werk moeten doen. Het ankerpunt is daarmee voor de pensioenregels in algemene zit verbeterd. Daar stemmen wij dan ook van harte mee in. Het is in de traditie van Drees: sociaal, fatsoenlijk, eerlijk en betaalbaar.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Crone. Wenst een van de leden nog het woord in de eerste termijn? Dat is niet het geval.