Plenair Van Rooijen bij behandeling Wet verandering koppeling AOW-leeftijd



Verslag van de vergadering van 24 november 2020 (2020/2021 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.45 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. De vergrijzing is de politieke toverbal en mantra voor besluiten die ouderen raken. Ouderen zijn dan het kind van de rekening. Ik geef een voorbeeld. Werkenden betalen effectief steeds minder AOW-premie. Uit antwoorden van de minister op onze vragen blijkt dat zelfstandigen geen AOW-premie betalen, behalve bij €35.000 aan inkomen, en werknemers 1,6% tot 8,9%. Dat werkenden zo weinig AOW-premie betalen, is een gevolg van de extreem hoge arbeidskorting boven de €4.000 naast de algemene heffingskorting van ruim €2.000. Dit is de zogenaamde indirecte fiscalisering: doordat de werkenden veel te weinig AOW-premie betalen, moeten de gepensioneerden, de AOW'ers, dat doen via de belastingbetaling aan de steeds hogere rijksbijdragen. De veel te laag betaalde AOW-premie leidt dus tot een hogere rijksbijdrage, die steeds harder stijgt. Sommige politieke partijen willen een drastische stap zetten, te weten de echte fiscalisering van de AOW, wat betekent dat gepensioneerden 18% AOW-premie moeten gaan betalen, terwijl de werkenden gemiddeld 5% betalen. Het kan verkeren. In het conceptverkiezingsprogramma van D66 staat een fiscalisering — dat is een gedeeltelijke, maar het begint meestal gedeeltelijk — en nu zijn er 150 gepensioneerde leden van D66 die zeggen dat ze op die manier het kind van de rekening worden. Waarvan akte.

De AOW is een volksverzekering waarvoor 18% AOW-premie moet worden betaald totdat de AOW ingaat, en dan krijgt iedereen daarna een gelijke AOW-uitkering. Het zal duidelijk zijn dat mijn partij ook tegen de echte fiscalisering van de AOW is. Het gevolg zou namelijk zijn dat AOW'ers netto niets, maar dan ook niets meer van hun AOW-uitkering overhouden. Zij moeten namelijk 18% gaan betalen over het aanvullend pensioen. Om het even helder te zeggen: bij een AOW van €10.000 en een aanvullend pensioen van €25.000 ga je 18% over die €25.000 betalen. Dat is bijna €5.000. En daarnaast betaal je over die AOW aan de top van je inkomen vaak, zoals ook in mijn geval, ook nog eens 50%. Dat is nog eens €5.000. Die hele €10.000 bruto gaat dus via €5.000 inkomstenbelasting en €5.000 AOW-premie helemaal naar nul. Het is maar dat we het allemaal goed voor de geest hebben.

Het tweede voorbeeld van dat ouderen het kind van de rekening zijn — ik moet het toch noemen; daar gaan we weer — speelt bij de pensioenen. Werkgevers en werknemers betalen een niet-kostendekkende premie, al vele jaren. De oorzaak is dat voor de berekening van de premies wordt uitgegaan, of mag worden uitgegaan, van een verwacht rendement van 3% tot 4%. Geleidelijk aan is de premiedekkingsgraad daardoor gedaald tot 60% tot 70%. Het gevolg is dat de dekkingsgraad voor pensioenfondsen ook flink daalt. Het wordt nog erger, want daar komt nog bij dat voor de berekening van de pensioenverplichtingen uitgegaan moet worden van een rekenrente van 0% voor de komende 60 jaar. Wie snapt het nog? Voor de premies mag je rekening houden met een verwacht rendement van 3% tot 4% en voor de verplichtingen met 0% voor de komende 60 jaar. Dat betekent dus dat de premie er met een verwacht rendement geen rekening mee houdt dat het bij de verplichtingen tegen 0% moet. Daardoor is per definitie de betaalde premie altijd te weinig voor de nieuw opgebouwde verplichtingen waaraan het pensioenfonds moet voldoen. Dat heeft uiteraard ook grote gevolgen voor de dekkingsgraad, die inmiddels voor de meeste fondsen tot beneden de 100% is gedaald, en die voor het ABP en Zorg en Welzijn zelfs onder of net op de 90% zit. Waarom zijn gepensioneerden dan het kind van de rekening? Dat is eigenlijk heel eenvoudig. Als de dekkingsgraad onder de 90% zit, wat al een paar keer is gebeurd, dan moeten de pensioenen gewoon worden verlaagd, gekort.

Voorzitter, dan de AOW-leeftijd zelve. 50PLUS heeft altijd het standpunt ingenomen dat de AOW-leeftijd niet gekoppeld moet worden aan de levensverwachting. Wij zijn in ieder geval blij dat de AOW-leeftijd nu minder snel stijgt. Mijn fractie heeft een aantal vragen.

Een. Kan de minister nog eens de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting uitleggen? We zijn namelijk altijd bereid om nog eens goed te luisteren. Wat zijn de bezwaren van een heroverweging van de AOW-leeftijd bijvoorbeeld om de tien jaar in plaats van een automatische koppeling aan de levensverwachting? Dat zou meer vertrouwen en zekerheid geven aan aankomende ouderen.

Twee. Wat vindt de minister van de Duitse aanpak, die mij zeer aanspreekt, om de pensioenleeftijd bijvoorbeeld vast te leggen op 67 jaar tot 2031? Mevrouw Merkel heeft dat destijds als lijsttrekker en ook als kanselier klip-en-klaar aan de bevolking kond gedaan.

Drie. In welke mate kan of moet Nederland rekening houden met de ontwikkeling van de pensioenleeftijd in andere eurolanden en in de overige EU-landen? Kan de minister reageren op de ontwikkeling, of de niet-ontwikkeling, van de pensioenleeftijd in België, Frankrijk en Italië? Ik zal daar niet over uitweiden, want dan wordt het een Italiaans drama. En ook een Frans drama trouwens.

Vier. Kan de minister toelichten waarom niet is gekozen voor de koppeling 1:0,5, gelet op de verhouding tussen werkzame jaren en pensioenjaren, die globaal 1:0,5 is?

Vijf. In welke mate moet het houdbaarheidssaldo leidend blijven, gelet op onze structureel veel betere positie ten aanzien van de financiering?

Voorzitter. Dat waren onze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik graag het woord aan de heer Kox, namens de fractie van de SP.