Plenair Vendrik bij gezamenlijke behandeling



Verslag van de vergadering van 7 december 2020 (2020/2021 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.47 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. U noemde net in uw inleiding al een indrukwekkende lijst van wetsvoorstellen die we in één debat bespreken. Het is een uitgebreid pakket, eigenlijk een te uitgebreid pakket voor een fatsoenlijke behandeling in zo korte tijd in het late najaar.

Voorzitter. Dat verschijnsel hebben we vorig jaar ook al geproblematiseerd en ook besproken met de vorige staatssecretaris van Financiën, en over dit pakket is ook al het nodige ongenoegen gewisseld in de Tweede Kamer, heb ik gezien. Ik herhaal ook maar hier dat dit eigenlijk zo niet moet. De verzachtende omstandigheid is — de staatssecretaris van Financiën heeft dat ook aangegeven — dat de coronacrisis hier een spelbreker is geweest. Daar heeft mijn fractie begrip voor, maar het blijft toch wringen.

Voorzitter. In de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris al gereageerd op de aanbeveling die hier relevant is van de Studiegroep Begrotingsruimte. De essentie is dat het besluitvormingsmoment in het kabinet over het lastenbeeld eigenlijk zo veel mogelijk naar voren gehaald moet worden, idealiter op één hoofdbesluitvormingsmoment met de uitgaven in het voorjaar. Ik nodig de staatssecretaris uit om er hier in deze Kamer ook op te reageren. Het is welkom als hij niet alleen hier reageert, maar ook wil toezeggen om hier een stevig punt van te maken in het overdrachtsdossier aan zijn opvolger. Want we gaan naar verkiezingen en een nieuw kabinet en ook deze staatssecretaris krijgt een opvolger. Dan kan hij overigens meteen ook zijn opvolger vertellen over de motie-Hoekstra en de recente motie-Sent. Dat maakt het plaatje meteen weer even rond en dan hebben we dat geregeld. Dank, staatssecretaris.

Voorzitter. De staatssecretaris heeft aangegeven dat het fiscale beslag van de verschillende coronapakketten van het kabinet nu zo'n 17 miljard euro beslaat. Dat betreft uitgestelde belastingheffing. De fractie van GroenLinks hoopt zeer, net als iedereen, dat in 2022 er echt weer perspectief ontstaat, hoe sneller hoe beter, voor mensen en bedrijven dat restrictieve maatregelen gaandeweg versoepeld kunnen worden, dat de economie weer opengaat en dat de scherven van de coronacrisis kunnen worden opgeruimd. Dat geldt dus ook voor de fiscale scherven. Ik vraag de staatssecretaris hier uiteen te zetten hoe de Belastingdienst zich voorbereidt op hoe om te gaan met deze 17 miljard euro aan achterstallige belastingen. De verhoren rondom het drama rond de kinderopvangtoeslag zijn een krachtige herinnering aan hoe in de uitvoering van overheidsbeleid, fiscaal beleid niet uitgezonderd, de menselijke maat verloren kan gaan en hoe de subtiele balans tussen billijkheid en rechtvaardigheid spaak kan lopen. Nu we dus om goede redenen, namelijk de coronacrisis, de fiscale schulden hebben laten oplopen, is de vraag relevant hoe ondernemers en zelfstandigen volgend jaar tegemoet worden getreden. Hoe gaat dat in zijn werk?

Voorzitter. Ik zou daar nog het volgende aan willen toevoegen. Ondanks alle inspanningen van het kabinet zal het in 2021 nog wel even duren voordat mensen en bedrijven echt de ruimte krijgen. Je zit dan snel na de zomer. Het beeld van de coronacrisis op dit moment geeft tenminste een wisselend beeld. Dat betekent dat getroffen bedrijven, bijvoorbeeld in de cultuur, de horeca en de evenementenindustrie, nog een behoorlijke tijd zonder of met weinig omzet tegemoet moeten gaan voordat ze weer vrij kunnen ondernemen. Dat maakt het vraagstuk van die 17 miljard en hoe daarmee omgegaan wordt alleen maar pregnanter. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Het behoeft geen betoog dat de uitvoerbaarheid van het fiscale stelsel van groot belang is. Dat is een open deur. Het is even evident dat een stevige fiscalestelselherziening gewenst is om het systeem zowel voor de belastingplichtige als voor de dienst beter uitvoerbaar te maken. Dat begint met de toeslagen, maar er zijn meer fiscale hervormingen nodig, om het stelsel ook eerlijker, groener en eenvoudiger te maken. Ik heb vorig jaar de vorige staatssecretaris van Financiën gevraagd hoe politieke partijen, en na de verkiezingen formerende partijen, zich er tijdig van kunnen vergewissen of hun fiscale agenda uitvoerbaar is, dan wel bijdraagt aan een betere uitvoerbaarheid. Kan de staatssecretaris hier toelichten wat daarvan de laatste stand van zaken is?

Uitvoerbaarheid is niet alleen van groot belang voor de dienst, maar vooraleerst voor belastingplichtigen. Is het stelsel voldoende toegankelijk en begrijpelijk, en beschikken de belastingplichtigen over voldoende, zoals dat tegenwoordig heet, denkvermogen? Ik begrijp uit de schriftelijke behandeling van de terechte vragen van de Partij van de Arbeidfractie dat het kabinet voortaan een doenvermogentoets zal uitvoeren bij fiscale wetgeving waar burgers en kleine ondernemers rechtstreeks mee te maken hebben. Kan de staatssecretaris nader toelichten hoe dat verankerd wordt in de jaarlijkse cyclus?

Voorzitter. De fractie van GroenLinks vraagt in dit verband ook wat de staatssecretaris leert van de gang van zaken met betrekking tot de rapporten van de Nationale ombudsman rondom de kinderopvangtoeslag. Het waren die rapportages die eerder serieus genomen hadden moeten worden door de Belastingdienst. Die rapportages zijn natuurlijk eigenlijk een doorlopende doenvermogentoets. Moet niet de conclusie van de bewindslieden van Financiën zijn — ik vraag dat ook aan de andere staatssecretaris — dat de bevindingen van de Nationale ombudsman structureel veel zwaarder moeten wegen? Wat is hierover de opvatting van het kabinet: hoe gaat dat?

Voorzitter. Dan de wetsvoorstellen, te beginnen bij het grote Belastingplan zelf. Vorig jaar, tijdens de behandeling van het vorige Belastingplan, heeft de vorige staatssecretaris mij toegezegd dat het kabinet tijdig de op dat moment voorziene verlaging van het algemeen tarief van de winstbelasting per 1 januari 2021 tegen het licht zou houden. Daarbij zou dan gekeken worden of een lastenverlichting voor bedrijven aanvaardbaar zou worden geacht in het licht van de gerealiseerde en verwachte contractloonstijging. Dat is enkele maanden daarna natuurlijk geheel anders gelopen met de coronacrisis. De uitkomst van de weging is inmiddels bekend. De verlaging van het algemeen tarief van de Vpb gaat niet door. Dat is wat mijn fractie betreft terechte, zogezegd echte, winst.

Mijn vraag in dit debat aan de staatssecretaris is: op welke grond en met welke motivering heeft het kabinet deze conclusie getrokken? Kan hij dat nader toelichten? Hoe zijn we in vier jaar tijd inhoudelijk en intellectueel van de afschaffing van de dividendbelasting, naar verlaging van het algemene tarief van de winstbelasting bij de BIK terechtgekomen?

Ik vraag dat omdat mijn fractie nog steeds niet goed snapt hoe bij wijze van alternatief het kabinet uitgekomen is op deze BIK. Een investeringssubsidie als deze is een aanbodinstrument, dat in een economisch tij als het huidige maar beperkte waarde heeft. Zo leest mijn fractie ook het CPB-rapport ter zake. Dat is ook goed te begrijpen: ondernemers en bedrijven weten op dit moment niet goed in welke wereld ze terechtkomen. Wil je de economie desondanks een oppepper geven en weer vertrouwen schenken, dan is een gerichte publieke investering veel meer voor de hand liggend. Maar daar kiest het kabinet niet voor. Voor zover de investeringen in deze tijd van grote onzekerheid wel plaatsvinden, hebben ze de BIK waarschijnlijk niet nodig. Dan is het eigenlijk een weggevertje, een hoog deadweight loss.

De heer Van Strien i (PVV):

Ik hoor de heer Vendrik zeggen dat de verlaging van het Vpb-tarief niet doorgaat, zeer tot zijn genoegen. Wat zit erachter dat dit zeer tot zijn genoegen is? Het zou toch zo moeten zijn dat wij bij belastingbetalers een minimum aan belasting heffen. Kennelijk zit er bij GroenLinks achter dat het het beste is als het bedrijfsleven maar zo veel mogelijk belasting betaalt. Hoe moet ik dit anders uitleggen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik ging ervan uit dat de ratio achter mijn gedachte zo vanzelfsprekend is dat deze vraag niet zou opkomen. Maar dan toch. Kijk, al 20, 30 jaar — daar zijn vele stukken over verschenen en daar hebben we het hier ook vaker over gehad — maken we mee dat de verdeling van de fiscale druk tussen wat mensen betalen via bijvoorbeeld de loon- en inkomstenbelasting of de omzetbelasting, en wat het kapitaal, wat de grote bedrijven betalen, steeds schever wordt, elk jaar weer. Dit land is ook een van de aandrijvers geweest van die mondiale concurrentiestrijd, waardoor de factor kapitaal steeds minder belast wordt. De meest aanwijsbare belasting daarvoor is het algemeen tarief van de winstbelasting. Dat moeten we keren omdat burgers er op een gegeven moment genoeg van krijgen dat er structureel geen fair share is tussen hoe de publieke middelen opgebracht worden door burgers en de publieke middelen opgebracht worden door bedrijven.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Vendrik …

De heer Vendrik (GroenLinks):

Vandaar dat ik het zeer terecht vind dat het nog eens een keer verlagen van de winstbelasting die al heel laag is, ook in internationaal perspectief … Dat dat niet doorgaat heeft de grote steun van mijn fractie.

De heer Van Strien (PVV):

Dat de burgers door dit kabinet eveneens te grazen worden genomen, is mij zeer goed bekend. Maar als het gaat om de algehele verhoging van de belastingdruk die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden, waarbij zowel bedrijven als gezinnen slachtoffer zijn, zou je ook eens kunnen denken om daartegenover te zetten de enorme uitgaven, bijvoorbeeld aan klimaatmaatregelen …

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Van Strien (PVV):

… en aan de kosten van de massa-immigratie, in plaats van het verschuiven van de ene belastingplichtige naar de andere belastingplichtige.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Van Strien (PVV):

Mijn vraag is of dat bij GroenLinks ook in het hoofd opkomt.

De voorzitter:

De heer Vendrik, kort antwoord graag.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zoals bij alle fatsoenlijke partijen in het parlement, hier en aan de overkant, is er dagelijks een debat over waaraan je publieke middelen besteedt. Ook bij ons, bij alle partijen en iedereen maakt daarin zijn eigen keuze.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Goed, ik was bezig met de BIK en hoe we daar zijn uitgekomen. Zo-even zei ik: wat is nou de rationaliteit van die BIK, juist in een economisch tij als het huidige? Daar komt voor mijn fractie nog bij dat inmiddels sinds corona heviger dan ooit maar niet voor het eerst van alle kanten regeringen, ook het Nederlands kabinet, terecht worden aangesproken om de ondersteuning van de economie tijdens corona maar ook het herstel uit de coronacrisis zo veel mogelijk te richten op de duurzame transities. Denk bijvoorbeeld aan wat de Europese Commissie daarover zegt en inmiddels ook het Internationaal Monetair Fonds. Ik heb daar ook bij de Algemene Financiële Beschouwingen veel ruimer over gesproken. We weten dat de praktijk op dit punt tamelijk beroerd is. Veruit het overgrote deel van de corona-interventies gaat naar de oude economie. De teller staat mondiaal op ongeveer 20.000 miljard dollar en die gaat vooral naar de oude economie.

Dan de BIK, twee keer 2 miljard. Los van de economische effectiviteit: begrijp ik het goed dat wanneer een bedrijf een fossiele investering plant conform de gestelde voorwaarden in de BIK, er op deze faciliteit getrokken kan worden? Als dat zo is, snapt mijn fractie niet waarom dat niet wordt uitgesloten. Graag een reactie van het kabinet.

Dan het volgende punt. De staatssecretaris zei over de BIK: dat is de "most misunderstood creature". Nou, dat treft, want dit kabinet heeft namelijk afgelopen vrijdag een novelle aangaande de BIK bij de Tweede Kamer ingediend; over creature gesproken! In het oorspronkelijke wetsvoorstel, zo begrijpen wij de novelle, is verrekening van de BIK via een fiscale eenheid uitgesloten indien sprake is van een buitenlandse moeder, dochter of zuster. De vraag is nu opgekomen of dat onderscheid van artikel 49 van het verdrag wel mag. Zo begrijpen wij de novelle. Om dat dan weer zeker te stellen moet eerst de Europese Commissie om een positief uitsluitsel gevraagd worden en dan pas kan de betreffende verrekenroute via de fiscale eenheid eventueel gelden. Maar die wordt dus nu uit voorzorg onder voorwaarden uit het wetsvoorstel gehaald en als optie toegevoegd die via een KB van kracht kan worden. Zeg ik het zo goed?

In de analyse van de Raad van State bij deze novelle is het nu zo dat het kabinet feitelijk de hele BIK ter goedkeuring aan de Commissie voorlegt. Dat is dan wel laat, maar goed, dan zou het positieve oordeel van de Europese Commissie in ieder geval dus voorwaardelijk moeten zijn aan de gehele invoering van de BIK. Nee, zegt het kabinet, want het oordeel van de Europese Commissie zal positief zijn over de BIK zelf. Maar er wordt wel om een oordeel gevraagd. Dat is een vrij wonderlijke gang van zaken. Wordt hier de kat op het spek gebonden, vraag ik de staatssecretaris. Dit alles maakt bij mijn fractie geen sterke indruk. Is dit nou tekenend voor de haastige werkwijze rondom de BIK? Is het dan niet beter om de BIK uit deze wet te halen en het huiswerk ordentelijk over te doen?

Mijn fractie constateert verder met genoegen dat het kabinet met dit Belastingplan zich opnieuw de goede kant op beweegt als het gaat om het tegengaan van belastingontwijking, door paal en perk te stellen aan de renteaftrek, het vervolg van ATAD 1 en 2; daar hebben we vorig jaar uitvoerig over gesproken. Op dit terrein kan en moet meer, zoals de commissie-Ter Haar heeft laten zien. Dat wordt wat mijn fractie betreft ook weer inzet voor de verkiezingen en de volgende formatie, want het werk is nog niet klaar.

Voorzitter. Dan de toeslagen. Het wetsvoorstel verbetering uitvoerbaarheid toeslagen heeft onze steun. Het is gruwelijk misgegaan bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. De eerder ingezette maatregelen van de staatssecretaris om de getroffen ouders zo veel mogelijk recht te doen, hebben onze volle steun. Op dit moment hebben wij nog twee vragen.

Voorzitter. De recente openbare verhoren lieten zien dat er geen grip was op de uitvoering. Is dat nu anders, vraag ik de staatssecretaris, want hoewel zij toch al geruime tijd bezig is om de getroffen ouders recht te doen door teruggave, compensatie en schadeloosstelling, duurt het allemaal wel erg lang. Uit de Najaarsnota 2020 maken we op dat het gereserveerde budget voor deze compensatie, voor deze schadeloosstelling van deze ouders, eigenlijk maar voor een fractie wordt besteed. Dat is een aanwijzing voor flinke vertraging en uitstel. Hoe kan dat? Waarom gaat dit nu zo?

Voorzitter, dan het tweede punt. Uit de laatste brieven van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer begrijpen wij dat de snoeiharde handhaving ook andere toeslaggerechtigden in het kader van zorg- en huurtoeslag, en bijvoorbeeld ook rechthebbenden van het kindgebonden budget, heeft getroffen. Daar word je toch knap chagrijnig van. Hoe kan dat? Hoe zit dat? Hoe wordt dat nu hersteld? Graag antwoord van de staatssecretaris.

Voorzitter. Dan over de CO2-heffing. Al 31 jaar pleit mijn partij voor vergroening van de belastingen en beprijzing van externe effecten: de vervuiler betaalt. Het was, is en blijft de hoofdroute om de economie te verduurzamen. Ik herinner me als de dag van gisteren dat we hier bij de verkiezingen van 1989 een groot plan voor presenteerden dat door een politiek leider van een andere aardige partij werd weggezet als "een schreeuw in de nacht". Het is dan wel bijzonder om drie decennia later te moeten constateren dat uitgerekend dit kabinet hierin een stap zet, een goede stap in de richting van het beprijzen van CO2-uitstoot en de industrie. Eindelijk een stap vooruit, na decennia van wegkijken, van vrijstellingen, van nulheffingen, van de vervuiler die wérd betaald, van fiscale vrijstellingen tot en met sint-juttemis en ook, tot nog niet zo lang geleden, van een nauwelijks werkend ETS. Met alle kanttekeningen is dit wetsvoorstel voor mijn fractie een stap vooruit.

Voorzitter. Dat is ook hoognodig. Het Production Gap Report 2020, dat afgelopen week werd gepresenteerd, maakt nog eens indringend duidelijk hoe groot de afstand is tot het ultieme doel van Parijs: het respecteren van de grens van 1,5°C. De komende jaren zal het beleid vermoedelijk eerder strenger dan soepeler moeten worden. Vandaar ook alle steun van mijn fractie voor de inspanningen van het kabinet om het Europese doel voor 2030 naar 55% te brengen. Wat mijn partij betreft mag dat zelfs naar 65%. Het is goed als ook industriële partijen, die misschien luisteren naar dit debat, zich realiseren dat de komende jaren de transitie daadwerkelijk gerealiseerd moet worden. We hebben 30 dure jaren verloren. De tijd is op.

Met alle waardering voor het wetsvoorstel, naast de kanttekeningen die mijn partijgenoten in de Tweede Kamer al hebben gemaakt, is de CO2-heffing die het kabinet kiest slechts een heffing aan de marge, boven een van heffing vrijgesteld CO2-budget per individueel bedrijf, dat jaarlijks afneemt. Dat is eigenlijk breed gezien, over de hele economie — ik vraag de minister hierop te reageren — geen ideale route. Dat doet eigenlijk af aan de kracht van een pad richting een generieke CO2-beprijzing voor de gehele economie en samenleving. Dan pas zal reductie echt plaatsvinden op de meest kosteneffectieve wijze. Nu, ook na aanname van het wetsvoorstel, wordt dit principe van kosteneffectieve reductie voortdurend verstoord door ongelijke druk op uitstoot, per sector, per bedrijf enzovoorts. Ik vraag de minister om hierop te reageren, aangezien juist hij — dat snappen wij bij GroenLinks dan ook weer heel goed — sinds zijn aantreden als minister van Economische Zaken en Klimaat voortdurend heeft aangegeven op die kosten te willen letten.

Voorzitter. Mijn partijgenoten in de Tweede Kamer hebben per amendement getracht de heffing te verbreden en tevens een generieke heffing over de hele uitstoot in te voeren. Dit is niet gelukt. Dat is toch buitengewoon jammer. Volgens DNB en PBL kan dat zonder risico op grote weglek. Ik vraag het toch nog één keer aan de minister: waarom kiest het kabinet hier niet voor?

Daarnaast vraag ik om een toelichting op de reductiefactor die leidt tot extra dispensatierechten in verband met corona, de beroemde 1,2. Dat betekent dat er tot 2024 geen reductie van uitstoot nodig is.

De heer Van Pareren i (Fractie-Van Pareren):

Ik hoor een mooie bloemlezing over de CO2. Als het klimaat niet luistert naar de effecten die u daarmee beoogt, wat moet er dan gebeuren?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als het klimaat er niet naar luistert?

De heer Van Pareren (Fractie-Van Pareren):

Waar wilt u minder CO2? Laat ik dan daar mee beginnen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is havo-4, scheikunde, natuurkunde. Te veel CO2 warmt de aarde op. Ongeveer 50% van onze nationale welvaart wereldwijd, ook hier in Nederland, is gebouwd op natuurlijke systemen die alleen gedijen bij een gezond klimaat. Als dat klimaat te zeer verandert, vernietigen we de bestaansvoorwaarden voor onze beschaving. Dat lijkt mij best een punt voor de politiek om zich zorgen over te maken. Mijn partij doet dat in ieder geval al 30 jaar.

De heer Van Pareren (Fractie-Van Pareren):

Dank u voor de lezing. U zegt: CO2, dat moet anders. De vraag van mijn fractie is: als dat nou niet gebeurt, wat gaat u dan doen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Van wat er in ieder geval de afgelopen 30 jaar niet is gebeurd, zien we de effecten. We zien hoe het klimaat reageert. Het gaat harder, het komt sneller, de effecten zijn veel steviger dan oorspronkelijk werd gedacht door voorzichtige wetenschappers, die ons vanuit hun wetenschappelijke attitude hebben gewaarschuwd, maar wel met terughoudendheid. Uit alles wat we weten over klimaatverandering, blijkt eigenlijk dat ze de afgelopen 30 jaar klimaatverandering hebben onderschat. Dat gaan miljoenen, misschien wel miljarden mensen straks merken. Het klimaat reageert, het wordt warmer, het weer wordt onstuimiger, watervoorraden raken op, verdroging treedt op op plekken waarvan we het nooit gedacht hadden, landbouwgronden verdwijnen. Hele beschavingen en economieën gaan hiermee op de helling. Dat is wat we zien gebeuren als we niet reageren. Misschien kunnen we het nou de komende 30 jaar omdraaien, dat hier een aansporing is om een keer wel wat te doen aan klimaatbeleid?

De voorzitter:

De heer Van Pareren, in derde instantie.

De heer Van Pareren (Fractie-Van Pareren):

Ik vind dat u een hele mooie visie heeft. Ik ben benieuwd of dat gaat slagen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, meneer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik hoop dat dat dan ook geldt voor de nieuwe fractie van de heer Van Pareren. Het zou heel fijn zijn als deze nieuwe fractie ook met een nieuw geluid komt op dit punt.

De voorzitter:

Nee, meneer Van Pareren. Niet vanuit de zaal!

De heer Vendrik (GroenLinks):

Kort, voorzitter, over die reductiefactor van 1,2. Dat betekent dus dat tot en met 2024 geen uitstootreductie hoeft plaats te vinden. Dat leidt ten opzichte van een lineaire afname, gericht op reductie van 14,3 megaton, tot een extra uitstoot in de periode 2020-2030 van 32 miljoen ton. Dat is nogal wat. Dat is wat mijn fractie betreft een zeer ongelukkig onderdeel van het wetsvoorstel. En als die rechten dan verstrekt moeten worden — en waarom eigenlijk, minister? — is het dan niet logisch om die extra rechten in de komende vier jaar af te boeken op de tweede helft van het komende decennium? Waarom kan dat zomaar worden weggegeven? Kan de minister toelichten hoe de verwachte ophoging van het nationale doel naar ten minste 55% in dit wetsvoorstel gestalte krijgt? Ik sprak daar zojuist nog over en het kabinet maakt daar werk van.

Dan het laatste punt. Mijn fractie heeft heel erg haar best proberen te doen om te snappen hoe precies de rekensom van de toekenning van die dispensatierechten per bedrijf tot stand komt. Mijn fractie heeft — laat ik dat maar rustig zeggen — enig wantrouwen opgebouwd door hoe het in het verleden ging met betrekking tot het ETS, waarbij de meest fossiele bedrijven jarenlang veel te veel rechten hadden en allemaal gratis rechten hadden, waardoor de vervuiler niet betaalde, maar de vervuiler de facto een verdienmodel had door overtollige ETS-rechten te verkopen. Het vaststellen van die budgetten of dispensatierechten per bedrijf is een uiterst secuur werkje, dat wat mijn fractie betreft maximale transparantie vraagt. Ik zou de minister willen vragen om daarop te reageren. Aangezien dit voor mijn fractie een belangrijk punt is — hier staat of valt het wetsvoorstel mee — overweeg ik hierover een motie in te dienen.

Dan de differentiatie overdrachtsbelasting. Dat wetsvoorstel kunnen wij in hoofdlijnen steunen, al moet wat mijn fractie betreft hiervan slechts en heel beperkt effect worden verwacht. Al eerder in het verleden is de overdrachtsbelasting gebruikt om de toegankelijkheid van de woningmarkt te vergroten. Dat effect blijkt dan bij evaluatie heel marginaal en tijdelijk te zijn. Met het wetsvoorstel gebeurt nog iets anders, wat mijn fractie iets meer aanspreekt, te weten het bevoordelen van natuurlijke personen, die de aangekochte woning daadwerkelijk willen bewonen. Dat is een stapje in de goede richting om de overspannen woningmarkt enigszins te ontlasten ten gunste van aspirant-bewoners. De fractie van GroenLinks is er overigens wel blij mee dat de algehele vrijstelling voor starters onder de 35 jaar is afgetopt naar €400.000.

Het wetsvoorstel, zo lezen we, belast in zekere mate de bij de uitvoering betrokken organisaties. Dat betreft het notariaat en de Belastingdienst. Beide hebben elkaar nodig. Lukt het nou, vraag ik de staatssecretaris, om beide op tijd op elkaar aangesloten te krijgen? Hoe wordt in de gaten gehouden dat de woning, nadat het 2%-tarief is geïncasseerd, ook daadwerkelijk door de koper wordt bewoond? Dat lijkt me relevant.

Ten slotte vraag ik de staatssecretaris aan te geven hoe het tarief van 8% — dat is de minder leuke boodschap van dit wetsvoorstel — bij overdracht van panden tussen woningbouwcorporaties en bij het aankopen daarvan wordt opgelost. Het leidt tot een lastenverzwaring bij de woningbouwcorporaties. Daar zit mijn fractie niet op te wachten. Ik verwijs gemakshalve en omwille van de tijd naar de brief van Aedes ter zake. Ik begrijp dat het kabinet afgelopen vrijdag daarover een brief heeft gestuurd en een oplossing zoekt — maar nog niet gevonden heeft? — in het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer. Graag daar meer helderheid over. Is het probleem van de woningbouwcorporaties hiermee gewoon definitief opgelost?

Dan over het wetsvoorstel inzake box 3. Die forfaitaire rendementsheffing — dat wisten we ook alweer twintig jaar — had er natuurlijk nooit mogen komen. Wie zich vandaag afvraagt hoe het zover heeft kunnen komen, waarom we er destijds ingestonken zijn en we er maar niet vanaf lijken te komen, moet nog maar even de verslagen van de behandeling van de Wet IB 2001 erop naslaan. Gek is wel het volgende. Inmiddels zijn nu twee staatssecretarissen drie jaar bezig geweest om te bedenken hoe ze de stap kunnen maken naar een reële heffing, zoals het regeerakkoord had gevraagd. Het regeerakkoord ... Niet van ons, maar op dat punt wel heel goed. Dat is toch vreemd. Er ligt nog geen wetsvoorstel op tafel dat dit realiseert. Het is dus overduidelijk dat een nieuw kabinet hier opnieuw werk van zal moeten maken, gebruikmakend van het onderzoek waar de staatssecretaris mee bezig is. Maar waarom ligt er niet allang een wetsvoorstel? Waarom is het nog niet geregeld, vraag ik toch maar aan deze staatssecretaris.

Ondertussen doen we er in ieder geval verstandig aan om de meest onrechtvaardige effecten van de forfaitaire heffing te verzachten. Het wetsvoorstel dat nu voorligt, is beter dan het eerdere voorstel van de voorganger van deze staatssecretaris.

Voorzitter. Ik ben er bijna. Dan de ODE. Ook hierbij is er sprake van een stapje in de goede richting. Mijn fractie hecht zeer aan een goede en faire balans tussen huishoudens en bedrijven en een fair share van de verschillende sectoren. De industrie betaalt in 2030 aan ODE 550 miljoen. Dat was ook in het Klimaatakkoord afgesproken en daar wordt op gestuurd. Dat is 16% van de dan voorziene opbrengst van de ODE, maar wat is dan het aandeel van de industrie in de uitstoot? Als dat gelijk is, is er pas sprake van een faire verdeling van de middelen die opgebracht moeten worden voor de ODE. Kan de minister hierop antwoord geven en is hij het eens met onze zienswijze op wat een fair aandeel is?

De voorzitter:

Wilt u afronden, meneer Vendrik? Ik heb u al extra tijd gegeven.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dank u, voorzitter. Uiteraard steunen wij het wetsvoorstel Wet beperking liquidatie- en stakingsverliesregeling. Complimenten aan partijgenoot Bart Snels en de Tweede Kamerleden Henk Nijboer en Renske Leijten voor het voorwerk dat zij hiervoor gedaan hebben. Grote dank aan het kabinet, dat hier zijn politieke schouders onder heeft willen zetten. Het is goed om te zien dat juist dit kabinet de gezamenlijke strijd aanbindt tegen belastingontwijking en tegen grote bedrijven die er een sport van maken hun fair share te ontlopen en die de financiering van de publieke zaak afwentelen op de hardwerkende Nederlander. Het is goed dat deze bedrijven worden herinnerd aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Wij zijn ook zeer benieuwd of deze wet de instemming heeft van de heer Van Pareren.

Voorzitter. Tot slot de vliegtaks. Daar kan ik heel kort over zijn. Er is schriftelijk al veel over gewisseld. We zijn voor. Het is een hele bescheiden taks. De luchtvaart wordt op ongekende wijze gesubsidieerd door een reeks aan fiscale vrijstellingen. De vervuiler wordt betaald en daar wordt in het buitenland al jaren iets aan gedaan. Het is echt de hoogste tijd dat Nederland volgt. Het is een klein stapje, dat wij steunen. Graag op weg naar de volgende stap.

Voorzitter, dank.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Vendrik. Het woord is aan mevrouw Geerdink namens de fractie van de VVD, uiteraard nadat mevrouw Teunissen haar interruptie heeft geplaatst.

Mevrouw Teunissen i (PvdD):

De heer Vendrik is duidelijk voorstander van "de vervuiler betaalt". Dat vinden wij heel mooi om te horen, maar GroenLinks heeft in de Tweede Kamer tegen de vrachttaks gestemd. Hoe kijkt uw fractie hier daartegen aan? De vrachttaks is voor lawaaiiger vrachtvliegtuigen, die vaak ook meer vervuilen. Het is eigenlijk heel gek als GroenLinks daar niet mee zou instemmen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat snap ik. Het is ook niet het meest leuke onderdeel van dit wetsvoorstel dat die vrachttaks eruit is gehaald. Dat had wat ons betreft niet gehoeven. Het kabinet heeft aangegeven dat het daarin op basis van onderzoek nu liever geen stappen zet. Voor deze keer hebben wij besloten het kabinet te steunen; zo heb ik de collega's van de Tweede Kamer begrepen. Volgende week hoort u bij de stemming onze inspanning.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Is de heer Vendrik ervan op de hoogte dat het SEO-onderzoek achteraf gecorrigeerd is door de Erasmus Universiteit? De cijfers over het verdwijnen van banen waren namelijk veel te hoog ingeschat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zeker. Dat waren mijn vragen tijdens het deskundigengesprek. Het alarmistische bericht dat de luchtvaarttaks tot zeer grote, dramatische effecten rondom Maastricht Airport zou leiden, moest echt met een korrel zout genomen worden. De effecten waren wel negatief, maar niet in die mate als toen werd beweerd. Dat is tijdens die deskundigenhoorzitting al rechtgezet.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Teunissen tot slot.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dan ben ik toch benieuwd waarom de heer Vendrik niet tot andere inzichten komt als hij ziet dat er veel minder werkgelegenheid verdwijnt dan in eerste instantie in het onderzoek stond. Mijn tweede vraag betreft die systeemverandering, die verandering van belastingstelsel. Zou de heer Vendrik kunnen meegaan in het idee om de vrachttaks door te zetten en tegelijkertijd de belasting op arbeid te verlagen? Dan zijn we ervan verzekerd dat het risico dat bedrijven naar het buitenland verdwijnen tot een minimum beperkt wordt.

De voorzitter:

Indien mogelijk een kort antwoord, meneer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wat uiteindelijk de doorslag heeft gegeven — dat heeft het kabinet ook met die novelle aangegeven — is dat het niet laten doorgaan van het vrachtdeel van de tickettaks gecompenseerd is in een hogere tickettaks. Dat was ook ons verlangen: die tickettaks moet omhoog. Hij is nu maar heel laag — het is een klein begin — en moet echt substantieel hoger worden om werkelijk in de buurt te komen van het principe "de vervuiler betaalt". Dat vonden wij ook wat waard.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu dan toch het woord aan mevrouw Geerdink namens de fractie van de VVD.