Plenair Van Rooijen bij behandeling (zonder stemming aangenomen)



Verslag van de vergadering van 14 december 2020 (2020/2021 nr. 15)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.00 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Maar de minister is nog ...

De voorzitter:

U hebt de volle aandacht van de minister.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Misschien kunnen we dan nu beginnen. In de eerste plaats dank ik de minister voor de antwoorden. Ik verheug me erover dat hij heeft toegezegd dat we heel snel, aan het begin van het jaar, hier met hem een mondeling overleg kunnen hebben. Ik neem daarvan kennis. Is dat een toezegging, zo vraag ik de minister. Maar dat horen we zo wel.

De minister zei dat het klopt dat pensioenverlagingen niet nu zouden moeten plaatsvinden als ze onnodig zijn onder het nieuwe stelsel. Ik ben blij dat hij dat nog eens duidelijk heeft gezegd, maar ik ga er dan van uit dat als er een beschermingsrendement komt in het nieuwe stelsel — ik mag dat toch aannemen; de minister kan daarop reageren — dat in ieder geval 1,5%, zo niet nog iets meer, zal zijn. Het is dan niet zo vreemd om in de transitieperiode ook minstens dat beschermingsrendement van ten minste 1,5% — let wel: het beschermingsrendement! — de komende zes jaar alvast te hanteren.

Voorzitter. Ik heb mij speech aangepast aan de antwoorden die de minister aan het eind van de morgen gaf, want in de brief geeft hij aan dat er een grote mate van zekerheid is. Ik zei net al dat dat wel iets anders is dan een garantie. De garantie was de basis voor de risicovrije rente en ook voor de buffers. Maar als de minister met mij zou erkennen dat er geen garantie is, dan is er ook geen reden om rekening te houden met een risicovrije rente en zou je dus rekening moeten houden met het rendement, iets wat in het nieuwe stelsel overigens gelukkig wel gaat gebeuren.

Voorzitter. Een ander opmerkelijk punt in zijn brief van vanochtend is dat het huidige ftk, het huidige financiële toetsingskader — ik noem het altijd "de financiële toekomst kapot" — met die risicovrije rekenrente van nu -0,5% bij rendementen van 7%, straks ook wordt gebruikt bij de verdeling van het vermogen. Vlak voor de start van het nieuwe stelsel wordt het bestaande vermogen omgerekend en dat zal gebeuren met de risicovrije rente en dat betekent dat je een veel lager vermogen krijgt toegerekend dan bij een andere rekenrente. Dat veel lagere vermogen, dat naar beneden omgerekende vermogen, is dan de basis waarmee je het nieuwe stelsel invaart en daar komt dan door de lifecycle en dergelijke geen indexatie ook nog weer eens voor. Dat heet de non-indexatie onder het nieuwe stelsel. Ik vraag het nog een keer, voorzitter. Het kan toch niet zo zijn dat straks bij het invaren de toevallige en, laat we aannemen, nog steeds hele lage rekenrente, in ieder geval niet positief, wordt gebruikt om het startvermogen te bepalen? Ik wil dat graag toch nog een keer van de minister horen.

De minister heeft met mij erkend — daar ben ik blij mee — dat de daling van de rekenrente, van de risicovrije rente, van toen we begonnen 5% naar nu onder de 0%, tot een gigantische herverdeling heeft geleid binnen de collectieve pot. Mercer heeft op mijn verzoek drie jaar geleden berekend dat dat toen al 7% was, van 39% naar 32%. Ik denk dat het nu eerder 10% is dan 7%. Mijn vraag aan de minister is of het dan niet toch juist is om niet met die risicovrije rente te rekenen, maar met een hogere rekenrente. Als je eerst van 5% naar 0% gaat, is het toch niet zo raar om nu van zeg maar 0% naar 1,5% of 2% te gaan? 5% naar beneden mag kennelijk wel, maar een beetje bijstellen van die daling naar boven toe, zou dan "een herverdeling ten nadele van de jongeren" zijn, terwijl die 10% ten nadele van de ouderen was.

Voorzitter, ten slotte. Ik vind het "draaien aan de rekenrenteknop" wat VCP zou doen. Wat wij doen met het initiatiefwetsontwerp Van Rooijen I en nu met het initiatief-Van Brenk in de Tweede Kamer, is natuurlijk niet draaien aan knoppen. Het is erkennen dat het bij rendementen van 7% in de laatste 30 jaar toch wel heel raar is dat wij nu, mede door de ECB, een rente hebben voor spaarders van 0% of negatief. Voor de berekening van verplichtingen voor de komende 60 jaar rekenen we ook met een -0,5%, terwijl 2% alleszins voorzichtig zou zijn.

Ik zou de minister ten slotte willen aanmoedigen om datgene te doen wat de komende tijd rust geeft aan 10 miljoen werknemers en ook gepensioneerden. Vandaar de volgende motie.

De voorzitter:

Door het lid Van Rooijen wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het nieuwe contract niet langer gewerkt wordt met aanspraken en de risicovrije rente;

overwegende dat het gewenst is om in de transitieperiode geen onnodige kortingen door te voeren als gevolg van het knellende huidige ftk;

overwegende dat er grote zorgen bestaan in de transitieperiode over dreigende kortingen bij veel pensioendeelnemers en gepensioneerden;

verzoekt de regering om tot aan de werkelijke transitie in 2026 uit te gaan van een vaste rente van 2%, zodat de waardering van de verplichtingen meer aansluit bij het daadwerkelijke rendement en er rust komt bij de pensioendeelnemers en gepensioneerden én de sector,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter F (35570-XV).

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Wordt de indiening van deze motie voldoende ondersteund? Dat is het geval. Dan maakt de motie deel uit van de beraadslaging onder (35570-XV) letter F.

Dan geef ik graag het woord aan de heer Kox namens de SP.