Plenair Verkerk bij behandeling Voorhang koninklijk besluit inwerkingtreding Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 13 januari 2021 (2020/2021 nr. 19)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.27 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Verkerk i (ChristenUnie):

Voorzitter. De commissies IWO en EZK/LNV hebben gisteren geschiedenis geschreven. Een meerderheid van de commissies heeft uitgesproken dat zij niet vertrouwt op een toezegging van de minister, maar dat zij haar heil zoekt bij de meest restrictieve interpretatie van de wet met betrekking tot de voorhang van het KB.

Voorzitter. De Eerste Kamer is rechtsstatelijk gefundeerd. Haar werk wordt gedragen door vertrouwen; vertrouwen tussen de regering en de Kamer, vertrouwen tussen de Kamerleden onderling. Eén element van dit vertrouwen heeft betrekking op de rol en de status van toezeggingen. Dit vertrouwen is door de genoemde commissie, waar onze fractie deel van uitmaakt, geschaad.

De heer Janssen i (SP):

Ik wil toch even een correctie maken op hetgeen de heer Verkerk net zei. Hij zei dat de commissie gisteren in meerderheid heeft gezegd geen vertrouwen te hebben in de minister. De uitspraak van de commissie was gisteren meer vertrouwen te hebben in de weg die honderd procent zekerheid bood dan in de toezegging van de minister. We hebben herhaaldelijk gezegd: dit gaat niet over het vertrouwen in de minister en de toezegging, maar we hebben meer vertrouwen in de andere weg. Dat is duidelijk iets anders.

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Dan constateer ik dat wij hier ook van mening verschillen. Toen wij de hoogleraar uit Groningen hebben gebeld, heeft hij een zekere ruimte gegeven voor interpretatie. Hij heeft ook gezegd dat zeker bij een iets ruimere interpretatie een brief, zoals de minister dat heeft gedaan, met een toezegging, alle ruimte en alle vertrouwen geeft.

De heer Nicolaï i (PvdD):

Ik sluit me aan bij de heer Janssen, tenzij ik het verkeerd begrepen heb. Ik hoorde de heer Verkerk eigenlijk toch wel een beetje zeggen dat wij minachtend waren richting de minister, want "'wij hadden geschiedenis geschreven"'. Zo is het nooit uitgesproken. Er is precies gezegd wat de heer Janssen ook naar voren heeft gebracht. Ik wil de heer Verkerk vragen of hij zich dat niet kan herinneren. We hebben het volgende gezegd. Als je het zekere voor het onzekere neemt, dan kiezen we nu voor stemmen. Als je genoegen kan nemen met een toezegging, waarvan we allemaal van oordeel zijn dat het een zeer gedegen en fatsoenlijke toezegging is — maar het is een toezegging, dus van andere aard dan de wettelijke vorm — dan zullen we vandaag zeggen dat we geen behoefte hebben aan die stemming.

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Ik heb niet gezegd dat de commissie geen vertrouwen heeft in de minister. Ik heb geconstateerd dat de commissie niet vertrouwt op de toezegging van de minister, maar haar heil zoekt bij de meest respectieve interpretatie van de wet. Dat heb ik gezegd!

De heer Nicolaï (PvdD):

Wat bedoelt de heer Verkerk dan met "'we hebben geschiedenis geschreven"', want dat is gewoon de gebruikelijke gang van zaken?

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Ik kom hier in het vervolg van mijn betoog op terug, maar het is geschiedenis. Het zit in onze geschiedenis dat als de minister een toezegging doet, wij daarop vertrouwen. Maar ik kom daarop terug en misschien mag ik eerst doorgaan met mijn betoog.

De voorzitter:

Meneer Nicolaï, uw derde.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik vertrouw ook op de toezegging van de minister. De hele commissie vertrouwt op de toezegging van de minister, maar dat is de vraag niet. Ik wil dat de heer Verkerk nog een keer uitlegt wat hij bedoelt met "'geschiedenis schrijven"'. Niemand heeft gezegd dat wij denken dat de minister geen toezeggingen doet die van waarde zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

Dat heeft, zoals de heer Verkerk zich zal herinneren, professor Munneke ook gezegd. Van een toezegging kan je onder omstandigheden om bestuurlijke redenen terugkomen en dat is een andere situatie dan de situatie dat wij een vetorecht hebben, waar je überhaupt niet op terug kan komen. Ik wil dat de heer Verkerk dat duidelijk onderscheidt en ik vind dat hij wat dat betreft zijn woorden terug dient te nemen dat wij geschiedenis hebben geschreven, want dat hebben we niet gedaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat was uw derde vraag in deze interruptie. Ik geef het woord aan de heer Verkerk. Vervolgt u uw betoog.

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Voorzitter. De vraag die nu aan de orde is, is welke keuze de Eerste Kamer maakt. De fractie van de ChristenUnie is van mening dat er maar één keuze mogelijk is en dat is te kiezen voor een politiek-bestuurlijke koers die gedragen wordt door vertrouwen en waarin elke toezegging telt. Elke andere keuze ondergraaft het aanzien van deze Kamer. De minister heeft in haar brief van 13 januari 2021 expliciet toegezegd dat de Kamer het proces en de tijdsduur van de behandeling van het ontwerpbesluit bepaalt. Ook zegt zij toe dat het KB niet ter bekrachtiging aan de Koning zal worden voorgelegd, totdat de behandeling in de Eerste Kamer is afgerond. Ten slotte zegt zij toe dat dit conform de normale staatsrechtelijke gang van zaken ook geldt voor haar ambtsopvolgers.

Voorzitter. De verschillende gezagen in ons land volgen de Eerste Kamer op de voet met betrekking tot de Omgevingswet. Provincies, waterschappen en gemeenten werken hard aan de invoering daarvan. Zij vertrouwen erop dat de Eerste Kamer haar werk doet. Als de Eerste Kamer zegt dat zij niet meer vertrouwt op de toezeggingen van de minister, dan heeft dat een verdere uitstraling.

Mevrouw Bezaan i (PVV):

U bent uitgebreid aan het woord over de brief die geschreven is door de minister. Onderaan de brief staat: uiteraard is wel van belang dat de uitvoeringspraktijk tijdig zekerheid wordt geboden over de datum van invoering. Hoe kijkt u daartegen aan? Hoe interpreteert u dat?

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Ik heb bij de verschillende behandelingen van de wetten uitvoerig gesproken met de gemeenten bij ons in de buurt en met de provincie. Daarbij werd één ding duidelijk: laten we vanuit Den Haag een heel helder signaal komen en laat er voldoende ondersteuning vanuit Den Haag komen, want dan gaan wij dit ook invoeren. Er is één ding van belang geweest in de commissie en daarom hebben wij ook gezamenlijk een brief geschreven met als strekking: wij hebben een aantal inhoudelijke vragen voor de minister. Zijn wij klaar om nu in te stemmen met het KB of hebben we daar meer tijd voor nodig? Nou, die vragen willen wij beantwoord hebben.

Mevrouw Bezaan (PVV):

Ik begrijp uw antwoord, maar ik bedoel iets anders. Er wordt gezegd dat er dus voor de duur van de behandeling geen juridische eindterm geldt. Maar tegelijkertijd wordt er gezegd dat het van belang is dat er voor de uitvoeringspraktijk tijdig duidelijkheid wordt geboden over de invoeringsdatum. Die verhouding.

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Ik neem even aan dat het politiek-bestuurlijk wijs is dat wij dit besluit nemen voor 1 januari 2022. Wij gaan met elkaar in dialoog over de antwoorden van de minister. Wij gaan in de loop van het jaar in gesprek met de minister. Dat kan twee maanden, vier maanden of misschien wel zes maanden duren, maar op een gegeven ogenblik zegt de Kamer: wij zijn wel of niet overtuigd dat dit het juiste tijdstip is voor de invoering van het KB.

De voorzitter:

Mevrouw Bezaan, derde.

Mevrouw Bezaan (PVV):

Dan eindig ik met de constatering dat u voorstander bent van invoering per 1 januari 2021, coûte que coûte.

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Nee, dat heb ik niet gezegd. Ten eerste gaat 2021 niet, dat zal 2022 worden. Nee, niet coûte que coûte. Ook de ChristenUnie heeft gezamenlijk met de hele commissie de brief geschreven en gezegd: wij willen overtuigd worden door de minister aan de hand van feiten en gegevens. Wij hebben op zich vertrouwen in deze minister en alle ambtenaren. Ik verwijs ook even naar wat collega Van Dijk heeft gezegd ten aanzien van de stellingname van de VNG. Ik wijs erop dat de VNG, Unie van Waterschappen en het IPO gezamenlijk hebben gezegd: wij hebben vertrouwen in de datum van 1 januari 2022 en de minister gaat ons overtuigen dat dat gaat lukken.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog.

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ben al bij mijn laatste alinea. Het aanzien van de Eerste Kamer staat op het spel. De fractie van de ChristenUnie kiest voor een ordentelijk politiek-bestuurlijk overleg dat gebaseerd is op vertrouwen. De fractie kiest voor een constructieve samenwerking met de minister. En de fractie kiest ook voor een respectvolle samenwerking binnen de commissie. De fractie dankt de minister voor haar heldere brief en ook voor het vertrouwen dat daaruit spreekt richting de Kamer. De ChristenUniefractie wil vanuit die houding graag met u en met alle leden van de commissie en de regering werken aan dit KB.

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Verkerk. Dan geef ik het woord aan de heer Janssen namens de fractie van de SP.