Plenair Nicolaï bij voortzetting behandeling Opneming bepalingen correctief referendum in Grondwet



Verslag van de vergadering van 19 januari 2021 (2020/2021 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.48 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nicolaï i (PvdD):

Voorzitter. De Eerste Kamer heeft een andere taak dan de Tweede Kamer. Wij moeten vooral letten op de uitvoerbaarheid van de wet en de motivering die daaraan ten grondslag ligt. Dat heeft ons ertoe gebracht, nadat we de rapporten van de deskundigen hebben gelezen, om te constateren dat aan één eis van uitvoerbaarheid niet voldaan is. In het rapport van Remkes staat: "Het eerste uitgangspunt is dat de invoering van het bindend correctief referendum de bevolking een reële mogelijkheid moet bieden om zich te kunnen uitspreken nadat het parlementaire wetgevingsproces is afgerond." Die reële mogelijkheid moet er zijn. Als die reële mogelijkheid er niet is, nemen we een wet aan die een fopspeen introduceert. Vanuit onze taak gezien mogen we dat eigenlijk niet.

Aan de andere kant constateren we allemaal dat we er erg voor zijn dat er een correctief referendum komt. Ik hoop toch echt dat we hier vanavond niet besluiten dat het weer klaar is en dat we het voorstel niet aannemen. Tegelijkertijd eisen we dat het percentage van 40% naar beneden gaat. Dat moeten we vanuit onze taak ook doen.

Even voor de goede orde: de Raad van State heeft zich niet op enig wetenschappelijk gedragsonderzoek gebaseerd. De Raad van State heeft een beslissing over de 40% genomen vanuit een soort balans die hij dacht te vinden tussen representatieve democratie aan de ene kant en het referendum aan de andere kant. Hetzelfde geldt denk ik voor degenen die verantwoordelijk zijn voor het amendement. Zij hebben dat onderzoek ook niet gedaan.

Ik kan mij niet voorstellen dat de Tweede Kamer niet gevoelig is voor deze argumenten, wanneer we laten zien dat wetenschappelijk onderzoek met zich meebrengt dat de drempel die Remkes erin aangebracht heeft de maximale drempel zou moeten zijn. Daarmee sluit ik me geheel aan bij de heer Kox. Ik kan me niet voorstellen dat de Tweede Kamer, als zij gewoon nadenkt over haar taak, daarin zou meegaan. Maar hoe komen we daar? Ik heb iets over een novelle gehoord. Ik zag ook de initiatiefnemer nee schudden. Ik heb iets gehoord over splitsing. Van de minister heb ik begrepen dat maar zeer de vraag is of die splitsing mogelijk is. Als jurist zeg ik dat die vraag ook bij mij opdoemt. Als je de rechtsgevolgen schrapt en alleen laat staan dat er een recht is om een referendum te houden, is niet geregeld wat er gebeurt als het referendum wordt aangenomen. Ik vraag mij ten zeerste af of dat een begaanbare weg is.

Er zijn dus twee onbegaanbare wegen. Laat ik nu eens proberen om een derde weg aan mijn collega's voor te leggen. U kent mij als iemand die zeer kritisch is en die altijd zal kijken naar de kwaliteit van een wetswijziging. De kwaliteit van dit wetsvoorstel is slecht. Maar dit is de eerste lezing. Ik kan mij ook voorstellen dat wij vandaag met ons allen — althans de partijen die ervoor zijn dat het correctief referendum inderdaad door moet kunnen gaan — zeggen: oké, het oordeel dat het voorstel niet deugt, parkeren wij even, want het voorstel komt weer terug in die tweede lezing. Concreet: waarom stemmen wij niet voor het voorstel? Dan geven wij de initiatiefnemer en de minister de gelegenheid om te bekijken of het proces in de Tweede Kamer op gang gebracht kan worden om te komen tot de verandering die nodig is om straks in de tweede lezing ook hier, in deze Kamer, met het oordeel over de kwaliteit van de wet, de wet erdoor te krijgen. Mijn voorstel is dus een derde weg. Geen novelle, geen splitsing, maar laten wij het voorstel gewoon aanvaarden. Laten wij vertrouwen op de kwaliteit van de Tweede Kamer. Die moet kunnen inzien dat wat men toen, onwetend van de deskundige adviezen, als grens heeft gesteld, moet worden aangepast.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nicolai. Dan is het woord aan de heer Ganzevoort voor een interruptie.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik dank de heer Nicolai voor het constructief meedenken over wat nu zou helpen, want wij delen heel veel van de problemen, denk ik. Maar ik snap zijn suggestie nog niet helemaal. Als hij zegt dat wij dit voorstel moeten aannemen, zegt hij dan dat hij hoopt dat de Tweede Kamer iets anders gaat doen? Want in tweede lezing komt het wetsvoorstel gewoon ongewijzigd terug.

De heer Nicolaï (PvdD):

Als het voorstel in tweede lezing ongewijzigd terugkomt, kunnen wij het voorstel op dat moment afstemmen. Ik kan de vraag terugspelen: wat verspelen wij in onze positie als wij vandaag zeggen: wij gaan, onder de conditie dat wij zelf vinden dat de Tweede Kamer haar verstand moet gaan gebruiken en hopen dat dit ook gebeurt, akkoord met dit voorstel? Wat verspelen wij dan?

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dat weet ik nog niet zo goed, maar ik snap niet wat het voorstel gaat opleveren. Want stel dat de Tweede Kamer zegt dat ze het voorstel aanneemt, dan komt in de tweede lezing toch gewoon het identieke voorstel terug?

De heer Nicolaï (PvdD):

Wat ik naar voren breng, is dat we ons nu niet moeten gaan buigen over de vraag of een novelle uitvoerbaar is en dat wij ons ook niet moeten gaan buigen over de vraag of een splitsing uitvoerbaar is. Wij moeten het voorstel maar even laten voor wat het is en zeggen: wij gaan ervoor, wij rekenen erop dat wat niet deugt aan de wet, alsnog wordt aangepast, en wij zien het wel wanneer het in de tweede lezing terugkomt.

De voorzitter:

De heer Ganzevoort. Derde.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Als ik het goed begrijp, dan hoopt de heer Nicolaï dat de Tweede Kamer spontaan met een novelle komt om het voorstel te verbeteren, maar vragen wij daar niet om.

De heer Nicolaï (PvdD):

De Tweede Kamer komt niet met een novelle. De initiatiefnemer komt met een novelle, of iemand anders in de Tweede Kamer komt met een novelle. Dat is inderdaad wat er zou moeten gebeuren.

De heer Kox i (SP):

Ik ben blij om dit te horen van collega Nicolaï. Zoals gezegd, is hij niet degene die als eerste opstaat om te vragen of er ergens een compromis is te vinden, maar in dit geval, juist omdat een meerderheid in beide Kamers dit referendum wil, maar er alleen over de modaliteiten grote onenigheid bestaat, is dit een mogelijkheid. Ik ben het eens met collega Nicolaï dat wij nu niet hoeven te beslissen wat wij moeten gaan doen, behalve als wij nu beslissen dat wij een novelle vragen, want dan hebben wij vier jaar vertraging; dat weten wij zeker. Als wij deze wet in eerste lezing goedkeuren en vervolgens het proces op gang komt waarbij wij aan verbetering kunnen bijdragen — waarbij de Tweede Kamer natuurlijk in the lead is — zijn er mogelijkheden zat om een oplossing te vinden, welke dan ook, die straks een meerderheid heeft. Of er wordt geen oplossing gevonden en dan zeggen partijen: dit is voor ons zo'n aangelegen punt dat wij tegen de wet stemmen. En dan komt de wet er niet.

De voorzitter:

U herhaalt in feite het voorstel van de heer Nicolaï nog een keer.

De heer Kox (SP):

Nee, het gaat erom of ik het zo goed begrepen heb.

De voorzitter:

Een kort antwoord: ja of nee.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ja, dat heeft de heer Kox goed begrepen. Het is goed dat hij zijn vraag stelde, want een extra argument in mijn voorstel is dat wij niet die vertraging van vier jaar oplopen.

De voorzitter:

Fantastisch. Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Hattem namens de fractie van de PVV.