Plenair Pouw-Verweij bij voortzetting behandeling Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19



Verslag van de vergadering van 19 februari 2021 (2020/2021 nr. 24)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.23 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Pouw-Verweij i (Fractie-Nanninga):

Dank u wel, voorzitter. Ten eerste bedank ik de minister voor zijn antwoorden. Toch bekruipt mij het gevoel dat ik tijdens zijn termijn niet heb zitten luisteren naar de antwoorden op alle door dit huis gestelde vragen. Ze vertoonden eerder tekenen van een herhaling van zetten.

Allereerst de noodzaak van de avondklok. De minister omschreef in zijn inbreng de mogelijke gevolgen die de opmars van onder meer de Britse variant van het virus in de toekomst kan hebben voor de bezettingsgraad van de ic's. Daarmee gaat hij niet in op de noodzakelijkheidsvraag die ik in mijn eerste termijn formuleerde. Hij betoogt hiermee dat er zich in de toekomst een scenario voor kan doen waarin maatregelen nodig zijn om de besmettingsgraad in het gareel te houden, niet waarom daar nú een acute noodzaak voor bestaat. Sterker nog, zoals ik reeds heb gesteld tijdens mijn eerste termijn, blijkt uit het tempo waarmee deze wet erdoorheen wordt gejast, dat het buiten werking stellen van dit huis, ook bij een acute noodsituatie, in de toekomst niet noodzakelijk hoeft te zijn. Waar de minister haast heeft, blijkt die haast ook heel realiseerbaar te zijn.

Mijn tweede vraag. In hoeverre kan het kabinet aantonen dat deze avondklok een effectief middel is om de besmettingen in te dammen? Ook deze vraag weet de minister niet overtuigend te beantwoorden. De minister kan blijven schermen met buitenlandse studies, maar zolang deze geen harde bewijzen omtrent de effectiviteit van enkel de avondklok bevatten, voldoet hij daarmee niet aan dit criterium. De minister kan schattingen van het OMT aanhalen, maar dat is en blijft niet hetzelfde als bewijs. En de minister kan een vermindering in het aantal reisbewegingen en een hoge nalevingsgraad aanhalen, maar hij bewijst daarmee niet dat die specifieke reisbewegingen relevant zijn voor de besmettingsgraad.

De minister kan, kortom, nog steeds niet aantonen hoe groot het effect van de avondklok is. Sterker nog, het feit dat de nalevingsgraad hoog ligt, bewijst eens te meer dat de wettelijke verplichting niet noodzakelijk is. Uit het feit dat het draagvlak voor de maatregelen groot is, kan men namelijk concluderen dat ook het dringende advies om na 21.00 uur binnenshuis te blijven, grotendeels zal worden opgevolgd. Dus zelfs indien ik mee zou gaan met de minister in zijn stelling dat de avondklok noodzakelijk en effectief is, dan nog kan deze geregeld worden op een veel minder ingrijpende wijze dan de wet die hier nu voorligt.

Ik concludeer dus dat de minister noch de noodzakelijkheid noch de effectiviteit van deze maatregel heeft weten aan te tonen. Daartegenover staat het feit dat deze maatregel onze burgers direct raakt in hun burgerlijke vrijheden. Wederom weegt de minister deze schending niet af tegen de vermeende voordelen van de maatregel. Dit alles in acht nemend blijft mijn fractie bij het besluit om tegen de voorliggende wet te stemmen.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Pouw-Verweij. Dan is het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.