Plenair Schalk bij debat over Verslag van de Tijdelijke commissie voorbereiding parlementair onderzoek effectiviteit anti-discriminatiewetgeving



Verslag van de vergadering van 22 februari 2021 (2020/2021 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.33 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Ik kan het niet genoeg benadrukken: discriminatie wijzen wij af. Dat heb ik duidelijk gemaakt bij de Algemene Politieke Beschouwingen, toen het erover ging of er een onderzoek zou moeten komen naar de situatie rond discriminatie. Het is een breed gedeeld punt van voortdurende zorg, ook in dit huis. Morgen komt er nog een motie van mijn hand in stemming om discriminatie tegen te gaan. Dat is de motie over het tegengaan van abortus op grond van handicap.

Bij die Algemene Politieke Beschouwingen, in het najaar van 2020, is dit alles ook aan de orde geweest, met name toen er gesproken werd over een parlementair onderzoek. Ik heb toen namens de fractie van de SGP gezegd dat wij het gevoel hadden dat we zonder goed onderling overleg bezig waren de fuik van een tijdelijke bijzondere commissie in te zwemmen, gericht op de vraagstelling, reikwijdte en noodzakelijkheid van het bedoelde parlementaire onderzoek. Dan is het besluit over een parlementair onderzoek eigenlijk een bijna gelopen race. Vandaag blijkt dat bewaarheid, althans er ligt nu een voorstel voor. Mijn fractie heeft enkele bedenkingen die voor ons zwaarwegend zijn.

Als eerste hebben we bezwaar tegen de suggestie dat er sprake zou zijn van discriminatie met een systemisch karakter. Laten we oppassen met die terminologie. Die doet geen recht aan de werkelijkheid. Dat zeg ik uiteraard met oog voor degenen die wel te maken hebben met voortdurende discriminatie, maar ook vanuit de zuiver staatsrechtelijke redenering dat je het niet met alles wat in de samenleving juridisch is geborgd eens moet zijn. Bijvoorbeeld vanuit geloofsovertuiging mag je daar iets van vinden, uiteraard behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Als tweede: mijn fractie vindt het een zware belasting van de staf van de Eerste Kamer, zeker op dit moment, terwijl er voorstellen liggen tot uitbreiding van de griffie in verband met de workload, mede veroorzaakt door de coronapandemie, een crisis die het uiterste vergt van de gehele staf. Waarom moet die extra belast worden met een onderzoek dat niet per se door deze Kamer hoeft te worden uitgevoerd?

Mijn derde punt is dat dit onderzoek een zware financiële belasting vormt. Uiteindelijk is dat wat afgezwakt, maar de begroting laat €735.000 zien. Samen met het vorige punt over de belasting van de staf blijft de vraag van de SGP of dit een taak is voor deze Kamer. Er wordt immers — daarmee kom ik op mijn vierde punt — ook een staatscommissie discriminatie en racisme ingesteld, die discriminatie zal onderzoeken. Dat was nog niet aan de orde op het moment dat we de Algemene Politieke Beschouwingen hielden. Nu deze staatscommissie wordt ingericht, is deze vraag extra prangend: waarom doorzwemmen in de fuik die is opengezet bij de Algemene Beschouwingen? En stel dat er in bepaalde gevallen toch sprake zou zijn van vormen van systemische discriminatie, is het dan niet juist de taak van de staatscommissie om die te onderzoeken en daar de vinger bij te leggen?

Voorzitter. Hiermee wil ik niet zeggen dat er geen goed werk is verricht is door de werkgroep die dit alles heeft voorbereid. Er zijn ook door mijn fractie punten aangereikt die heel goed verwerkt zijn in de totale opzet. Dat betekent dat het werk tot nu toe niet voor niets is geweest.

De heer Rosenmöller i (GroenLinks):

Misschien ook hier nu even voor de feiten: is het de heer Schalk bekend dat de Tweede Kamer voor de zomer van 2020 een motie aannam die gericht was op de instelling van een staatscommissie en dat de premier hier in oktober desondanks de woorden sprak zoals hij ze sprak?

De heer Schalk (SGP):

Zeker.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Waarom zegt u dan dat toen niet bekend was dat die staatscommissie er zou komen?

De heer Schalk (SGP):

Excuses, dat heb ik dan verkeerd verwoord. De toezegging dat die staatscommissie er komt, is naar mijn gevoel na onze Algemene Politieke Beschouwingen bij mij terechtgekomen, maar als dat veel eerder was, dan heb ik dat hier gewoon verkeerd verwoord.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ja, oké, dan heeft u dat dus verkeerd verwoord. Daarmee is de geschiedenis recht gedaan en ontvalt dus dit argument in uw betoog.

De heer Schalk (SGP):

Het valt nog te bezien of daarmee het argument vervalt, want hoewel de minister-president dat heeft gezegd, mag deze Kamer nog zelfstandig beslissen of die staatscommissie wel of niet voldoende zou zijn. Wat mij betreft zou dat in ieder geval een punt van overweging moeten zijn.

Ik zei al dat er goed werk is verricht in de totaalopzet en dat het werk niet voor niets is geweest. Het komt er nu echter wel op aan een keuze te maken. Mijn fractie stelt voor om het onderzoeksrapport vast te stellen en ter hand te stellen aan de staatscommissie die zich zal buigen over discriminatie en racisme. Ik weet dat de tijdelijke commissie geconstateerd heeft dat deze onderzoeken complementair aan elkaar zouden zijn — tegen mevrouw Nanninga zeg ik: zie pagina 9 van het verslag van de onderzoekscommissie — maar de vraag aan de tijdelijke commissie is of de regering ook vindt dat ze complementair zijn. Ik zie in deze stukken alleen staan dat de tijdelijke commissie dat vindt. Dit is wat mij betreft in ieder geval een reden te meer om het juist bij de staatscommissie te beleggen. Een kleine werkgroep vanuit deze Kamer zou vervolgens kunnen monitoren of de onderdelen die hier van belang geacht worden, op zorgvuldige wijze onderdelen zullen zijn van een breder onderzoek. Mijn vraag aan de tijdelijke commissie is of ook deze optie is overwogen en, zo ja, wat het resultaat van die overwegingen is. Kunt u dat nog duiden?

Voorzitter. In dit debat is aan de orde gesteld of alle leden van de tijdelijke commissie gehouden zijn om voorstander te zijn van een parlementaire onderzoekscommissie; die vraag werd opgeworpen door de heer Rosenmöller. Volgens mij is dat niet het geval. Dat was geen voorwaarde om deel te nemen aan de voorbereidingen voor dit rapport. Mijn fractie heeft bij haar tegenstem tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen aangegeven zich uiteraard constructief op te stellen. Dat geldt voor het traject tot nu toe en dat zal ook het geval zijn als dit voorstel wordt aanvaard, wat mij niet geheel onwaarschijnlijk lijkt.

Voorzitter. Ik zie uit naar de reactie van de tijdelijke commissie.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Als u mij toestaat, voorzitter, wil ik graag een toevoeging doen, al weet ik dat dit officieel niet mag. Ik ben er wel enigszins bij betrokken. Ten eerste vind ik dat de heer Schalk een mooie inbreng had.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel.

De voorzitter:

De eerste keer!

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Nou, hij heeft wel vaker wat goeie dingen. Ik dacht: laat ik eens een compliment uitdelen. Even terug naar dat complementair zijn. Ik had gevraagd aan mevrouw Nanninga of de minister het ook complementair vond en niet of de tijdelijke commissie het complementair vindt, want dat geloof ik wel. Het gaat me dus om de minister, dat even ter verduidelijking.

De voorzitter:

Waarvan akte.

De heer Schalk (SGP):

Dat is een heel goede vraag, maar dat is precies de vraag die ik zojuist ook heb gesteld. Ik heb tegen mevrouw Nanninga gezegd dat in het onderzoeksrapport staat dat de commissie het complementair vindt. Ik vroeg of de regering — en volgens mij hoort de minister daarbij — diezelfde mening is toegedaan.

De voorzitter:

U bent het eens.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering tot 16.00 uur.