Plenair Rombouts bij behandeling Samenvoegingen van gemeenten



Verslag van de vergadering van 6 juli 2021 (2020/2021 nr. 44)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.41 uur


De heer Rombouts i (CDA):

Meneer de voorzitter. In andere West-Europese landen legt men de puzzel in een of hooguit twee keer. In ons land leggen wij al 200 jaar lang elk jaar enkele puzzelstukjes en nog zijn we niet klaar. Ik wacht even tot de minister weer in beeld is. In de jaren tachtig van de vorige eeuw heb ik onderzoek gedaan naar de manier waarop in Nederland, België, Denemarken en Zweden gemeentelijke herindelingen tot stand werden gebracht. Een van de opmerkelijkste uitkomsten was dat in de drie genoemde landen een algemeen proces van schaalvergroting heeft plaatsgevonden, waarbij het gehele land in één keer — Denemarken — dan wel in twee fasen — België en Zweden — heringedeeld is.

Opeenvolgende regeringen in Nederland hebben daarentegen een meer geleidelijke aanpak gevolgd, in dier voege dat over een lange reeks van jaren steeds grotere of kleinere regio's onder de loep zijn genomen. In België bijvoorbeeld werd het aantal gemeenten in één klap van zo'n 2.400 naar 600 teruggebracht, in Denemarken van ruim 1.000 naar minder dan 300. In Zweden daalde het aantal gemeenten in twee grote klappen van 2.500 naar 300. In deze aantallen is sinds de zeventiger en de tachtiger jaren van de vorige eeuw nauwelijks verandering gekomen, met uitzondering van Denemarken, waar in 2007 door een nieuwe grootschalige herindeling het aantal gemeenten andermaal aanzienlijk gereduceerd is, van een kleine 300 naar nu iets minder dan 100, om precies te zijn 98.

Deze grootschalige ingrepen in onze nabuurlanden, waarbij het gehele land op de schop ging, vergden globaal een periode van tien à vijftien jaar. Vergelijken we dit met de aanpak in ons land, dan zien we dat wij in Nederland er bewust voor hebben gekozen, steeds kleine regio's her in te delen. Ik noem een paar voorbeelden. Het eiland Walcheren, het Land van Heusden en Altena, de Zaanstreek, Zuid-Limburg, en in latere jaren soms gehele provincies, zoals Friesland, Noord-Brabant en Groningen. Telkens ging het hier om een relatief soms uiterst klein gedeelte van ons land, weliswaar met ongeveer hetzelfde resultaat. Want sinds het begin van de negentiende eeuw liep het aantal gemeenten in ons land terug van ruim 1.200 naar nu ruim 300.

Maar deze kleinschalige herindelingen vergden elk op zich ook steeds tien jaar. De laatste 25 jaar ging het hierbij alleen al om 98 wetsvoorstellen, waarbij in de gemeenten die opgeheven werden steeds dezelfde pijn werd gevoeld als bij de grootschalige ingrepen in België, Denemarken en Zweden. Met dit verschil dat in die andere landen de pijn in één keer in een relatief korte periode van tien jaar gevoeld werd, terwijl bij ons de pijn elke keer in een ander klein gedeelte van het land gevoeld wordt. Dit dus al meer dan twee eeuwen lang. Nog steeds, want hedenochtend zijn we getuige geweest van de aanbieding van een petitie door de inwoners van Schaijk. Maar bijvoorbeeld in België zei de toenmalige verantwoordelijke minister uit het kabinet-Tindemans: wij kiezen voor de politiek van de kortste pijn, in plaats van die van een jarenlange lijdensweg. Opeenvolgende kabinetten in ons land hebben de laatste decennia bewust gekozen voor een aanpak van onderop. Voorheen kwamen gemeentelijke herindelingen nog wel van bovenaf tot stand, meer concreet: onder regie van de provinciale besturen, al dan niet op instigatie van de minister van Binnenlandse Zaken. Sinds lange tijd is deze beleidslijn verlaten en ligt het initiatief bij de betrokken gemeenten zelf.

De CDA-fractie heeft deze beleidslijn steeds gesteund, omdat ook zij groot belang hecht aan het oordeel van de gemeentebesturen in kwestie en het draagvlak onder de inwoners van de samen te voegen gemeenten. Toch zou ik van deze demissionaire minister graag een reflectie ontvangen op mijn stelling dat draagvlak niet het enige criterium kan en mag zijn.

Deze vraag dringt zich ook op als we wat dieper inzoomen op een of liever gezegd twee van de drie samenvoegingsvoorstellen van vandaag, namelijk het voorstel betreffende het Land van Cuijk en het voorstel betreffende de gemeenten Landerd en Uden. Of misschien beter gezegd: als we met een helikopterview kijken naar de regio waarvan deze twee subregio's deel uitmaken, Noordoost-Brabant en Noord-Brabant. Meer specifiek zou ik de minister willen vragen hoe zij met de kennis van nu, terugblikt op de versnipperde aanpak van de gemeentelijke herindeling van dit gebied in de laatste twintig jaar.

Na de grote herindelingsoperatie in Brabant uit de negentiger jaren, waarbij de gehele provincie betrokken was, volgde in 2003 de samenvoeging van Ravenstein en Oss. In 2011 volgde de fusie van Oss en Lith. In 2015 werd de gemeente Maasdonk opgeheven, waarbij haar kernen werden toegevoegd aan de gemeenten 's-Hertogenbosch en Oss. In 2017 gingen de voormalige gemeenten Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel vrijwillig op in de nieuwe gemeente Meierijstad. En nog maar begin dit jaar werd de nog jonge gemeente Haaren alweer opgesplitst over Boxtel, Oisterwijk, Vught en Tilburg.

Zijn daarbij naar het oordeel van deze minister achteraf bezien wel steeds de juiste keuzes gemaakt? Had het provinciaal bestuur niet meer regie vergund moeten worden? Had een meer integrale aanpak de onvrede onder een groot deel van de inwoners van Schaijk en de frustratie bij het gemeentebestuur van Oss over het bij Uden indelen van Schaijk, kunnen voorkomen? Had door een strakkere sturing van bovenaf, het late aansluiten van Grave niet eveneens voorkomen kunnen worden? Is naar het oordeel van de minister de herindeling van Noordoost-Brabant nu afgerond? En zo ja, bevestigt de minister hiermee dan de status van het zelfstandige Boekel als het trotse Brabantse zusje van dat onverzettelijke dorpje in Gallië uit de boeken van Asterix en Obelix?

De heer Van Hattem i (PVV):

Over dat laatste ben ik het absoluut eens met de heer Rombouts. Het gaat mij meer om de strakkere sturing vanuit de provincie die door de heer Rombouts van het CDA wordt bepleit. Bij de herindeling van Uden en Landerd hebben we gezien dat de provincie zich er eigenlijk heel makkelijk van af heeft gemaakt door een briefje te sturen, zo van "prima, we hebben geen bezwaren bij deze herindeling". Welke strakkere rol had de heer Rombouts dan voor ogen gehad bij deze ontwikkeling?

De heer Rombouts (CDA):

De heer Van Hattem kent zijn klassiekers beter dan ik. Hij kent het beleidskader gemeentelijke herindelingen volgens mij veel beter dan ik. De provincie heeft geen positie in dat beleidskader en dus gaat het vaak nog maar om een briefje, zo van "we hebben het gezien en het lijkt ons ook wel wat". Vroeger, nog maar 20, 25 jaar geleden, had de provincie een nadrukkelijke regierol. Die werd ook geaccepteerd. Die stond toen in de beleidskaders. Toen ging een gedeputeerde, vaak voorafgegaan door een onderzoekscommissie, kijken naar de vraag wat het beste was. U hebt zelf de commissie-Schampers al genoemd. Het draagvlak was daarbij één argument, maar niet het doorslaggevende argument. Er kwamen ook andere zaken aan de orde. Ik ga die dadelijk nog noemen, maar denk aan vragen als "wat kan de positie van zo'n nieuwe gemeente in de regio zijn?" en "kan die nieuwe gemeente de problemen aan waar de inwoners zich nu, morgen en overmorgen mee geconfronteerd zien?"

De heer Van Hattem (PVV):

Is er dan geen sprake van een stukje bestuurlijke willekeur? De provincie kan er immers nog steeds bovenop zitten als zij dat wil. Daar heeft de wet ook altijd nog voldoende mogelijkheden voor. We hebben het onlangs bijvoorbeeld nog gezien bij het herindelingsplan rond Nuenen en Eindhoven. Dat is uiteindelijk afgeketst omdat er in Provinciale Staten geen draagvlak meer voor was, maar als de provincie dat echt wil en als er een politieke wens daartoe is, dan kan de provincie onder de huidige wetgeving nog steeds doorpakken. We hebben bijvoorbeeld ook gezien dat …

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Van Hattem (PVV):

Ziet de heer Rombouts dat die mogelijkheden er toch zijn en dat het ook een stukje politieke opportuniteit is?

De heer Rombouts (CDA):

U noemt dat politieke opportuniteit, ik noem dat verlegenheid. Ik zie een minister die druk is met andere dingen en met andere onderwerpen in haar portefeuille en die denkt: als het zo voorbereid is van onderop, wat zal ik er dan nog op ingrijpen? En dat doet een provinciaal bestuur precies hetzelfde. Dat komt mede doordat partijen als de uwe zo'n zwaar gewicht leggen op dat draagvlakcriterium en zeggen: alleen als de inwoners het willen, mag het gebeuren. Daardoor is er de laatste twintig jaar van lieverlee een beleidskader ontstaan waarbij dat draagvlakcriterium zo overheersend is geworden dat argumenten van sociaal-economische en sociaal-culturele aard nauwelijks nog een rol spelen. En dat is heel jammer. Ik ben zelf zo'n twintig jaar voorzitter geweest van de regio waar het nu over gaat …

De voorzitter:

Dank u wel. Wilt u afronden, voordat we helemaal het verleden in gaan duiken met elkaar? Meneer Van Hattem, is uw vraag beantwoord?

De heer Van Hattem (PVV):

Nog heel kort. Ik ga niet de commissie-Huijbregts en alles er nog bij halen, want dat wordt misschien iets te veel van het goede.

De voorzitter:

Zeker.

De heer Van Hattem (PVV):

Het punt is dat de heer Rombouts zegt dat wat hem betreft de provincie een meer sturende rol moet hebben in plaats van dat de rol van onderop moet komen vanuit de gemeenschap zelf waar het draagvlak gevonden moet worden. Is dat de juiste conclusie die ik uit het betoog van de heer Rombouts kan trekken?

De heer Rombouts (CDA):

Heel goed, ja.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Rombouts (CDA):

Ik heb een aantal vragen aan de minister gesteld. Erkent of bevestigt zij eigenlijk ook de status van dat ene dorpje dat nog overblijft als een zusje van dat dorpje uit het boek van Asterix en Obelix? Of zou de minister haar opvolger aanraden in het beleidskader gemeentelijke herindeling in de toekomst de regierol van het provinciaal bestuur enigermate te versterken om zodoende in de argumentatie onder toekomstige herindelingsvoorstellen naast dat draagvlakcriterium ook aspecten als de versterking van de regio en het samen met andere grotere gemeenten in de regio opgewassen zijn tegen de grote uitdagingen van morgen, een steviger rol te laten spelen?

Tot slot. Een groot gedeelte van de inwoners van Schaijk had hun dorp om respectabele redenen liever bij Oss ingedeeld gezien. Zij verwijten hun gemeenteraad maar inmiddels ook deze minister en de Tweede Kamer en na de stemming volgende week waarschijnlijk ook deze Kamer, dat hun nooit expliciet de vraag is voorgelegd of ze met Oss of met Uden samengevoegd wilden worden. Zoiets had nou bij regie van de provincie juist uit de verf kunnen komen. Kan de minister deze inwoners van Schaijk de garantie geven … Vaak krijg je dan als antwoord dat garanties niet gegeven kunnen worden maar wat betreft deze vraag kun je wel een garantie geven, want het gaat niet om de inhoud maar om het proces. Dus kan de minister hun de garantie geven dat de door de Tweede Kamer afgedwongen evaluatie geen doekje voor het bloeden zal zijn maar een onbevooroordeelde analyse van de effecten van de gekozen indeling, de nieuwe indeling, voor het bestuur van de nieuwe gemeente en niet te vergeten de belangen, de dienstverlening voor de burgers van Schaijk?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rombouts. Dan geef ik het woord aan de heer Koole namens de fractie van de Partij van de Arbeid.