Plenair Verkerk bij voortzetting behandeling Goedkeuringswet vijfde verlenging geldingsduur Tijdelijke wet maatregelen covid-19



Verslag van de vergadering van 17 mei 2022 (2021/2022 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.06 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Verkerk i (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil graag beginnen met het bedanken van de minister en zijn ambtenaren voor het vele werk dat zij in de afgelopen maanden hebben verzet. Ik ben ook dankbaar voor de inzet die gepleegd is om te komen tot permanente wetgeving.

Voorzitter. Ik ben een langeafstandsloper. De afgelopen week heb ik in het Heuvelland een trail gelopen van pakweg 20 kilometer met 600 hoogtemeters. Dat is een geweldige aanslag op je beenspieren. Ook heb ik enkele marathons gelopen met vele hoogtemeters. Een van de grootste uitdagingen bij het lopen van lange afstanden ligt op het gebied van voedsel en vocht. Iedere loper wil voorkomen dat hij de man met de hamer tegenkomt. Die uitdrukking, "de man met de hamer", is symbolisch voor het noodlot dat iemand kan achtervolgen. De Franse cartoonist René Pellos tekende de man met de hamer als een mythische figuur die de reuzen van de weg — dat sloeg in dat geval op de wielrenners van de Tour de France — buiten westen slaat. De man met de hamer is de angst van elke langeafstandsloper. Het heeft te maken met het opraken van de hoeveelheid koolhydraten, waardoor het lichaam moet overgaan naar voornamelijk vetverbranding, met als gevolg dat je je heel beroerd voelt en je nauwelijks meer vooruitkomt. Om dat te voorkomen moet je voldoende eten. Je moet tijdig eten. In de praktijk betekent dat dat je moet eten als je nog geen honger hebt. Daarnaast moet je ook anders gaan trainen. Voorzitter. Ik vertel dit verhaal omdat deze twee elementen, eten als je geen honger hebt en anders trainen, overeenkomen met de eerste twee aanbevelingen van het WRR/KNAW-rapport Navigeren en anticiperen in onzekere tijden. Dat rapport schetst vijf scenario's. Het kabinet heeft vier van die scenario's overgenomen. Het is begrijpelijk dat ze er één hebben laten vallen. De vier scenario's zijn het verkoudheidsscenario, het griep+-scenario, het continuïteitsscenario en het worstcasescenario. In de eerste twee scenario's zijn geen verplichtende maatregelen nodig, terwijl in de laatste twee daar wel rekening mee moet worden gehouden.

Dit rapport formuleert vier hoofdaanbevelingen. De eerste is: anticipeer op de verschillende scenario's. Het tweede is: zet in op een brede maatschappelijke schokbestendigheid. Het derde is: verbind de herstelopgaven met de aanpak van langetermijnvraagstukken. En het vierde is: bescherm de waarden van de rechtsstaat. Wat betreft de vijfde en zesde verlenging zijn met name de eerste, de tweede en de laatste hoofdaanbeveling van belang.

Voorzitter. De eerste aanbeveling is: anticipeer op de verschillende scenario's. Het goede nieuws is dat de huidige omikronvariant minder mensen ernstig ziek maakt, ondanks zijn hoge besmettelijkheid. Door de combinatie van vaccinatie en natuurlijke immuniteit is het gemiddelde aantal ziekenhuis- en ic-opnames per dag sterk gedaald. Het aantal patiënten in het ziekenhuis en op de ic is gedaald tot respectievelijk circa 500 en circa 40. Dit goede nieuws doet niets af aan de aanbevelingen van de WRR en de KNAW om te anticiperen op de verschillende scenario's, temeer daar deskundigen, virologen, blijven benadrukken dat we niet van corona af zijn en dat meer ziekmakende vormen gemakkelijk weer de kop kunnen opsteken.

Het belang van anticiperen wil ik ook benadrukken vanuit de kennis die we hebben over de gevolgen van long covid. Volgens een recente schatting van het Nivel — dat is een schatting van gisteren; het is gisteren in een persbericht naar buiten gekomen — heeft 20% tot 37% van de covidpatiënten last van long covid. Deze range hangt af van welke definitie van "long covid" je precies hanteert. Het gaat hier om veel burgers. Het gaat hier om burgers, mensen zoals u en ik, die worstelen met de gevolgen van long covid. In sommige gevallen zijn die gevolgen gewoon dramatisch. Onze fractie denkt hierbij ook aan de opmerking van de Raad van State dat het "zonder meer laten vervallen van de Twm op aanzienlijke bezwaren stuit". Ook merkt de raad op dat de kans dat de wetgever dan vanwege het ontbreken van de wettelijke grondslag opnieuw te laat ingrijpt, aanzienlijk is. De raad acht dat risico onverantwoord, gezien de potentiële ernstige gevolgen.

Voorzitter. Langeafstandlopers eten als ze geen honger hebben. Anticiperen op de verschillende scenario's betekent ook dat er wetten moeten worden aangenomen die nu, in deze actuele situatie, misschien niet nodig zijn. Trouwens, het betreft maatregelen die we zelf aan en uit kunnen zetten.

Voorzitter. De tweede hoofdaanbeveling heeft betrekking op de maatschappelijke schokbestendigheid. De fractie van de ChristenUnie is blij dat het kabinet inzet op het openhouden van de samenleving en op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en samenlevingsverbanden. Onze fractie heeft meerdere keren voor dat laatste gepleit. De vraag van onze fractie is: wat gaat het kabinet de komende maanden doen om die brede maatschappelijke schokbestendigheid te vergroten? Of misschien moet ik het anders formuleren: hoe stimuleert het kabinet de samenleving om haar eigen verantwoordelijkheid te nemen? Het kabinet moet dat natuurlijk deels met haar doen. En wat betekent dat voor de dialogen die het kabinet voert en voor zijn mediacampagnes?

Voorzitter. Onze fractie beseft dat dit een pleidooi is voor schokbestendigheid op een moment dat burgers genieten van hun vrijheid, dat de vliegvelden de grote mensenmassa's niet aankunnen en dat complottheoretici vol op het orgel gaan. Het gaat ook om schokbestendigheid in een context waarin de slogan "samen houden we corona onder controle" zijn langste tijd heeft gehad. De sociale en maatschappelijke kosten van de coronacrisis zijn zo groot dat we niet met droge ogen kunnen beweren dat we corona onder controle hebben gehouden, kunnen houden of zullen houden. Als onze fractie de vraag stelt naar het hoe van die brede maatschappelijke schokbestendigheid, dan gaat het haar niet alleen om harde maatregelen in de vorm van wetten, AMvB's et cetera, maar ook om de vele softe aspecten, juist ook in sociale relaties. Dan gaat het ook om vertrouwen en solidariteit. Het gaat om vertrouwen in de politiek, in universiteiten en in instituten. Het gaat om solidariteit met kwetsbare medeburgers. In dit verband wil ik speciaal een vraag stellen aan de minister. We zien dat op de CAS- en de BES-eilanden de vaccinatiegraad relatief laag is. Welke additionele maatregelen gaat de minister daar treffen?

Voorzitter. Langeafstandslopers trainen op een laag tempo. Dat is heel bijzonder, want je traint op zo'n tempo dat je eigenlijk denkt: ik word niet moe. Toch is dat belangrijk. Het is ook heel moeilijk om dat te leren. Het adagium is: door langzaam te trainen, ga je harder. Anders gezegd: als je langzaam loopt tijdens het trainen, ga je uiteindelijk harder bij een wedstrijd. Dat leidt tot de vraag hoe je als samenleving een brede schokbestendigheid kunt ontwikkelen door langzaam te trainen zodat je snel kunt reageren bij de opkomst van nieuwe varianten. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Daarmee kom ik tot de vierde hoofdaanbeveling: bescherm de waarden van de rechtsstaat. De Raad van State is helder op dit punt. Om te voorkomen dat de Twm nog vele malen moet worden verlengd, acht de afdeling het noodzakelijk dat zo spoedig mogelijk wordt voorzien in een permanente wet. Ik verwijs ook naar de motie-Tielen in de Tweede Kamer en de motie-De Boer van onze Kamer, waarin wensen van gelijke strekking werden uitgedrukt. De minister schetst in zijn brief van 4 mei de hoofdlijnen van een eerste tranche van de aanpassing van de Wpg. In de visie van de minister zal deze wet de grondslagen voor het nemen van maatregelen zoals veilige afstand, openstelling van publieke plaatsen, evenementen en quarantaine van inreizigers bevatten. Kan de minister toezeggen dat alle maatregelen waarbij grondrechten in het geding zijn, alleen geactiveerd kunnen worden met de toestemming van beide Kamers? Kan de minister ook toezeggen dat bij de democratische controle het huis van Thorbecke gerespecteerd wordt? We hebben de Kamer, de provincies en de gemeenten, en op die niveaus vindt de democratische controle plaats. En hoe wil de minister de aan onze fractie gedane toezegging T03144, over regionale COVID-19-maatregelen bij een regionale uitbraak, in deze eerste tranche verwerken?

Voorzitter. Ik zou u, de minister en mijn collega's graag willen uitnodigen om eens een mooie trail te lopen in het heuvelland van Limburg, niet alleen om u te overtuigen dat dat toch echt het mooiste stukje is van Nederland — want daar bent u al van overtuigd, denk ik — maar vooral om u te laten ervaren dat je moet eten als je geen honger hebt en dat je langzaam moet trainen om harder te lopen. In dit debat gaat het uiteindelijk om de bloei van elke burger en de bloei van de hele samenleving. Dat vraagt om een rechtsstatelijke benadering met permanente wetgeving.

Onze fractie ziet uit naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Verkerk.

De heer Van Dijk i (SGP):

Mijn gewaardeerde collega Verkerk begon met een heel mooi beeld. In dat licht heb ik de volgende vraag. Is het niet bij uitstek een taak van de Eerste Kamer om op een bepaald moment die man met de hamer te zijn die tegen het kabinet zegt: "Kabinet, die vergaande bevoegdheden waren weliswaar nodig, maar ze zijn nu, in de huidige omstandigheden, niet meer noodzakelijk, niet meer proportioneel. Oftewel, deze Twm kan nu niet meer"? Heeft u ook oog voor die notie?

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Ik kan geen rechtsstatelijke formuleringen bedenken waarin naar voren komt dat de Eerste Kamer de man met de hamer vertegenwoordigt. Ik heb dit beeld gebruikt om te focusseren op twee punten. Ik heb het gebruikt om te focusseren op het feit dat je voedsel moet nemen voordat je honger krijgt — je moet echt anticiperen op wat er gebeurt — en ten tweede dat je je anders moet voorbereiden. Dat waren mijn twee hoofdpunten. Als u het ook wilt gebruiken als symbool dat de Eerste Kamer soms nee zegt, dan is dat inderdaad de functie van de Eerste Kamer. Het gebeurt soms dat een wet die de Tweede Kamer heeft aangenomen door deze Kamer wordt verworpen. Dat is in die zin inderdaad een functie van deze Kamer.

De heer Van Dijk (SGP):

Dat vetorecht snap ik inderdaad, maar mijn punt is meer dan symbolisch. Is het niet bij uitstek ook een taak van de Eerste Kamer om er alert op te zijn dat bevoegdheden, ingrijpende bevoegdheden, niet boven de markt, boven grondrechten blijven hangen, maar dat er een moment kan zijn om te zeggen: dit is niet meer proportioneel en niet meer noodzakelijk, dus stop er nu mee? Dat hoor ik heel weinig terug in uw betoog. Is uw betoog in wezen niet bijna volledig gestoeld op de redenering "voor het geval dat"? En is dat dik genoeg om opnieuw in te stemmen met de verlenging van de Twm?

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Als u zegt dat mijn betoog gestoeld is op "voor het geval dat", dan moet ik u toch zeggen dat er heren zijn die veel wijzer zijn dan ik, zowel bij de Raad van State als bij de WRR en de KNAW, die zeggen dat je je echt moet voorbereiden. Ten tweede heb ik bij de beoordeling van de toekomstige wet van de minister de garantie gevraagd dat als onze grondrechten in het geding zijn, het parlement daarover beslissende zeggenschap heeft. Daarmee wil ik die grondrechten juist beschermen.

De heer Janssen i (SP):

Laat ik eerst zeggen dat ik blij ben met de vraag van de heer Verkerk aan de minister om de bepalende zeggenschap voor het parlement, Tweede en Eerste Kamer, ook voor de nieuwe wetgeving vanaf september te laten gelden. Ik denk dat dat grote winst is. Dat hebben we met elkaar bevochten, dus ik denk dat dat een hele mooie vraag is. In de tweede vraag zit een metafoor. U zegt: eten zonder honger. Over het algemeen is dat voor mij niet heel vaak het probleem, en dat is waarschijnlijk juist het probleem. Maar u wijst in uw metafoor wel op een heel eenzijdig dieet, namelijk de Twm. Mijn vraag is: zou dat ook niet met iets anders kunnen, moet dat echt de Twm zijn?

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Ik heb deze metafoor gebruikt omdat vandaag de vijfde en de zesde verlenging aan de beurt zijn. De vraag is: zou dat een ander dieet kunnen zijn? Ja, het kan het dieet zijn van noodverordeningen. De regering kan noodverordeningen heel snel nemen. Het gigantische nadeel is dat er geen directe democratische controle zit op noodverordeningen. Daarom heeft dat niet de voorkeur van onze fractie. Ik verwijs ook naar het gezaghebbende argument van de Raad van State — het is in ieder geval een zeer gezaghebbend instituut — die zegt dat hij het onverantwoord vindt om nu zomaar de Twm af te stemmen. Ik ben het met u eens ... Onze fractie heeft al driekwart jaar of misschien wel een jaar geleden gevraagd om definitieve wetgeving. Onze fractie heeft ook kritiek geuit op de vorige minister dat die wetgeving er nog niet lag. De huidige minister zegt: ik ga met een nieuwe wet komen. Een aantal maanden na zijn aantreden denk ik: daar ben ik blij om. Ik nodig hem uit een aantal punten in die wet op te nemen. Dan draagt het niet bij aan het debat om de minister te verwijten dat dat lang heeft geduurd. Dit zijn een aantal argumenten voor onze fractie waarom wij dit, in uw woorden, een goed dieet vinden.

De heer Janssen (SP):

Ik heb deze minister niet verweten dat het lang geduurd heeft. Ik heb ook naar de periode van voor zijn aantreden verwezen, en naar de toezeggingen die toen zijn gedaan. Maar ik stel dus vast dat ook de heer Verkerk zegt: het zou ook op een andere manier kunnen. U kiest echter voor de Twm omdat u dat in democratisch opzicht beter vindt en beter te controleren vindt. Maar u zegt: het zou ook op een andere manier kunnen, met de noodverordeningen die dan heel kortdurend, waar ze voor bedoeld zijn, de crisissituatie kunnen bestrijden. Heel snel daaropvolgend kan er dan definitieve wetgeving komen. Dat is natuurlijk de vraag die voorligt. Dat dat voor 1 september is, vind ik jammer, want we hadden dat liever eerder gezien. Daar ben ik het met de heer Verkerk eens. Mijn conclusie is dan: het kan anders, maar de ChristenUnie kiest op dit moment voor de Twm, net als de VVD. Dat kan ik ook billijken.

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Ik wil toch wel benadrukken dat het ook anders kán. Maar wij willen ook spreken over "juridische hygiëne". Die term komt niet van mij en ik ben geen jurist, dus ik neem die term alleen heel voorzichtig in de mond. Maar ik zeg wel dat ik liever een tijdelijke wet heb die wij keurig democratisch hebben vastgesteld, dan dat ik moet teruggrijpen op noodverordeningen en spoedwetten. Want spoedwetten zijn ook niet altijd even charmant. Immers, de tijd die we hebben om zo'n wet te bestuderen, is altijd krap. Dat is de essentie van een spoedwet. Dus met het oog op "juridische hygiëne" heb ik liever een tijdelijke wet die nog een paar maanden langer werking heeft, met tegenzin. Die heb ik echter liever dan dat ik ga vertrouwen op spoedwetten of noodverordeningen.

De heer Van Hattem i (PVV):

Volgens mij is deze tijdelijke wet destijds ook juist als spoedwet bij het parlement neergelegd. Dus waarom heeft de heer Verkerk van de ChristenUnie dan wel zo veel vertrouwen in deze tijdelijke spoedwet, die hier nu nog altijd om de haverklap als spoedwet wordt verlengd?

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Mijn fractie heeft eerst zeer haar best gedaan om deze spoedwet juist wel heel goed te bestuderen en daar een gedegen reactie op te geven. En het tweede is: wij hebben deze wet al een aantal keren verlengd. Dus alle plussen en minnen van deze spoedwet kennen we allemaal. Wat dat betreft geldt ook nu weer dat we voldoende tijd hebben gehad voor de voorbereiding van dit debat, veel meer dan bij een aantal andere spoedwetten. Dus eerlijk gezegd begrijp ik uw argument niet helemaal.

De heer Van Hattem (PVV):

De heer Verkerk gaf net zelf aan dat hij niet op spoedwetten zit te wachten en daar geen vertrouwen in heeft. Maar deze wet is dus, zoals ik al zei, ook een spoedwet. En de minister gaf zelf aan dat ook nog altijd de route mogelijk is om met een spoedwet te komen als dat nodig zou zijn. Ik zit er zelf ook niet op te wachten, maar als het nodig zou zijn, zou je in theorie de tekst van deze wet, die dus al goed door de heer Verkerk en zijn fractie is bestudeerd, opnieuw kunnen invoeren. Dus wat staat er dan aan in de weg om deze wet nu aan de kant te schuiven en die weer in het leven te roepen indien nodig en als het echt nodig zou zijn?

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Een heel essentieel stuk van mijn verhaal ging over de aanbeveling van de WRR, die zegt: anticipeer op alle scenario's en niet alleen op het eerste en het tweede scenario. Met mijn bijdrage heb ik willen zeggen dat we moeten anticiperen op alle scenario's. En ik noemde de term "juridische hygiëne". Met het oog daarop heb ik liever een tijdelijke wet die wij verlengen, dan dat wij gaan voor spoedwetten of noodverordeningen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

De heer Verkerk heeft het over "alle scenario's". De huidige spoedwet, die nu steeds verlengd wordt, is op dit moment gewoon een lege huls. Er zit bijna niets meer in. Dus in hoeverre worden die scenario's daarmee nog daadwerkelijk ingevuld? Of is dit alleen maar een nietszeggend verhaal waar een vervolg aan wordt gegeven omdat het een verlenging is van de tijdelijke wet, terwijl er inhoudelijk, materieel helemaal niks meer in zit? Dus in hoeverre worden die scenario's daarmee dan nog recht gedaan?

De heer Verkerk (ChristenUnie):

De heer Van Hattem zegt dat we te maken hebben met een lege huls. Die karakterisering vind ik geen recht doen aan de feitelijkheid van de wet en aan de maatregelen die de minister voorstelt in de toekomstige wet. Dat heeft juist ook te maken met het feit dat we weten dat we bij het bestrijden van virussen twee dingen moeten doen. In de eerste plaats moeten we binnen de regio voorkomen dat mensen elkaar besmetten. En in de tweede plaats moeten we proberen te voorkomen dat de besmetting van de ene regio naar de andere regio overgaat. Dat zijn de twee hoofdwetten. Die twee hoofdwetten zie ik terug in de wat meer beperkte toekomstige wet die de minister schetst en ook in de huidige Twm. Daarom denk ik: beter dat, dan niets. Zouden wij meer wensen hebben? Ja, misschien wel, maar zo heb ik me niet voorbereid op dit debat. Want het debat gaat over deze wetten en over de brieven van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Nanninga namens de Fractie-Nanninga.